uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2012 in de zaak tussen
[bedrijf 1], te [vestigingsplaats], eiseres
(gemachtigde: A.C. de Wit, gebiedscoördinator van de Stichting Gebiedscoördinatie Gouwe Wiericke),
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, verweerder
(gemachtigde: J.W.M. Horbach, werkzaam bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie).
Bij besluit van 14 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder onder meer bepaald dat eiseres voor beheereenheid 1 geen uitbetaling ontvangt van de subsidie op grond van de Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer Utrecht (SNL) voor het beheerjaar 2010.
Bij besluit van 20 januari 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2012. Namens eiseres is verschenen [naam], bijgestaan door gemachtigde De Wit, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, voornoemd.
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft op 15 november 2009 een aanvraag om een subsidie in verband met agrarisch natuur- en landschapsbeheer ingevolge de SNL bij verweerder ingediend.
Bij besluit van 9 maart 2010 heeft verweerder de subsidieaanvraag goedgekeurd onder voorbehoud van goedkeuring van het collectieve beheerplan door de provincie. De subsidie heeft betrekking op de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2015.
Bij dit goedkeuringsbesluit heeft verweerder er onder meer op gewezen dat in de SNL is bepaald dat jaarlijks via de Gecombineerde Opgave (GO) om uitbetaling van de subsidie verzocht dient te worden. De Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: Dienst Regelingen) betaalt de subsidie uit aan degene die op de peildatum (15 mei) van het beheerjaar het gebruiksrecht heeft over de beheereenheid.
2. Op 13 mei 2010 heeft eiseres de GO 2010 bij verweerder ingediend.
Bij brief van 25 mei 2010 heeft de Dienst Regelingen eiseres bericht dat zij geen aanvraag heeft gedaan voor de uitbetaling van beheereenheden agrarisch natuur- en landschapsbeheer (SNL-a). Volgens hun gegevens zijn er wel beheereenheden waarvoor eiseres uitbetaling kan aanvragen. Verder is daarbij opgemerkt dat indien eiseres al een aanvulling heeft opgestuurd met haar betaalverzoek dat het dan kan zijn dat de verwerking daarvan de brief heeft gekruist.
3. Bij besluit van 28 juli 2010 heeft verweerder eiseres bericht dat na het goedkeuringsbesluit van 9 maart 2010 de subsidie is gewijzigd. Daarbij is een berekeningsformulier Subsidie Verordening Natuur en Landschap - Agrarisch gevoegd, waarop de beheereenheden staan vermeld inclusief beheereenheid 1 met pakketnaam Botanische weiderand.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder - onder meer - bepaald dat eiseres voor het beheerjaar 2010 geen uitbetaling ontvangt van subsidie voor beheereenheid 1, daar eiseres daarvan heeft aangegeven dat zij geen uitbetaling wil ontvangen. In bezwaar heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat eiseres geen verzoek heeft ingediend voor uitbetaling van beheereenheid 1 met het pakket botanische weiderand en dat daardoor de subsidie voor deze beheereenheid niet kan worden uitbetaald. Volgens verweerder is eiseres als aanvrager zelf verantwoordelijk voor het indienen van haar uitbetalingsverzoek. Weliswaar was beheereenheid 1 met het pakket botanische weiderand nog niet voorgedrukt in de elektronische Gecombineerde Digitale Inwinning (GDI) vanwege capaciteitsproblemen bij de invoering hiervan bij de Dienst Regelingen, eiseres had echter wel de mogelijkheid om deze beheereenheid handmatig toe te voegen of op een papieren versie in te vullen.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat het de Dienst Regelingen te verwijten is dat de botanische weiderand in het beheergebied Gouwe Wiericke nog niet was opgenomen in de GDI waardoor zij, zoals haar achteraf is gebleken, niet specifiek voor de botanische weiderand om uitbetaling heeft verzocht. Overigens is deze botanische weiderand in de jaren hierna wel in de GDI opgenomen. Dat het wel haar bedoeling was om voor alle beheereenheden, inclusief de botanische weideranden, uitbetaling aan te vragen, blijkt volgens eiseres genoegzaam uit haar aanvraag. Zij heeft daarin aangevinkt dat zij uitbetaling wenst voor de SNL-a subsidie. Ook verderop in de aanvraag heeft zij het verzoek om uitbetaling voor alle individuele beheereenheden bevestigd. Aangezien op dat moment aan haar nog niet de goedkeuringsbeschikking was bekend gemaakt, was het voor haar niet duidelijk dat in de aanvraag om uitbetaling de betreffende beheereenheid 1 (botanische weiderand) via de GDI ontbrak. Bovendien was het voor haar ook niet mogelijk geweest deze beheereenheid zelf alsnog toe te voegen, aangezien de Dienst Regelingen de goedkeuringsbeschikking nog niet had verwerkt. De brief van de Dienst Regelingen van 25 mei 2010 heeft zij - net als veel andere aanvragers - naast zich neergelegd, omdat ze er op dat moment van uit mocht gaan dat zij de aanvraag kort ervoor al correct via internet had ingediend.
