Sector strafrecht
parketnummer: 16/656253-12; 16/610040-10 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2012
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: op 6 september 2012 samen met een ander heeft geprobeerd om aan
[Aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 1 subsidiair: op 6 september 2012 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen die [Aangever 1];
Feit 2 primair: op 6 september 2012 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [getuige 2];
Feit 2 subsidiair A: op 6 september 2012 [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
Feit 2 subsidiair B: [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij ten aanzien van feit 1 met name op de verklaringen van aangever en getuigen en ten aanzien van feit 2 op de verklaringen van aangever en getuigen, de medische verklaring betreffende aangever [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair A en 2 subsidiair B ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de in het dossier aanwezige verklaringen de betrokkenheid van verdachte, zoals aan hem is tenlastegelegd, niet kan worden vastgesteld.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 subsidiair
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van de getuigen [getuige 3][woonplaats] en [getuige 4][woonplaats] over wat er is gebeurd, zijn gebaseerd op hetgeen aangever [Aangever 1] daarover aan hen heeft verteld. De verklaring van aangever [Aangever 1] dat er een jongen hem de weg versperde en een andere jongen hem een high-kick tegen zijn helm probeerde te geven wordt niet ondersteund door een andere getuige die dit uit eigen waarneming heeft verklaard, dan wel een ander zelfstandig bewijsmiddel. Daar komt bij dat volgens het door aangever [Aangever 1] opgegeven signalement de dader die hem een trap probeerde te geven
-welke persoon volgens het signalement de medeverdachte zou zijn geweest- een witte pet droeg met daarover heen iets van een zwarte capuchon. Dit signalement strookt niet met het door de politie opgemaakte proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat de medeverdachte toen hij werd aangehouden een zwarte pet met voorop het logo van de Chigago Bulls en een rode klep op had. Gelet op de omstandigheid dat de verklaring van aangever niet uit eigen waarneming door een andere getuige wordt ondersteund, alsmede gelet op voornoemde inconsistentie tussen het door aangever gegeven signalement en het uiterlijk van de medeverdachte ten tijde van zijn aanhouding, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze feiten vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 2 primair
Aangever [Aangever 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zich op 6 september 2012 samen met [getuige 2] en [getuige 1] bij de surfvijver in [woonplaats] bevond. Samen met [getuige 2] bevond hij zich in zijn tent. Aangever hoorde dat een man zei dat hij wilde zien wie er in de tent was. Hierop zag hij dat de tent door de man werd open geritst en dat de man in zijn gezicht scheen met de lamp. Aangever probeerde door de opening uit de tent te komen, maar de man stond zo kort op de toegangsopening van de tent dat hij niet langs hem naar buiten kon komen. Aangever had zich langs de man weten te wurmen. De man scheen nog steeds met een lamp in het gezicht van aangever. Daardoor kon aangever hem niet zien. De afstand tussen aangever en de man was op dat moment nog geen dertig centimeter. Aangever hoorde dat er nog een man bij kwam. Aangever voelde dat hij een klap in zijn gezicht kreeg. Direct hierop voelde hij dat hij wederom een klap in zijn gezicht kreeg. De klappen kreeg hij van de man die er als tweede bij kwam. De man met de lamp stond zo dicht op aangever dat hij nooit deze klap kon uitdelen. Op dat moment kwam [getuige 2] ook uit de tent. Aangever zag dat beide mannen [getuige 2] begonnen te duwen. De mannen bleven dreigend overkomen en kwamen steeds weer dichterbij.
Aangever had [getuige 1] erbij geroepen. De tengere jongen kwam weer op aangever aflopen. Aangever zag dat de jongen zijn handen tot vuisten had gebald en dat hij in een vechthouding ongeveer één meter voor hem ging staan. De jongen kwam steeds dichter naar aangever toelopen.
De rechtbank maakt uit de geneeskundige verklaring van 7 september 2012 op dat de hoektand van aangever [slachtoffer 2] door de klap zo los was komen te staan dat deze moest worden verwijderd.
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat zij op 6 september 2012 met [slachtoffer 2] in zijn tent zat bij de surfvijver te [woonplaats]. Een persoon vroeg of [slachtoffer 2] de tent uit wilde komen. De persoon die voor de tent stond trok de rits omhoog en maakte de tent open. [slachtoffer 2] kon niet makkelijk uit de tent komen, omdat die persoon dicht tegen de opening stond. [slachtoffer 2] duwde de man iets aan de kant, zodat hij de tent uit kon komen. Opeens kwam er een tweede man bij die man. Getuige hoorde dat [slachtoffer 2] vervolgens twee klappen kreeg. Later hoorde zij van [slachtoffer 2] dat de magere man hem geslagen had. Getuige was de tent uit gegaan en zag [slachtoffer 2] tegenover een magere man staan. Die magere man duwde haar een paar keer naar achteren. Zij zag dat de magere man in een gevechthouding tegenover [slachtoffer 2] stond.
