parketnummers: 16/656134-12 en 16/656405-12 (ter terechtzitting gevoegd) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 november 2012
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
gedetineerd voor deze zaak te Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie HvB Wolvenplein.
raadsman mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking ten aanzien van parketnummer 16/656134-12 komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 6 augustus te Amersfoort twee t-shirts bij De Rode Winkel, een jack bij Sport2000 en een vest bij H&M heeft gestolen;
feit 2: in de periode van 2 tot en met 4 augustus te Amersfoort, Utrecht en Den Bosch een portemonnee met inhoud, een schoudertasje met daarin een portemonnee met inhoud en andere goederen en nogmaals een portemonnee met inhoud heeft gestolen;
De verdenking ten aanzien van parketnummer 16/656405-12 komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 20 oktober 2012 te Utrecht een zwarte trui en een muts heeft gestolen bij De Bijenkorf;
feit 2 primair: op 20 oktober 2012 te Utrecht heeft geprobeerd een grijze trui te stelen bij De Bijenkorf, subsidiair dat hij op diezelfde datum en plaats een grijze trui kapot heeft gemaakt door het beveiligingslabel van deze trui te trekken.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is,
dat de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging is en dat er geen reden is voor
schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan en zij baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting. Voor wat betreft de in de zaak met parketnummer 16/656134-12 onder feit 2 ten laste gelegde diefstal van het schoudertasje van [aangever 5] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake kan zijn van een valse bekentenis, gelet op de specifieke verklaringen van verdachte omtrent de inhoud van het schoudertasje. Voor wat betreft de in de zaak met parketnummer 16/656405-12 ten laste gelegde diefstallen acht de officier van justitie beide feiten wettig en overtuigend bewezen, ook nu de verdachte de winkel nog niet had verlaten. Van vrijwillige terugtred is volgens de officier van justitie geen sprake, nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat het zijn bedoeling was om het goed weg te nemen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft alle in de zaak met parketnummer 16/656134-12 ten laste gelegde feiten en het onder feit 1 en feit 2 subsidiair in de zaak met parketnummer 16/656405-12 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder feit 2 primair in de zaak met parketnummer 16/656405-12 ten laste gelegde en wijst daarbij op de omstandigheid dat verdachte een beroep op vrijwillige terugtred toekomt, nu hij op grond van omstandigheden van de wil van verdachte afhankelijk heeft besloten de grijze trui (alsnog) niet weg te nemen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Zaak met parketnummer 16/656134-12
Aangezien verdachte het hem in de zaak met bovenstaand parketnummer onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde ter terechtzitting heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank - met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering - met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2012;
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] namens De Rode Winkel, d.d. 6 augustus 2012 (p. 10 e.v.)
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens Sport2000, d.d. 7 augustus 2012 (p. 15 e.v.)
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] namens H&M, d.d. 7 augustus 2012 (p. 20 e.v.)
- het proces-verbaal van vermissing identiteitsbewijs door [aangever 4], d.d. 7 augustus 2012 (p. 25 e.v.)
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 5], d.d. 2 augustus 2012 (p. 30)
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 6], d.d. 7 augustus 2012 (p. 41)
4.3.2. Zaak met parketnummer 16/656405-12
4.3.2.1 Feit 1
Aangezien verdachte het hem in de zaak met bovenstaand parketnummer onder feit 1 ten laste gelegde ter terechtzitting heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank - met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering - met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2012;
- het aangifteformulier, opgesteld door [aangever 7] namens De Bijenkorf, d.d. 20 oktober 2012 (p. 10 e.v.)
