ECLI:NL:RBUTR:2012:BY6921

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/656225-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens gebrek aan bewijs van aanwezigheid op de plaats delict

In de strafzaak tegen de verdachte, vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. S. Dogan, heeft de rechtbank Utrecht op 11 december 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vermeende diefstal van twee fietsen met geweld en een subsidiaire aanklacht van deelname aan een gewelddadige groep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de avond van 19 augustus 2012 aanwezig was in een discotheek, maar er was onvoldoende bewijs dat hij ook op de plaats delict was tijdens de gewelddadige incidenten die later die avond plaatsvonden. De rechtbank verwierp de redenering van de officier van justitie, die stelde dat de aanwezigheid in de discotheek voldoende bewijs was voor de betrokkenheid bij de latere feiten. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de schade ten grondslag lagen, de benadeelde partijen hun vorderingen niet konden indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing werd openbaar gemaakt op 27 november 2012.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/656225-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 december 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [adres] [woonplaats]
raadsvrouw mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 27 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: diefstal van twee fietsen met geweld heeft gepleegd.
Subsidiair A: deel uit heeft gemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2], [benadeelde 1] en [benadeelde 3].
en/of
B: een fiets heeft geheeld
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deel heeft uigemaakt van de groep jongens die geweld heeft gepleegd tegen de aangevers. Derhalve verzoekt de officier van justitie verdachte van het primair en subsidiair onder A ten laste gelegde vrij te spreken. De officier acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan de subsidiair onder B ten laste gelegde opzetheling en baseert zich daarbij op het volgende. Verdachte is op de plaats delict te plaatsen naar aanleiding van de verklaring van zijn broertje [X] in combinatie met het feit dat verdachte met de andere medeverdachten aanwezig is geweest in de discotheek Club ONZ in Nieuwegein. De vier jongens zijn samen gezien terwijl ze de club verlieten en daar komt bij dat de aangevers ook spreken over een groepje van vier jongens.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten en wijst daarbij op het volgende. Volgens de verdediging zijn in het dossier geen stukken aanwezig die verdachte plaatsen op de plaats van het incident. Enkel het broertje van verdachte verklaart over het feit dat ook verdachte aanwezig is geweest op de plaats van de vechtpartij. Verdachte zelf ontkent dit. Er wordt door andere getuigen gesproken over een groepje van vier jongens, maar uit niets blijkt dat verdachte één van die vier jongens is geweest. Hij wordt niet herkend en de foto’s uit het dossier zijn dermate vaag dat er van enige herkenning op basis hiervan niet gesproken kan worden. Derhalve verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank is op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet overtuigd van het feit dat verdachte daadwerkelijk op 19 augustus 2012 aanwezig is geweest op de plaats waar het incident zich heeft afgespeeld. Enkel de verklaring van zijn broertje [X] plaatst hem op die plaats, maar verdachte ontkent zelf daar aanwezig te zijn geweest. Daar komt bij dat verdachte niet wordt genoemd door de andere mededaders, getuigen of aangevers.
De rechtbank constateert dat verdachte inderdaad te zien is op foto’s die de avond van 19 augustus 2012 in de discotheek zijn gemaakt. Echter blijkt uit deze foto’s slechts dat verdachte aanwezig is geweest in de club op de betreffende avond. Uit niets blijkt dat deze foto’s enige bewijskracht hebben omtrent de strafbare feiten die later op de avond op een geheel andere locatie zijn gepleegd. De rechtbank kan de redenering van de officier van justitie dat verdachte op de plaats delict aanwezig zou zijn geweest omdat hij eerder op de avond in de discotheek is geweest, dan ook niet volgen en verwerpt deze.
Het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
5 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van €542,91 aan materiële schade, welke bestaat uit schade aan de fiets, medische kosten, verlies van arbeidsvermogen, reiskosten, nieuwe sloten, nieuwe sleutels en een afgezegd diner. Daarnaast vordert de benadeelde partij €550,- aan immateriële schade, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van €159,79 aan materiële schade, welke bestaat uit kosten van het gestolen shirt, bijmaken sleutels, vervanging kettingslot en vervanging van sloten.
Daarnaast vordert de benadeelde partij €160,- aan immateriële schade, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de beide vorderingen geheel toegewezen dienen te worden en dat hierbij de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente dienen te worden opgelegd. Daarnaast dienen de vorderingen hoofdelijk te worden opgelegd aan alle verdachten.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vorderingen van de benadeelde partijen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van zowel de vordering ingediend door [benadeelde 1] als de vordering ingediend door [benadeelde 2] oordeelt de rechtbank als volgt. Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, derhalve zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer., voorzitter, mr. E.A.A. Kalveen en mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 november 2012.