ECLI:NL:RBUTR:2012:BY7094

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655358-12 en vordering tenuitvoerlegging 16/610014-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van ex-vriendin met gevolgen voor lichamelijke integriteit en veiligheid

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 11 december 2012, is de verdachte beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn (ex-)vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 januari 2012 in Hoogland, gemeente Amersfoort, zijn ex-vriendin heeft aangevallen door haar hard tegen het hoofd te slaan en meermalen in het gezicht te trappen. Dit geweld heeft geleid tot pijn, letsel en gevoelens van angst bij het slachtoffer, wat de rechtbank als strafverzwarend heeft meegewogen. De verdachte heeft een verleden van vergelijkbare geweldsdelicten, wat ook in de beoordeling is meegenomen.

De rechtbank heeft een psychiatrisch rapport in overweging genomen, waaruit blijkt dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en antisociale trekken, en dat hij mogelijk cannabisafhankelijk is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat zonder behandeling herhaling van dergelijk gedrag niet uitgesloten is. Daarom zijn bijzondere voorwaarden voor de verdachte opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een behandelverplichting.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 60 uren. De voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het risico dat de verdachte opnieuw een misdrijf zou begaan. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde werkstraf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655358-12 en vordering tenuitvoerlegging 16/610014-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 december 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 27 november 2012, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd zijn (ex)vriendin [slachtoffer] zwaar te mishandelen dan wel haar heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte en de overige stukken in het dossier.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde, wel van het subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring/aangifte van de moeder van het slachtoffer niet bruikbaar is nu de redenen van haar wetenschap van hetgeen daarin is vermeld, ontbreken. Dat het slachtoffer haar handtekening onder de verklaring heeft geplaatst maakt dit niet anders. Als enig bruikbaar bewijs blijft dan over de verklaring van zijn cliënt bij de rechter-commissaris en de letselverklaring, en dat is te weinig. Het letsel past weliswaar bij het schoppen tegen het hoofd maar ook bij het geven van een harde duw waarna iemand op de grond valt en ongelukkig terecht komt.
En zelfs als aangenomen wordt dat er is geschopt tegen het gezicht van het slachtoffer dan leidt dat niet vanzelf tot de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, daar moet wel meer bijkomen. Het gaat ook niet om het uiteindelijk ingetreden gevolg
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Uit de stukken en het behandelde ter zitting is het navolgende komen vast te staan.
Verdachte is op 17 januari 2012 in Hoogland, gemeente Amersfoort, naar de woning gegaan van zijn ex-vriendin [slachtoffer]. Hij was boos op haar en wilde met haar praten. Aanvankelijk stonden ze samen in de tuin en daarna is verdachte achter [slachtoffer] aan de woning ingelopen. Toen [slachtoffer] op de bank televisie zat te kijken, voelde zij opeens twee keer een harde klap op haar hoofd. De telefoon lag naast haar op de bank. Zij pakte het toestel en belde 112. Toen ze op de groene knop drukte, heeft verdachte haar in het gezicht getrapt. Daarna kreeg ze nog een of twee trappen in haar gezicht. Verdachte zei hierbij dringend dat zij de112 centrale moest ophangen. Zij kreeg meteen een bloedneus. Nadat verdachte de woning had verlaten heeft hij [slachtoffer], in afwachting van de politie, een aantal sms-jes gestuurd zoals “aub doe geen aangifte k zal je met rust laten”, ”het spijt me” en ”k heb een probleem”. Naar aanleiding van het geweld is [slachtoffer] naar de huisarts en tandarts gegaan.
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat het verhaal van mevrouw [slachtoffer] in grote lijnen wel zal kloppen, dat hij haar geduwd heeft tegen haar hoofd en haar ook heeft geschopt en dat dat wel in haar gezicht geweest zal zijn.
Bij bezoek van [slachtoffer] aan de tandarts werd een beschadigde snijtand en een gewonde lip vastgesteld. [slachtoffer] heeft zich bij de huisarts gemeld met onder meer hoofdpijn en pijnklachten aan de neus. De huisarts heeft een zwelling langs de rechterzijde van haar neus, een schaafwond/schram over haar neusrug, drukpijn en lichte zwelling ter hoogte van haar rechter wenkbrauw en rechterslaap geconstateerd. Tevens werd een hersenschudding vastgesteld.
Bewijsoverwegingen:
Anders dan de raadsman acht de rechtbank de aangifte van de moeder van het slachtoffer bruikbaar voor het bewijs. De aangifte is immers gedaan namens het slachtoffer en mede door haar ondertekend.
Het geconstateerde letsel past bij het met kracht schoppen/trappen in het gezicht. Dat dit letsel ook op andere wijze bijvoorbeeld door een val, verkregen kan zijn, acht de rechtbank niet aannemelijk nu het slachtoffer op de bank zat toen zij de trappen kreeg. Evenmin aannemelijk acht de rechtbank de suggestie van verdachte dat het slachtoffer alle verwondingen aan zichzelf heeft toegebracht.
In het gezicht liggen kwetsbare delen als mond, neus, ogen en slaap dicht bij elkaar. De kans op ernstig letsel is dan ook aanmerkelijk indien in het gezicht meermalen met kracht wordt getrapt of geschopt. De handelingen van verdachte moeten qua verschijningsvorm ook geacht worden daarop gericht te zijn geweest. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer en heeft hij die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het primair ten laste gelegde bewezen moet worden verklaard.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (primair) op 17 januari 2012 te Hoogland, gemeente Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet toen en daar meermalen, met (grote) kracht in het gezicht/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. Wel wordt in het rapport d.d. 26 april 2012 van M.L.D. Hendriks en E.A.M. Schouten, respectievelijk psychiater in opleiding en psychiater, geadviseerd uit te gaan van een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank neemt dit advies over.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen acht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis; daarnaast een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met oplegging van een meldingsplicht bij het Centrum Maliebaan en de verplichting een ambulante behandeling te ondergaan en indien nodig een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. De officier van justitie heeft daarbij verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren omdat verdachte bij herhaling een geweldsfeit heeft gepleegd ten aanzien van dezelfde persoon.