Op 20 oktober 2012 bevond [aangever 7] zich te Utrecht in een vestiging van De Bijenkorf, locatie Sint Jacobsstraat, toen hij in een ruimte bedoeld voor cameratoezicht zag dat er een mannelijk persoon op de Ralph Lauren-afdeling liep en dat hij een grijze trui uit het verkoopschap wegnam. [aangever 7] zag dat de grijze trui was voorzien van een prijskaartje en een beveiligingsweaver. Hij zag vervolgens dat de mannelijke persoon met die grijze trui de paskamer in ging en weer uit kwam, waarbij hij zag dat de trui niet meer voorzien was van de beveiligingsweaver. [aangever 7] gaf het signalement van de man door aan zijn collega [collega aangever 7]. [collega aangever 7] verklaarde dat hij de man heeft aangehouden. Na controle van de grijze trui bleek dat hier een gat in zat, doordat de man de beveiligingsweaver van de grijze trui had verwijderd op een andere manier dan daarvoor bestemd is. De man identificeerde zich tegenover een verbalisant als [verdachte] (verdachte).
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij heeft geprobeerd die grijze trui te stelen, dat hij die trui heeft meegenomen naar de paskamer, daar de beveiligingsweaver van de trui heeft verwijderd, dat hij dat deed om de trui mee te nemen en dat hij heeft gezien dat er een gat in de trui zat. Ook heeft hij verklaard dat hij de trui uiteindelijk niet heeft meegenomen, omdat hij iets anders mee wilde nemen.
De rechtbank heeft op basis van de vaststaande feiten en hetgeen hiervoor over het bewijs is overwogen de overtuiging gekregen dat verdachte het onder feit 2 primair én het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna in de bewezenverklaring zal worden gespecificeerd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de zaak met parketnummer 16/656134-12
1.
op 06 augustus 2012 te Amersfoort,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel:
- twee T-shirts (merk: Diesel en/of Rockford Mills), toebehorende aan De Rode Winkel (gevestigd aan de Riddergang 15-17) en
- een jack (merk: Nike), toebehorende aan Sport2000 (gevestigd aan de Sint Jorisplein 21) en
- een vest (kleur beige), toebehorende aan H&M (gevestigd aan de Sint Jorisplein 27);
2.
in de periode van 02 augustus 2012 tot en met 04 augustus 2012 te Amersfoort en Utrecht en 's-Hertogenbosch, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en
wel:
- op 02 augustus 2012 te Amersfoort een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [aangever 4] en
- op 02 augustus 2012 te Utrecht een schoudertasje met daarin een portemonnee met inhoud en een MP3-speler (merk Sony) en 2 USB-sticks, toebehorende aan [aangever 5] en
- op 04 augustus 2012 te 's-Hertogenbosch een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [aangever 6];
in de zaak met parketnummer 16/656405-12
1.
op 20 oktober 2012 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit De
Bijenkorf heeft weggenomen een trui en een muts (merk Ralph Lauren), toebehorende aan De Bijenkorf (locatie Sint Jacobsstraat);
2.
primair
op 20 oktober 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de Bijenkorf weg te nemen
een trui (merk Ralph Lauren), toebehorende aan de Bijenkorf (locatie Sint Jacobsstraat),
en zich daarbij die weg te nemen trui onder zijn bereik te brengen door middel van braak, te weten het verwijderen/lostrekken van een beveiligingsweaver, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
op 20 oktober 2012 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een trui (merk Ralph Lauren), geheel of ten dele toebehorende aan de Bijenkorf (locatie Sint Jacobsstraat), heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk de beveiligingsweaver te verwijderen/los te trekken;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.5 Toelichting op de bewezenverklaring
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16/656405-12 onder feit 1 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat niet tot een bewezenverklaring van diefstal met braak/verbreking kan worden gekomen, omdat (hoewel de steller van de tenlastelegging dit ongetwijfeld anders heeft bedoeld) wel de feitelijke uitwerking hiervan (de beveiligingsweaver(s) te verwijderen/los te trekken), doch niet het voor een bewezenverklaring vereiste bestanddeel ‘braak en/of verbreking’ is ten laste gelegd.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
in de zaak met parketnummer 16/656134-12
Feit 1: diefstal, meermalen gepleegd
Feit 2: diefstal, meermalen gepleegd
in de zaak met parketnummer 16/656405-12
Feit 1: diefstal, meermalen gepleegd
Feit 2: primair poging tot diefstal
EN
subsidiair: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De raadsman heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16/656405-12 onder 2 primair ten laste gelegde feit bepleit dat sprake was van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, aangezien het misdrijf niet is voltooid als gevolg van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk. De officier van justitie is van mening dat verdachte geen beroep kan doen op vrijwillige terugtred, omdat er sprake is van een voltooide poging.