6. Uit artikel 4, derde lid, van de EG-verordening nr. 1975/2006 van 7 december 2006 volgt dat een steun- en betalingsaanvraag altijd na de indiening ervan mag worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend.
7. Verweerder voert bij de toepassing van dit artikel, zoals zijn gemachtigde ter zitting heeft toegelicht, het beleid dat uit de aanvraag zelf moet blijken dat er sprake is van een kennelijke fout. Daarbij heeft hij ook rekening te houden met Europees beleid, waarin omschreven is wat als een kennelijke fout kan worden beschouwd. Het niet in het uitbetalingsverzoek opgeven van beheereenheid 1 kan volgens verweerder niet worden aangemerkt als een kennelijke fout. Uit de GO was voor hem niet af te leiden dat het niet de bedoeling was om geen uitbetaling voor deze beheereenheid aan te vragen. Daarbij komt dat het feit dat een aanvrager een goedkeuringsbeschikking heeft ontvangen, nog niet maakt dat het achterwege laten van een betaalverzoek voor een beheereenheid een kennelijke vergissing is. Een landbouwer kan er namelijk bewust voor kiezen om af te zien van een betaalverzoek, aldus verweerder.
8. Uit de door verweerder aangehaalde Europese regelgeving vloeit op zich niet voort dat een eenmaal gemaakte fout niet kan worden hersteld door een betrokkene. Gelet op de stukken en de toelichting ter zitting is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval het door eiseres achterwege laten van een concreet uitbetalingsverzoek ten aanzien van beheereenheid 1 (botanische weiderand), aangemerkt dient te worden als een kennelijke fout in de zin van artikel 4, derde lid, van de EG-verordening nr. 1975/2006. De rechtbank acht hierbij van belang dat er sprake is geweest van een samenloop van omstandigheden.
In aanmerking moet worden genomen dat vast staat dat tot op de uiterste datum waarop eiseres haar aanvraag om uitbetaling kon indienen, namelijk 15 mei 2010, zij de goedkeuringsbeschikking ten aanzien van beheereenheid 1 nog niet had ontvangen. Vast staat ook dat verweerder ten tijde van de uitbetalingsaanvraag die beheereenheid nog niet digitaal had verwerkt, zodat eiseres daarvoor ook niet concreet om uitbetaling had kunnen verzoeken. Eiseres mocht er redelijkerwijs van uitgaan dat zij wel om uitbetaling van alle beheereenheden inclusief die van beheereenheid 1 had verzocht, aangezien zij dat verzoek voor alle beheereenheden had gedaan. Niet aannemelijk is geworden dat er voor verweerder aanwijzingen bestonden dat eiseres er bewust voor zou hebben gekozen om af te zien van haar betaalverzoek, omdat zij bijvoorbeeld niet (meer) zou voldoen aan de voorwaarden om voor uitbetaling in aanmerking te komen. De door verweerder ter zitting desgevraagd gegeven voorbeelden op dit punt zien op de situaties die niet vergelijkbaar zijn met die van eiseres.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het bestreden besluit in strijd met artikel 4, derde lid, van de EG-verordening nr. 1975/2006. Dat betekent dat het bestreden besluit een deugdelijke motivering ontbeert en geen blijk geeft van een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen. Het beroep van eiseres is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Gelet op de aard van het geschil en het ontbreken van het inzicht of aan de overige subsidievoorwaarden door eiseres is voldaan, ziet de rechtbank geen aanleiding gelegenheid te geven voor herstel via een bestuurlijke lus op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen en verweerder opdragen om, onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, onder a, van de Awb een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Indien verweerder bij het voorbereiden en nemen van het nieuwe besluit tot de conclusie komt dat de aanvraag niet kan worden gehonoreerd, dan dient verweerder uit oogpunt van proceseconomie in dat besluit alle van toepassing zijnde weigeringsgronden op te nemen, opdat voorkomen kan worden dat over elke weigeringsgrond een afzonderlijke procedure moet worden gevolgd.
10. De rechtbank is niet gebleken van kosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na openbaarmaking van deze uitspraak een
nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht ad € 310,- aan eiseres te
vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavicevic, voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en
mr. J.E. Hoitink, leden, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.