parketnummers: 16/656108-12; 16/122504-10 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 november 2012
[verdachte]
geboren op [1970] te [geboorteplaats]
thans verblijvende te PI Utrecht – HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein
Raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: op tijdstippen in de periode van 1 maart 2012 tot en met 29 juli 2012 in Veenendaal [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
feit 1 subsidiair: (A) op tijdstippen in de periode van 1 maart 2012 tot en met 29 juli 2012 in Veenendaal [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of (B) op tijdstippen in diezelfde periode voornoemde [slachtoffer 1] heeft beledigd;
feit 2: op 7 juli 2012 in Veenendaal [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3: op 19 juli 2012 in Veenendaal politieambtenaar [verbalisant 1] heeft beledigd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde stalking heeft gepleegd, nu er sprake is van stelselmatigheid. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar de uitspraken van de Hoge Raad van 25 januari 2011, LJN BO 6753, 6 maart 2012, LJN BS 7910 en 5 oktober 2010, LJN BN 1728. De officier van justitie acht verder wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, nu er onvoldoende bewijs is dat er sprake is van stelselmatigheid. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is naar de mening van de raadsman wel wettig bewijs voorhanden, echter het is aan de rechtbank om de ontkennende verklaring van verdachte af te wegen tegenover de geloofwaardigheid/betrouwbaarheid van de bewijsmiddelen.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu de aangifte niet wordt ondersteund en de verklaring van getuige [getuige 2] juist de lezing van verdachte ondersteunt.
Ten aanzien van feit 3 is er volgens de raadsman wel sprake van wettig bewijs, nu er een proces-verbaal van bevindingen ligt, maar de raadsman geeft de rechtbank in overweging strengere eisen te stellen aan het bewijs (in de vorm van steunbewijs) aangezien in dit geval de verbalisant tevens slachtoffer is.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij aan de [adres] in Veenendaal woont. Op vrijdag 8 juni 2012 fietste aangeefster samen met haar vriendin [getuige 4] in Veenendaal naar huis. Zij zag verdachte staan en net nadat zij hem passeerde hoorde zij verdachte naar haar schreeuwen “kankerwijf”. Zij zag dat verdachte vervolgens op ongeveer twintig meter afstand tegen haar schreeuwde: “ik steek een mes in je kut, ik heb je moeder geneukt, ik gooi je van de flat af, je leert mij nog wel kennen.” Aangeefster was bang dat verdachte haar iets aan zou gaan doen.
Aangeefster heeft verder verklaard dat het op een gegeven moment uit de hand liep toen haar partner [getuige 3] er ook bij was en zij samen de hond wilden uitlaten. Zij kwamen verdachte tegen in het flatgebouw waar zij woont en [getuige 3] vroeg aan verdachte wat er nou eigenlijk aan de hand was. Verdachte begon te schreeuwen: ‘Ik ga haar wurgen jongen. Jullie kunnen beter gaan verhuizen, anders kom je er ’s nachts nog wel een keer achter als je gaat slapen’. Aangeefster is toen weggelopen. Verdachte liep haar achterna en zij hoorde verdachte zeggen: ‘Ik steek je neer, ik maak je kapot, ik maak je af’.
Getuige [getuige 4] heeft bij de politie verklaard dat zij op 8 juni 2012 bij aangeefster achterop de fiets zat, toen zij verdachte zag. Verdachte begon aangeefster uit te schelden voor ‘vuile slet’. De getuige hoorde aangeefster zeggen dat dit de man was die haar lastig viel. Getuige [getuige 4] zag dat verdachte over de weg naar hen toe kwam rennen. Zij hoorde verdachte onder andere zeggen “vuile slet” en “ik kom je nog wel opzoeken” en “ik gooi je naar beneden van vier hoog”. Getuige [getuige 4] zag dat aangeefster overstuur raakte.