De rechtbank overweegt het volgende.
Voor de beoordeling van een beroep op vrijwillige terugtred is mede bepalend of er sprake is geweest van een, in geheel of overwegende mate, tot spontane wil van de verdachte te herleiden besluit om voltooiing van het voorgenomen delict te verhinderen. De beantwoording van de vraag of gedragingen van een verdachte zo’n vrijwillige terugtred opleveren hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
In dit verband zal de rechtbank beoordelen of al dan niet sprake is van vrijwillige terugtred. Onder punt 4.3.2.2. van dit vonnis staan de handelingen van verdachte beschreven. In het bijzonder is bij deze beoordeling van belang dat verdachte de grijze trui heeft weggenomen met – zo heeft hij zelf ter terechtzitting verklaard – het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. Op dit punt heeft verdachte dus een wilsbesluit genomen, dat hij enige momenten later weer herziet en een nieuw wilsbesluit neemt, te weten dat hij de trui toch niet mee wenst te nemen.
Zoals ook al in de bewezenverklaring besloten ligt is de rechtbank van oordeel dat deze gedragingen naar haar uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen strafbare feit. Nadat er een begin van uitvoering is, kan de dader de poging nog ongedaan maken door vrijwillig terug te treden. In geval van een poging is vrijwillige terugtred niet reeds in zijn algemeenheid uitgesloten: er is veelal een zodanig optreden van verdachte vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten (vgl. HR 19 december 2006, LJN AZ2169, NJ 2007, 29).
Met betrekking tot de vraag of verdachte vrijwillig is teruggetreden overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet is gebleken dat de verdachte wist of mocht vermoeden dat hij op dat moment in de gaten gehouden werd door [aangever 7]: hij heeft na het verwijderen van de weaver de grijze trui weggelegd en andere kledingstukken gepakt en (eenmaal ontdaan van de beveiligingsweaver) deze de winkel uit genomen. Hij heeft voorts ter zitting verklaard dat het gaatje dat in de grijze trui was ontstaan voor hem niet de reden is geweest de trui terug te leggen; ook in de goederen die hij wel heeft gestolen was immers een gaatje ontstaan. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat het besluit van verdachte het uitvoeren van het misdrijf te staken niet is beïnvloed door uitwendige prikkels, zodat geoordeeld moet worden dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk en hem een beroep op vrijwillige terugtred toekomt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte niet strafbaar is.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De steller van de (samengestelde) tenlastelegging heeft die zodanig opgesteld, dat hij slechts voor één normovertreding een veroordeling wenst. De term ‘subsidiair’ betekent dan ‘indien terzake van het voorafgaande geen veroordeling mocht volgen’. Van ‘geen veroordeling’ is sprake in alle gevallen, waarin een tenlastelegging niet tot een veroordeling leidt. Dat doet zich in een aantal gevallen voor, waaronder ook ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van de verdachte. In het onderhavige geval heeft de rechtbank een beroep op vrijwillige terugtred gehonoreerd en zal zij de verdachte (ten aanzien van het primair tenlastegelegde) ontslaan van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van verdachte. Dit houdt vervolgens in dat er, hoewel het primair tenlaste gelegde bewezen wordt verklaard, sprake is van ‘geen veroordeling’. Daarom kan is de rechtbank dus wel toegekomen aan een (inhoudelijke) beoordeling van het subsidiair tenlastegelegde, te meer nu het subsidiair ten laste gelegde een andere normovertreding betreft.
