ECLI:NL:RBUTR:2012:BY6123

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-100067-01
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In de zaak met parketnummer 16/100067-01 heeft de rechtbank Utrecht op 3 december 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde. De officier van justitie had gevorderd om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. De rechtbank heeft echter besloten om de termijn met één jaar te verlengen, omdat de veiligheid van anderen en het recidiverisico dit vereisen. De terbeschikkinggestelde, die sinds oktober 2011 in de Rolderbrink verblijft, heeft zich in de afgelopen periode positief ontwikkeld, maar er zijn nog zorgen over zijn emotionele stabiliteit en de noodzaak van begeleiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde nog niet in staat is om zelfstandig te functioneren zonder begeleiding, en dat er een risico op recidive bestaat als de huidige structuur wegvalt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de terbeschikkinggestelde nog niet openhartig is geweest over zijn verleden met zijn vriendin, wat een belangrijk aspect is van zijn resocialisatie. De deskundige Beekhuis heeft tijdens de zitting toegelicht dat de verlenging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk is om de behandeling voort te zetten en om te werken aan een toekomstperspectief voor de terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft de verwachting uitgesproken dat, indien de positieve ontwikkeling zich voortzet, er in de toekomst mogelijkheden voor proefverlof kunnen ontstaan. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving en de terbeschikkinggestelde zelf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/100067-01
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 3 december 2012
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[terbeschikkinggestelde]
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in Hoeve Boschoord in Boschoord,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 9 oktober 2012, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaar;
- een afschrift van het arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 26 september 2002, waarbij [terbeschikkinggestelde] onder meer ter beschikking werd gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan d.d. 11 november 2003;
- de beslissing van deze rechtbank d.d. 25 november 2011, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd met één jaar;
- de beslissing van het gerechtshof Arnhem d.d. 5 maart 2012 waarin de beslissing van de rechtbank Utrecht van 25 november 2011 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde wordt bevestigd;
- het rapport van Trajectum Hanzeborg en Hoeve Boschoord, opgemaakt door mw. drs. N.J., Witmer, hoofd extramurale behandeling en begeleiding, mw. drs. H. Kuil, behandelverantwoordelijke, de heer dr. R.C. Brouwers, eerste geneeskundige, en de heer drs. B.T. Takkenkamp, psychiater, waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld en dat strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar.
2 De procesgang
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 19 november 2012 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.P. Hein, advocaat te Amsterdam.
Voorts is de deskundige mevrouw drs. I.K.D. Beekhuis, als behandelverantwoordelijke en GZ-psycholoog, werkzaam bij Hoeve Boschoord, gehoord.
3 Het standpunt van de inrichting
Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. Het standpunt luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.
De diagnose
De terbeschikkinggestelde is volgens de in het rapport omschreven kernproblematiek een licht verstandelijk beperkte Surinaamse man. Hij is sterk afhankelijk van zijn zelf aangebrachte routines en patronen. Zijn denken is rigide van aard. Hij is moeilijk te beïnvloeden in hetgeen hij denkt. Tevens is het voor hem moeilijk om situaties vanuit een ander perspectief te bekijken. In enigszins complexe situaties is een toenemende agitatie waarneembaar en neemt de terbeschikkinggestelde snel een defensieve houding aan. Moeilijkheden die hij tegenkomt, evenals de problemen uit het verleden, externaliseert hij sterk. De problematiek, zoals deze bij de terbeschikkinggestelde aanwezig is, lijkt primair voort te komen uit persoonlijkheidsproblematiek die zich vooral kenmerkt door antisociale trekken.
De behandeling
Op 6 oktober 2011 is betrokkene geplaatst op de Rolderbrink in Emmen. Langzaamaan heeft betrokkene de begeleiding leren kennen, maar zeker in het begin leek hij erg selectief te zijn in wie hij van de begeleiding toeliet. Dit gedrag hangt samen met angst en het willen screenen van de omgeving om veiligheid op te bouwen.