De officier van justitie heeft vervolgens gevorderd te gelasten dat de onder opgemeld parketnummer oplegde voorwaardelijke werkstraf van 60 uur ten uitvoer wordt gelegd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de zorgelijke situatie van zijn cliënt zoals ook verwoord in het psychiatrisch rapport. Drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf is veel gelet op hetgeen is bepleit. De raadsman heeft voorts verzocht de voorwaarde van een eventuele kortdurende klinische opname niet op te nemen omdat volgens de Hoge Raad exact moet worden aangegeven waartoe deze dient. Een concrete noodzaak voor een dergelijke opname is in het onderhavige geval niet aan de orde.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn (ex-)vriendin door haar hard tegen het hoofd te slaan en haar meermalen in het gezicht te trappen/schoppen. Zij heeft hierdoor pijn, letsel en ongemak ondervonden. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en bij haar gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dat dit geweld in de woning van het slachtoffer en bovendien in de relationele sfeer heeft plaatsgevonden, moet als strafverzwarend worden meegewogen.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder voor een vergelijkbaar geweldsdelict is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij haar oordeel voorts betrokken de inhoud van het hiervoor onder 5.2 aangehaalde psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 25 april 2012.In het rapport wordt bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en antisociale trekken gediagnosticeerd met een cannabisafhankelijkheid die mogelijk sinds kort in remissie is. De paranoïde trekken, de neiging om weinig rekening te houden met wensen en grenzen van anderen en de neiging om oorzaak en schuld van zijn handelen buiten zichzelf te leggen werken grensverlagend om agressief op te treden: indien verdachte onrecht wordt aangedaan mag dat in zijn visie worden bestraft. Zonder behandeling is herhaling van soortgelijk grensoverschrijdend gedrag zeker niet uitgesloten. Hoewel een behandeling moeilijk is, is er wel ruimte voor. Hierbij wordt gedacht aan een langdurig ambulant traject met mogelijk psychotherapie, ondersteund door psychofarmaca in de vorm van een laaggedoseerd antipsychoticum. Geadviseerd wordt de ingezette behandeling bij het Riagg voort te zetten, ondersteund door reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft tot slot meegenomen in haar beoordeling een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 23 november 2012. In dit rapport wordt vermeld dat druggebruik thans niet (meer) evident aanwezig is. Verdachte is onder andere voor zijn agressieproblematiek in behandeling bij de Riagg in Amersfoort. Hij heeft regelmatig last van psychoses. Hij heeft gesprekken met zowel een psychiater als een psycholoog. Het plan van aanpak houdt onder meer in dat verdachte dialectische gedragstherapie (DGT) gaat volgen, gericht op de behandeling van de persoonlijkheidsstoornis. Verdachte zegt in te zien dat hij behandeling nodig heeft maar komt afspraken met het Riagg regelmatig niet na. Hij heeft toekomstplannen maar er is nog niet veel van de grond gekomen. Naar zijn zeggen wordt hij belemmerd door zijn instabiele jeugd en door de psychoses.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hooggemiddeld. Tijdens zijn behandeling bij de Riagg voor zijn agressieproblematiek is hij gerecidiveerd. Er is daarbij risico op letselschade in de relationele sfeer. Tot op heden heeft hij geweld gepleegd tegen zijn vader en (ex-)vriendin. Het advies behelst reclasseringstoezicht met een meldingsgebod bij Centrum Maliebaan en een behandelverplichting bij de Riagg en De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg. Het bevat voorts oplegging van de verplichting om binnen een ambulant behandelingstraject een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en of/ diagnostiek te ondergaan indien de reclassering zulks noodzakelijk acht.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank een werkstraf van 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis passend en geboden. De rechtbank heeft de hoogte van de straf enigszins gematigd omdat zij het van belang acht dat verdachte op korte termijn aan zichzelf kan gaan werken. Daarnaast zal een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden worden opgelegd waaraan bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte een meldingsgebod krijgt opgelegd en dat hij de ambulante behandeling voortzet, zo nodig ondersteund door het gebruik van psychofarmaca. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde mogelijkheid tot kortdurende klinische opname niet opleggen nu naar het oordeel van de rechtbank een concrete noodzaak daartoe ontbreekt. Aan de algemene en bijzondere voorwaarden zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaar.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – gelet op zijn persoon - opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 60 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Utrecht d.d. 11 november 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 63, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot zware mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan;
* dat verdachte zich binnen 5 werkdagen na de uitspraak moet melden bij Centrum Maliebaan op het adres Tolsteegsingel 2A te Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich zal laten behandelen bij de Riagg en De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt het gebruik van medicatie indien deze door de behandelaar wordt voorgeschreven.
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- verklaart de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 11 november 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/610014-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten ;
een werkstraf van 60 uren;
beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzitter, mr. Z.J. Oosting en mr. J.P.M. Schwillens, rechters, in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 december 2012.
Mr. Schwillens is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.