Verdachte is voor de overige ten laste gelegde feiten strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde het zich houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook wanneer dit in zal houden het deelnemen aan een training in cognitieve vaardigheden en meewerken aan begeleiding door Nieuwe Perspectieven (bij Terugkeer) te Amersfoort of een soortgelijke instantie.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een voorwaardelijk strafgedeelte en heeft voorgesteld het onvoorwaardelijk gedeelte daarvan gelijk te stellen met de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, eventueel aan te vullen met een werkstraf. De verdediging heeft voorts aangegeven dat verdachte bereid is mee te werken aan begeleiding door de reclassering.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal winkeldiefstallen, aan twee diefstallen van een portemonnee met inhoud, aan diefstal van een schoudertasje met inhoud (waaronder een portemonnee en electronica) en aan vernieling van een trui.
Dat zijn ernstige feiten. Dergelijke vermogenscriminaliteit veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor de slachtoffers. Verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van eigen materieel gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met
- een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 22 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor zowel vermogensdelicten als geweldsdelicten, waaronder begrepen diefstal;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 20 september 2012, opgesteld door mw. A. Goossens.
In dat reclasseringsadvies wordt het recidiverisico als laag gemiddeld ingeschat. Criminogene factoren worden gevonden in opleiding, werk en leren (verdachte heeft geen werk en zoekt hier ook niet actief naar), inkomen en omgaan met geld (verdachte heeft een uitkering van 200 euro per maand en voor 10.000 euro aan schulden en verdachte geeft zelf aan dat de stress over deze schulden de onderliggende oorzaak zijn van zijn delictgedrag), zijn delinquente vrienden, zijn gebrekkige cognitieve vaardigheden en zijn impulsieve gedrag. Reclassering Nederland adviseert om verdachte verplicht reclasseringstoezicht op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en de verplichting om deel te nemen aan een gedragsinterventie in de vorm van deelname aan een training in cognitieve vaardigheden (COVA) en het verplicht meewerken aan begeleiding door Nieuwe Perspectieven (bij Terugkeer) te Amersfoort, of een soortgelijke instantie.
Gezien verdachtes proceshouding, waarin hij openheid van zaken heeft gegeven, heeft de rechtbank de indruk dat er bij verdachte sprake is van inzicht in de verwijtbaarheid van zijn handelen. Ook heeft de rechtbank de indruk dat de verdachte probleeminzicht heeft en oprecht wil meewerken aan reclasseringsbegeleiding.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel van de op te leggen gevangenisstraf, te weten 50 dagen, voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk, maar deze wordt ook opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7 Het beslag
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank over het in beslag genomen geld (een bedrag van 341,65 euro) aldus zal oordelen dat een bedrag van 165 euro aan de heer [aangever 6] zal worden teruggegeven, een bedrag van 150 euro aan de heer [aangever 5] zal worden teruggegeven (en dit bedrag in mindering te brengen op de vordering benadeelde partij van [aangever 5]) en dat een bedrag van 26,65 euro aan de verdachte zal worden teruggegeven.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft hieromtrent geen standpunt ingenomen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
7.3.1 De teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave aan [aangever 6] gelasten van een gedeelte van het in beslag genomen geld (tot een bedrag van 150 euro), omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Verdachte heeft immers verklaard dat hij de in de portemonnee van [aangever 6] aangetroffen Amerikaanse Dollars heeft ingewisseld in euro’s en dat de drie briefjes van 50 euro die verbalisanten bij hem hebben aangetroffen, daarvan afkomstig zijn.