Gekeken naar zijn psychopathologie moet betrokkene gaan ervaren dat de begeleiding te vertrouwen is. Geleidelijk aan begint er bij betrokkene een basis van vertrouwen is ontstaan, hetgeen maakt dat hij zaken eerder bespreekbaar maakt met de begeleiding.
Betrokkene is gedurende zijn verblijf op de Rolderbrink opener geworden naar de begeleiding en komt vaker zelf met zaken die hem bezighouden. Afspraken dienen concreet te zijn, betrokkene neemt alles letterlijk en lijkt niet alles te begrijpen wat er om hem heen gebeurt, ondanks het feit dat hij wel de indruk wekt veel te begrijpen. Hierbij moet voorkomen worden dat betrokkene wordt overschat in zijn (aan)kunnen).
Betrokkene laat niet snel zien wat hij voelt. Hij lijkt een muur op te werpen om neutraal in stemming te willen blijven. Af en toe lijkt betrokkene wat depressief.
Betrokkene heeft sinds januari 2012 een relatie met een vrouw uit de omgeving. Deze relatie verloopt voorspoedig en beiden geven aan blij met elkaar te zijn. De vriendin is nog niet op de hoogte van het delict waarvoor betrokkene is veroordeeld. Ze weet wel dat betrokkene straf heeft gekregen en tbs heeft. Vooralsnog weigert betrokkene zijn vriendin in te lichten. Vanuit de kliniek en het ministerie wordt hier echter wel op aangedrongen.
Sinds zijn komst naar de Rolderbrink in Emmen, volgt betrokkene vier hele dagen dagbesteding in een tuincentrum in Borger. Bij Trajectum Noord volgde hij twee halve middagen dagbesteding. Dit is voor betrokkene een grote verandering voor wat betreft de hoeveelheid arbeid die hij wekelijks verricht. Vooralsnog lijkt betrokkene dit goed af te gaan, maar de begeleiding houdt goed zicht op betrokkene in dit proces, omdat de huidige dagbesteding van betrokkene een stuk intensiever is dan wat hij op Trajectum Noord gewend was.
Recidiverisico
Binnen de huidige situatie wordt het risico op herhaling van een zedendelict als laag geschat. Zonder begeleiding en controle wordt het risico op herhaling als hoog geschat. Ten tijde van het delict bevond betrokkene zich in het gebruikersmilieu: hij dealde en gebruikte zelf ook verdovende middelen. Het gebruik van middelen wordt beschouwd als een drempelverlagende factor in het overgaan tot een zedendelict. Eerdere zedendelicten hebben plaatsgevonden binnen dit milieu. Daarnaast had betrokkene geen goede daginvulling en was er geen sprake van hulpverlening die betrokkene ondersteunde op de vlakken waarop nu gebleken is dat hij ondersteuning nodig heeft.
Om niet in delictgedrag te vervallen heeft betrokkene een gestructureerde en voorspelbare omgeving nodig, zoals geboden binnen de Rolderbrink, waarbij betrokkene een beroep kan doen op begeleiding bij het hanteren van eventuele moeilijkheden die hij zal tegenkomen.
Advies
Betrokkene verblijft sinds 6 oktober 2011 op de Rolderbrink, een 24-uurs LVG-instelling van Promens Care waar betrokkene in het kader van transmuraal verlof behandeld wordt. Getoetst wordt of betrokkene kan omgaan met de prikkels uit de maatschappij en of hij in staat blijft om zich voldoende begeleidbaar op te stellen. Dit is de eerste stap van zijn resocialisatie na zijn verblijf binnen de kliniek. Het is noodzakelijk om betrokkene goed in beeld te blijven houden. Doordat betrokkene meer prikkels ervaart is het van belang een mogelijke ontregeling tijdig te signaleren en hierbij in te kunnen grijpen.
Betrokkene beseft (nog) niet dat hij bij het vormgeven en behouden van zijn “rustige leven” altijd begeleiding nodig zal hebben. De komende tijd zal verdere behandeling moeten uitwijzen of betrokkene hierin meer inzicht kan krijgen. Voor de gestelde behandeldoelen schatten wij in nog geruime tijd nodig te hebben voordat proefverlof kan worden aangevraagd.
