uitspraak van de meervoudige kamer van 16 november 2012 in de zaak tussen
[eiser],te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. B.W.M. Toemen),
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Groenendijk).
Bij besluit van 21 december 2011(het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om naturalisatie tot Nederlander afgewezen.
Bij besluit van 2 mei 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiserheeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Verweerder heeft eisers verzoek om naturalisatie tot Nederlander afgewezen omdat hij geen gelegaliseerde geboorteakte en geen geldig buitenlands reisdocument (paspoort) heeft overgelegd. Volgens verweerder is geen sprake van bewijsnood, als bedoeld in het door verweerder gevoerde beleid. Eisers identiteit en nationaliteit zijn daarom niet voldoende komen vast te staan. Om die reden komt eiser niet voor naturalisatie in aanmerking.
2. Eiser heeft aangevoerd dat sprake is van bewijsnood, nu hij niet in staat is een geboorteakte en geldig buitenlands reisdocument (paspoort) over te leggen en hem dit niet kan worden aangerekend. Met betrekking tot de geboorteakte heeft eiser aangetoond dat hij de burgemeester in zijn woonplaats in Algerije heeft aangeschreven. Hij heeft dit verzoek niet met identiteitsdocumenten kunnen onderbouwen, omdat hij niet in het bezit is van dergelijke documenten. Eiser bevindt zich in een vicieuze cirkel; omdat hij geen documenten heeft om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen, kan hij geen paspoort of geboorteakte krijgen en omdat hij geen paspoort of geboorteakte heeft, kan hij niet aan identiteitsdocumenten komen. Daarom heeft hij ook zijn aanvraag om een paspoort of geboorteakte bij de Algerijnse ambassade op 11 april 2012, waarvan verslag is uitgebracht door Vluchtelingenwerk bij brief van 12 april 2012, niet ondersteund met documenten. Uit het thematisch ambtsbericht over Algerije van de Minister van Buitenlandse Zaken van 31 augustus 2009 (het thematisch ambtsbericht) blijkt dat voor alle documenten een carte d’identité nationale nodig is. Om deze carte d'identité nationale te krijgen, moet iemand onder andere weer in het bezit zijn van een geboorteakte, zo zegt het thematisch ambtsbericht. Het via een derde verkrijgen van een geboorteakte is problematisch, omdat eiser geen enkel contact meer heeft in Algerije. Over het geldig buitenlands reisdocument (paspoort) heeft eiser daarnaast aangevoerd dat een paspoort in persoon moet worden aangevraagd en dat dat niet middels een machtiging mogelijk is. Het standpunt van verweerder dat een derde kan worden gemachtigd een paspoort aan te vragen, is derhalve onvoldoende gemotiveerd, aldus eiser.
3. Artikel 31, eerste lid, van het Besluit tot verkrijging en verlies van het Nederlanderschap bepaalt dat bij de indiening van een naturalisatieverzoek de verzoeker betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk, gegevens verstrekt met betrekking tot onder meer geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen (onder a), geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland (onder b) en nationaliteit of nationaliteiten (onder e).
4. De Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (de Handleiding), zoals geldig ten tijde van het naturalisatieverzoek, bepaalt in paragraaf 2.2.5 e.v. voor zover thans relevant dat de vreemdeling, om zekerheid te verkrijgen over de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling die opteert voor het Nederlanderschap, nationaliteit- en identiteitvaststellende documenten moet overleggen. In beginsel dient de optant een geldig buitenlands reisdocument en buitenlandse akten van de burgerlijke stand, waaronder een buitenlandse geboorteakte, over te leggen. Het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument dient niet alleen te geschieden in verband met de identificatie, maar ook om de nationaliteit van de optant te kunnen vaststellen en de in het reisdocument vermelde personalia te vergelijken met de gegevens in de overgelegde akte(n) van de burgerlijke stand. Van de voorwaarde van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) is vrijgesteld de persoon die wegens bewijsnood niet in staat is een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) over te leggen. Vrijstelling van deze voorwaarde is alleen mogelijk indien de optant volgens de onderstaande regels in bewijsnood is. De optant legt een schriftelijke verklaring over van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is, waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de optant niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort). Indien de optant voornoemde verklaring niet over kan leggen, toont hij met andere bewijsstukken aan dat hij niet in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort), dan wel dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort).