Getuige [slachtoffer 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 september 2012 met zijn maat [Aangever 2] aan het vissen was bij de surfvijver bij de Groeneveldselaan in [woonplaats]. Hij hoorde zijn maat om hulp schreeuwen en zag twee mannen bij de tent van zijn maat staan. De jongen met het forse postuur kwam strak voor hem staan met een speling van ongeveer vijf centimeter. Getuige verklaarde dat zijn maat tegen hem had gezegd dat de forse jongen met een zaklamp in zijn tent scheen en de rits van de tent opendeed. Toen zijn maat naar de ingang van de tent ging kreeg hij van de smalle jongen met een petje twee klappen in het gezicht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de avond van 6 september 2012 met [X] in het stadspark in [woonplaats] alcohol had gedronken en dat zij daarna richting de surfvijver waren gelopen. Daar kwamen zij langs een tent met vissers. Verdachte verklaarde dat ze op de één of andere manier met die mensen aan de praat raakten en dat zij een woordenwisseling kregen.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank geen reden om aan de juistheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en getuigen [getuige 2] en [getuige 1] te twijfelen. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaringen van beide getuigen -en vice versa- en op het punt van het slaan door één van de verdachten in zijn gezicht tevens door hetgeen de tandarts in de geneeskundige verklaring heeft vermeld.
De rechtbank acht daarom de aan verdachte en zijn medeverdachte onder feit 2 primair ten laste gelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van deze handelingen in onderling verband bezien, gekwalificeerd dienen te worden als het plegen van openlijk geweld. De rechtbank acht op basis van de verklaringen bewezen dat zowel verdachte als zijn medeverdachte één of meer van deze handelingen heeft verricht en dat zij daarmee beiden een aandeel hebben gehad in het geheel. De bewezen verklaarde handelingen zijn daarmee aan beiden verdachten toe te rekenen.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte op 6 september 2012 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Aangever 2] en [getuige 2].
Nu op basis van de verklaringen niet kan worden vastgesteld dat (één van) de verdachte(n) een gevechthouding tegenover [slachtoffer 3] heeft aangenomen en de overige ten laste gelegde en bewezen verklaarde handelingen niet tegen [slachtoffer 3] gericht zijn geweest zal de rechtbank verdachte van het plegen van openlijk geweld tegen deze [slachtoffer 3] vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
Primair
op 06 september 2012 te [woonplaats] met een ander, op een voor publiek toegankelijke plaats, een park gelegen aan de Groeneveldselaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Aangever 2] en [getuige 2], welk geweld bestond uit
- het met een zaklamp schijnen in het gezicht van die [slachtoffer 2] (waardoor die [slachtoffer 2] verblind werd),
- het (dreigend) dicht op die [slachtoffer 2] en [getuige 2] gaan staan,
- het aannemen van een vechthouding tegenover die [slachtoffer 2],
- het meermalen slaan van die [slachtoffer 2] in diens gezicht en
- het duwen tegen het lichaam van die [getuige 2].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Ten aanzien van feit 2 primair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan één maand voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft gevorderd om verplicht reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel te koppelen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich op de bewuste avond samen met zijn medeverdachte vervelend en irritant gedragen. Verdachte is met zijn medeverdachte naar de surfvijver gelopen, zag daar twee tenten staan en is zonder aanleiding naar één van deze tenten toe gegaan. De slachtoffers zaten in deze tent en zij werden uit het niets door verdachte en zijn medeverdachte lastig gevallen en geconfronteerd met agressief gedrag en het gebruik van geweld. Verdachte heeft met zijn gedrag totaal geen respect getoond voor de privacy van de slachtoffers en ernstig inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Een eigen tent is een plek waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. Verdachte heeft door zijn handelen bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat de gevolgen voor slachtoffers van geweld zeer ingrijpend kunnen zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting alle schuld buiten zichzelf gelegd en geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan.
De rechtbank houdt er rekening mee dat, hoewel sprake is van een ernstig strafbaar feit, het gebruikte geweld heeft bestaan uit duwen en het geven van twee klappen en dat geen sprake is geweest van voortdurend grof geweld, dat de lichamelijke gevolgen voor de slachtoffers daardoor relatief beperkt zijn gebleven en dat er geen sprake is geweest van een overmacht aan mensen ten opzichte van de twee slachtoffers.
De rechtbank maakt uit de justitiële documentatie d.d. 9 oktober 2012 op dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van feiten als in de onderhavige zaak nu bewezenverklaard.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf passend en geïndiceerd is. Het is de rechtbank uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat verdachte begeleiding nodig heeft om zijn leven op orde te kunnen krijgen, zodat kan worden voorkomen dat verdachte wederom strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank acht daarom een deels voorwaardelijke straf passend met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Deze voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Een werkstraf kan ter ondersteuning dienen voor het door de reclassering op te starten begeleidingstraject nu verdachte met het uitvoeren van de werkstraf in een bepaalde structuur komt.
Rekening houdend met het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 82 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en met een proeftijd van twee jaar, alsmede de bijzondere voorwaarden zoals hierboven reeds aangegeven. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf voor de duur van zestig uur subsidiair 30 dagen hechtenis opleggen.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter van 20 augustus 2010 is aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis opgelegd. Bij vonnis van de politierechter van 22 maart 2012 is 20 uur van deze werkstraf ten uitvoer gelegd en is voor het resterende deel van 80 uur de proeftijd verlengd voor de duur van één jaar. De officier van justitie heeft gevorderd dat de resterende voorwaardelijke werkstraf van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte bij arrest van 23 oktober 2012 door het Hof is vrijgesproken van de feiten waarvoor hij door de politierechter op 22 maart 2012 was veroordeeld en bij welke uitspraak de proeftijd werd verlengd. De vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat de nu ten laste gelegde feiten dus zijn gepleegd, terwijl de proeftijd reeds was verstreken, aldus de raadsman.
De rechtbank zal -gelet op het feit dat blijkens hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht de proeftijd was verstreken op het moment van het plegen van het thans bewezen verklaarde feit- de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 82 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 november 2012.
Mr. Kleijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.