ECLI:NL:RBUTR:2012:BY7158

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-656197-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en veroordeling voor mishandeling in Amersfoort

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 december 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 25 augustus 2012 in Amersfoort [benadeelde] in het gezicht heeft geslagen. De tenlastelegging omvatte zowel openlijke geweldpleging als mishandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gewelddadige handelingen van de verdachte niet in vereniging zijn gepleegd, aangezien deze voorafgingen aan de handelingen van een medeverdachte. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit van openlijke geweldpleging.

Ten aanzien van de bewezen verklaarde mishandeling overweegt de rechtbank dat het begrip 'mishandeling' feitelijk betekent dat de aangedane feitelijkheden pijn aan het lichaam van het slachtoffer veroorzaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk [benadeelde] in het gezicht heeft geslagen, wat voldoende bewijs opleverde voor de mishandeling. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de impact van het geweld op de omstanders en de samenleving.

De rechtbank heeft de verdachte, die nooit eerder is veroordeeld, een gevangenisstraf van 12 dagen opgelegd, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-656197-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 december 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats]
verblijvend te Amersfoort
raadsvrouw mr. K.M.S. Bal, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 december 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 25 augustus 2012 te Amersfoort (primair) openlijk geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], dan wel (subsidiair) dat hij [benadeelde] opzettelijk heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van verdachte bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting en op de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, nu niet bewezen kan worden dat verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging.
Ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit is de verdediging van mening dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, nu niet bewezen kan worden dat verdachte daadwerkelijk heeft geslagen en evenmin dat [benadeelde] pijn of letsel heeft ondervonden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, nu niet kan worden vastgesteld dat het geweld dat is omschreven in de tenlastelegging in vereniging is gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe dat de gewelddadige handelingen van verdachte zijn gepleegd voorafgaande aan de gewelddadige handelingen van de medeverdachte [medeverdachte] en derhalve niet in vereniging zijn gepleegd. Het dreigend achter [benadeelde] aanrennen - dat mogelijk wel in vereniging is geschied - kan naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet als openlijke geweldpleging worden aangemerkt.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
4.3.2 Het bewijs ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank overweegt omtrent het subsidiair ten laste gelegde feit het volgende .
Verdachte heeft op 25 augustus 2012 in het centrum van Amersfoort [benadeelde] in het gezicht geslagen. Hij sloeg vol in het gezicht van [benadeelde].
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet bewezen kan worden dat [benadeelde] door het handelen van verdachte pijn of letsel heeft ondervonden. De rechtbank overweegt hierover dat het begrip ‘mishandeling’ in zoverre ook een feitelijke betekenis heeft, dat daarin ligt opgesloten dat de aangedane feitelijkheden pijn aan het lichaam van het slachtoffer van een mishandeling veroorzaken. Nu de rechtbank bewezen verklaart dat verdachte [benadeelde] opzettelijk in het gezicht heeft geslagen, is daarmee genoegzaam tot uitdrukking gebracht dat daardoor pijn is toegebracht.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 augustus 2012 te Amersfoort opzettelijk mishandelend [benadeelde] met kracht in het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde] pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op: mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 44 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit verdachte met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel op te leggen gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Hiertoe wijst de raadsvrouw erop dat sprake is geweest van een worsteling tussen verdachte en [benadeelde], waarbij door die laatste ook is geslagen zodat beide partijen schuld hebben.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een straf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is voor eenvoudige mishandeling € 500,- geldboete of 10 dagen hechtenis passend.
Verdachte heeft [benadeelde] in zijn gezicht geslagen, enkel omdat deze hem zou hebben uitgescholden. Dat is een ernstig feit, waarmee verdachte inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij door zijn handelen tijdens een zaterdagavond in het centrum van Amersfoort behalve het slachtoffer ook omstanders heeft geconfronteerd met een geweldsdelict, wat bijdraagt aan een gevoel van onveiligheid en onrust in de samenleving in het algemeen en bij de getuigen hiervan in het bijzonder.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 dagen, gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 1.844,40, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit een gedeelte van € 94,40 aan materiële schade en een gedeelte van € 1.750,- aan immateriële schade.
7.1 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de schade waaruit de vordering bestaat, voortvloeit uit de aan de benadeelde partij toegebrachte messteken. Deze schade is dan ook geen rechtstreeks gevolg van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op het artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- Spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert: mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. I.M. Vanwersch en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. de Meulder, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 december 2012.