Geadviseerd wordt om de maatregel van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen voor de duur van twee jaar.
Ter terechtzitting heeft deskundige Beekhuis een toelichting gegeven op het advies om de termijn van terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar. Dit heeft niet alleen te maken met het feit dat de terbeschikkinggestelde nog aan zijn vriendin moet vertellen waarvoor hij is veroordeeld, maar ook met het gegeven dat we overeenstemming met de terbeschikkinggestelde moeten bereiken over het toekomstperspectief . Daarnaast moet in ogenschouw worden genomen dat de overgang naar meer contact met de reclassering zorgvuldig moet gebeuren. Er is nog geen proefverlof aangevraagd. Pas na het goed verlopen van het proefverlof zal de stap gemaakt kunnen worden naar een voorwaardelijke beëindiging.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat hij zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar handhaaft. Subsidiair heeft de officier van justitie aangegeven zich niet te zullen verzetten tegen een aanhouding van de beslissing omtrent de dwangverpleging om de reclassering in de gelegenheid te stellen een maatregelenrapport op te stellen.
5 Het standpunt van de verdediging en de terbeschikkinggestelde
De raadsman heeft primair verzocht om een beëindiging van de terbeschikkingstelling, omdat uit het rapport onvoldoende blijkt dat er sprake is van een recidivegevaar. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de beslissing omtrent de dwangverpleging aan te houden, zodat er door de reclassering een maatregelenrapport kan worden opgemaakt ten behoeve van een eventuele voorwaardelijke beëindiging.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling te beperken tot één jaar, zodat over een jaar beoordeeld kan worden of een voorwaardelijke beëindiging aan de orde is.
6 De beoordeling
De rechtbank is gebleken dat aan alle wettelijke vereisten voor verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging is voldaan. De rechtbank overweegt daarbij dat zij de conclusies in het rapport ter zake van het bestaan van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en het herhalingsrisico overneemt en tot de hare maakt. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat uit het rapport blijkt dat de rapporteurs van oordeel zijn dat recidivegevaar reëel wordt op het moment dat de huidige structuur en begeleiding weg zouden vallen. Betrokkene zal dan vermoedelijk afglijden en mogelijk weer tot delictgedrag komen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het recidiverisico nog niet is teruggebracht tot een voor beëindiging van de terbeschikkingstelling vereist aanvaardbaar niveau.
De rechtbank overweegt voorts dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde goed is verlopen. De terbeschikkinggestelde is vorig jaar in het kader van transmuraal verlof overgeplaatst naar de Rolderbrink, waar hij een eigen woonruimte heeft gekregen. Dit is een belangrijke stap in zijn resocialisatie en zijn integratie in de maatschappij. De volgende stap in de resocialisatie is de aanvraag van proefverlof. De rechtbank spreekt de verwachting uit dat dit in de komende tijd kan worden gerealiseerd bij voortzetting van de huidige positieve ontwikkeling. Zodra het proefverlof is gestart zal de kliniek meer naar de achtergrond treden en zal het contact met de reclassering intensiever worden. Dit zal een belangrijke stap voor de terbeschikkinggestelde betekenen. Om deze reden is het naar het oordeel van de rechtbank thans nog te vroeg om te denken aan een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
De rechtbank zal de termijn van de terbeschikkingstelling verlengen met één jaar. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen deze verlenging eist, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en met name gelet op het nog steeds actueel te achten recidiverisico.
De rechtbank merkt hierbij nog wel op dat zij het van belang acht dat, indien in het komende jaar het transmuraal verlof goed verloopt en het proefverlof wordt gerealiseerd, het Openbaar Ministerie bij gelegenheid van een eventuele volgende vordering tot verlenging van de maatregel dient zorg te dragen voor het doen opmaken door de reclassering van een maatregelrapport over de mogelijkheden voor voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
7 De toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] voor de tijd van één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.C.J. van der Heijden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 december 2012.