Van de voorwaarde van het overleggen van uit het buitenland afkomstige gelegaliseerde documenten kan worden vrijgesteld de persoon die wegens bewijsnood niet in staat is dergelijke documenten over te leggen. Indien geen sprake is van bewijsnood, wordt geen vrijstelling verleend. Bewijsnood zal zich volgens de Handleiding met name voordoen in het geval dat registers van de burgerlijke stand in het land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan dan wel onvolledig zijn, alsmede wanneer in het land in kwestie geen stukken kunnen worden verkregen vanwege de op dat moment bestaande politieke situatie.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat ten aanzien van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) geen sprake is van bewijsnood, nu eiser niet al het mogelijke heeft gedaan om vanuit Nederland een dergelijk document te verkrijgen. Ondanks dat eiser wel naar de Algerijnse ambassade is geweest, heeft eiser geen verklaring gekregen dat hij door de Algerijnse autoriteiten niet in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort). De van de Algerijnse ambassade ontvangen verklaring van 3 januari 2012 (abusievelijk gedateerd op 3 januari 2011), waaruit blijkt dat eiser verzocht heeft om een certificaat van nationaliteit van Algerije zegt niets over de onmogelijkheid voor eiser om een dergelijk certificaat te verkrijgen. Evenmin blijkt uit de verklaring van Vluchtelingenwerk van 12 april 2012 over het bezoek van eiser aan de Algerijnse ambassade op 11 april 2012 dat eiser niet in het bezit kan en zal worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument door de Algerijnse autoriteiten. Hij dient zich, zo blijkt uit de verklaring van Vluchtelingenwerk, volgens de medewerker van de Algerijnse ambassade te wenden tot derden in Algerije die aan kopieën van documenten kunnen komen. Niet is gesteld of gebleken dat eiser dit heeft gedaan. Evenmin is gebleken dat eiser zijn aanvraag om een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) kracht heeft bijgezet door overlegging van andere documenten waaruit zijn gegevens blijken of het verstrekken van nadere informatie over zichzelf of zijn familie. De stelling van eiser dat hij geen familie in Algerije heeft, doet hier niet aan af, nu eiser evenmin heeft geprobeerd via een professionele derde, zoals een advocaat of notaris, aan documenten te komen. Eiser heeft zijn stelling dat het zinloos is om via een derde in Algerije te proberen een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) aan te vragen niet onderbouwd. Deze stelling berust, nu eiser geen pogingen hiertoe heeft ondernomen, uitsluitend op vermoedens. Het beroep op bewijsnood betreffende het geldig buitenlands reisdocument (paspoort) slaagt daarom niet.
6. Ook met betrekking tot het overleggen van een gelegaliseerde geboorteakte heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat geen sprake is van bewijsnood. Eiser heeft geen verklaring overgelegd van de Algerijnse autoriteiten dat hij niet in het bezit kan worden gesteld van een gelegaliseerde geboorteakte. Gesteld noch gebleken is dat registers van de burgerlijke stand in Algerije niet bestaan of onvolledig zijn. Uit het thematisch ambtsbericht (pag. 6) blijkt juist dat geboorten in Algerije binnen vijf kalenderdagen moeten worden aangegeven. Gesteld noch gebleken is dat eisers geboorteregistratie niet is terug te vinden. Eiser heeft ter verkrijging van een geboorteakte een brief geschreven aan de burgemeester van de gemeente waar hij in Algerije woonachtig was. Eiser heeft zijn verzoek om een geboorteakte echter geen kracht bijgezet door het tonen van documenten betreffende zijn afkomst en heeft in zijn brief evenmin informatie over zichzelf en zijn familie verstrekt, hetgeen wel van hem verwacht mocht worden. Voorts blijkt uit de verklaring van Vluchtelingenwerk van 12 april 2012, betreffende het bezoek van eiser aan de Algerijnse ambassade in Den Haag op 11 april 2012, niet dat het verkrijgen van een geboorteakte voor eiser onmogelijk is. Daarnaast is niet gebleken dat eiser vaker en/of via andere kanalen (zoals bijvoorbeeld de provincie waar hij woonde) heeft geprobeerd een gelegaliseerde geboorteakte te verkrijgen. Eiser heeft ook met betrekking tot een geboorteakte niet geprobeerd deze via een professionele derde in Algerije te verkrijgen. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat de mogelijkheid om via derden aan documenten te komen des te meer in de lijn lag, nu in de verklaring van Vluchtelingenwerk staat dat een medewerker van de Algerijnse ambassade eiser ook heeft aangeraden om via derden de documenten te verkrijgen. Daarom slaagt ook eisers beroep op bewijsnood betreffende de geboorteakte niet.
7. Eiserheeft vervolgens aangevoerd dat in Algerije een identificatieplicht geldt. Omdat eiser geen geldig identiteitsbewijs voor Algerije heeft is het om die reden voor hem niet mogelijk naar Algerije af te reizen. Verweerder is hier niet op ingegaan, zodat ook daarom het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.
8. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt van verweerder is, zoals door hem ook ter zitting is toegelicht, dat iemand eerst probeert vanuit Nederland de benodigde documenten te verkrijgen. Als hij al het mogelijke vanuit Nederland heeft gedaan en geen documenten heeft verkregen, dient de betrokkene naar het land van herkomst af te reizen ter verkrijging van de benodigde documenten. Naar het oordeel van de rechtbank is dit uitgangspunt niet onredelijk. Zoals hiervoor overwogen heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank vanuit Nederland niet al het mogelijke gedaan om aan de benodigde documenten te komen. De vraag of eiser al dan niet kan afreizen naar Algerije om documenten te verkrijgen is derhalve niet relevant. De beroepsgrond faalt.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Praamstra, voorzitter, en mr. M. Ramsaroep en mr. Y. van Wezel, leden, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.