7.3.2 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het overige onder verdachte in beslag zijn genomen geldbedrag (191,65 euro), aangezien niet is komen vast te staan dat dit geld van misdrijf afkomstig is en dit geldbedrag (dus) niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
[aangever 5]
De benadeelde partij [aangever 5] vordert een schadevergoeding van € 390,- voor het in de zaak met parketnummer 16/656134-12 onder feit 2 ten laste gelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente, geheel bestaande uit materiële schade. De verdediging heeft verweer gevoerd tegen de vordering. Voor zover relevant zal de rechtbank daar op ingaan.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade met betrekking tot de posten ‘USB stick 4 GB’, ‘USB stick 8 GB’, ‘MP3’ en ‘geld’ (tot een bedrag van 35 euro) een rechtstreeks gevolg is van het ten aanzien van deze benadeelde partij bewezen verklaarde feit, in totaal tot een bedrag van € 105,00. De raadsman heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering waar het de MP3-speler betreft, maar de rechtbank acht de schade voor wat betreft deze post voldoende aannemelijk gemaakt.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen, nu niet is gebleken dat de benadeelde partij aangifte heeft gedaan van de diefstal van de mobiele telefoon. Voor wat betreft het geldbedrag heeft de benadeelde partij weliswaar aangifte gedaan van diefstal van een geldbedrag van 140 euro, verdachte heeft de feiten ondubbelzinnig en zonder voorbehoud ter zitting erkend en daarbij aangegeven dat het schoudertasje slechts een geldbedrag van 35 euro bevatte. Gelet op het feit dat verdachte zichzelf belast met zijn verklaringen, wordt uitgegaan van het door verdachte genoemde geldbedrag.
Derhalve acht de rechtbank een bedrag van € 105,00 ter zake van materiële schade voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dit bedrag toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen, ingaande per 2 augustus 2012.
Met betrekking tot deze vordering zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De Bijenkorf
De benadeelde partij De Bijenkorf vordert een schadevergoeding van € 290,- voor de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 16/656405-12, te vermeerderen met de wettelijke rente, geheel bestaande uit materiële schade. De verdediging heeft verweer gevoerd tegen de vordering. Voor zover relevant zal de rechtbank daar op ingaan.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade met betrekking tot een bedrag van
€ 100,- een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. Overwogen wordt dat niet de verkoopprijs van de goederen leidend is bij de bepaling van de schade. Allereerst dient de BTW van 19% van de verkoopwaarde te worden afgetrokken, nu De Bijenkorf die bedragen niet heeft hoeven af te dragen. Vervolgens dient de rechtbank in te schatten wat de werkelijke schade is geweest. De rechtbank bepaalt die schade op de inkoopprijs van de goederen. Die inkoopprijs staat niet in de vordering vermeld. De rechtbank heeft bij de vaststelling van het toe te kennen bedrag gebruik gemaakt van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 BW en komt uit op een bedrag van € 100,-. Het verweer van de raadsman dat de gehele vordering te ingewikkeld is en dat daarom niet-ontvankelijkverklaring dient te volgen, wordt dan ook verworpen.
Derhalve acht de rechtbank een bedrag van € 100,- een rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten en deze materiële schade voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat het onderzoek naar het overige gedeelte van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen, ingaande per 20 oktober 2012.
Met betrekking tot deze vordering zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart verdachte met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 16/656405-12 onder feit 2 primair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer 16/656134-12
Feit 1: diefstal, meermalen gepleegd
Feit 2: diefstal, meermalen gepleegd
in de zaak met parketnummer 16/656405-12
Feit 1: diefstal, meermalen gepleegd
Feit 2 subsidiair: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
- verklaart verdachte strafbaar voor deze feiten.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd en stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat veroordeelde zich binnen twee dagen volgend op de onherroepelijkheid van dit vonnis dient te melden bij Reclassering Nederland op telefoonnummer 030-2305454. Hierna dient verdachte zich zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze perioden nodig acht te blijven melden;
* dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat wenselijk acht, ook wanneer dit in zal houden het meewerken aan een gedragsinterventie in de vorm van een cognitieve vaardigheidstraining en het meewerken aan begeleiding door Nieuwe Perspectieven (bij Terugkeer) te Amersfoort, of een soortgelijke instantie;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
? [aangever 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 5] van € 105,- ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 2 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 5], € 105,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
? De Bijenkorf
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij De Bijenkorf van € 100,- ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer De Bijenkorf € 100,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en
mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Balk, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 november 2012.