Getuige [getuige 3] heeft op 29 juli 2012 bij de politie verklaard dat hij en aangeefster verdachte diezelfde dag tegenkwamen in de flat waar zij wonen. [getuige 3] hoorde verdachte vervolgens zeggen: “Ik heb niks tegen jou maar die kankerhoer van jou die ga ik wurgen en haar keel afsnijden. Ik steek een mes in haar kut. Denk maar niet dat jullie ’s nachts veilig zijn want dan kom ik jullie wel een keer afmaken in jullie slaap”.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde stalking. Met bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2]) heeft bij de politie verklaard dat hij op 7 juli 2012 te Veenendaal door verdachte hard op zijn achterhoofd is geslagen. Hij heeft daardoor pijn in zijn hoofd en hij is een beetje duizelig door de klap. Namens [slachtoffer 2] heeft zijn moeder op 7 juli 2012 aangifte gedaan van mishandeling. Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] op 7 juli 2012 bij verdachte en wat jongens in de voetbalkooi in Veenendaal stond. Hij zag dat verdachte iets tegen [slachtoffer 2] zei en dat [slachtoffer 2] vervolgens naar de uitgang van de kooi rende en dat verdachte achter hem aan rende. Verdachte pakte vervolgens met zijn linkerhand de rechterhand van [slachtoffer 2] vast en vervolgens maakte verdachte vanuit zijn schouder een duwende beweging tegen de rechterkant of achterkant van het hoofd van [slachtoffer 2].
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling heeft gepleegd. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat [slachtoffer 2] zich te dicht bij het hek bevond, waarachter een groep jongeren aan het voetballen was, en hij [slachtoffer 2] juist wilde beschermen, acht de rechtbank, gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, niet aannemelijk.
Ten aanzien van feit 3
Aangever [verbalisant 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 19 juli 2012 aan het werk was als hoofdagent van de politie regio Utrecht. Aangever reed op die dag omstreeks 10.45 uur in Veenendaal, toen hij verdachte op het trottoir zag staan. Aangever zag verdachte gebaren naar hem maken en vervolgens weglopen. Hij zag dat verdachte omkeek naar hem en aangever hoorde dat verdachte met luide stem, duidelijk en voor ieder hoorbaar zei: “Vuile suggestieve hond!” Op dat moment liepen er een vrouw en een man voorbij. Aangever zag dat de vrouw nog omkeek naar verdachte en vervolgens naar aangever om vervolgens snel door te lopen. Doordat verdachte aangever op de openbare weg op deze wijze beledigde, voelde aangever zich beledigd en in zijn goede eer en naam aangetast. Aangever heeft dit in een proces-verbaal van bevindingen opgenomen.
Op 19 juli 2012 omstreeks 11.15 uur deed verbalisant [verbalisant 2] in het opvangcomplex van de politiebureau de deur open van de opvangkamer waarin verdachte zich bevond. Voornoemde verbalisant zag en hoorde vervolgens dat verdachte compleet uit zijn vel schoot. Hij zag verdachte met bloeddoorlopende ogen op hem afkomen en hem uitschelden.
Gelet op voorgaande verklaring van verbalisant [verbalisant 1], maar ook gezien het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], waaruit blijkt dat verdachte zich korte tijd later op diezelfde dag ook tegen verbalisant [verbalisant 2] beledigend en agressief heeft geuit, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde belediging heeft gepleegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 juni 2012 en 29 juli 2012 te Veenendaal [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen dreigend de woorden toegevoegd "Ik steek
een mes in je kut, ik gooi je van de flat af" en "ik steek je neer, ik maak je kapot, ik maak je af", en
- in aanwezigheid van die [slachtoffer 1], [getuige 3] de woorden toegevoegd "Ik ga haar wurgen jongen. Jullie kunnen beter gaan verhuizen, anders kom je er 's nachts nog weleens achter als je gaat slapen" en "denk maar niet dat jullie 's nachts veilig zijn, want dan kom ik jullie wel een keer afmaken in jullie slaap", althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking;
hij op 8 juni 2012 en 29 juli 2012 te Veenendaal opzettelijk beledigend [slachtoffer 1] mondeling in dier tegenwoordigheid heeft toegevoegd de woorden "vuile slet" en "kankerwijf" en "kankerhoer";
2.
hij op 07 juli 2012 te Veenendaal opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geduwd tegen het hoofd, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 19 juli 2012 te Veenendaal opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van de politie Utrecht, gedurende en ter zake van
de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vuile suggestieve hond!".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1, subsidiair, A: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 1, subsidiair, B: eenvoudige belediging, meermalen gepleegd;
feit 2: mishandeling;
feit 3: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
8 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte gedurende deze proeftijd een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op te leggen, alsmede om aan verdachte gedurende deze proeftijd een locatieverbod op te leggen voor de woning van voornoemde [slachtoffer 1], op dit moment de [adres] te Veenendaal, maar ook als dat adres verandert.
Daarnaast vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor deze feiten al geruime tijd in detentie heeft gezeten en dat hij bij een bewezenverklaring hooguit nog een voorwaardelijk deel opgelegd zou moeten krijgen. Derhalve denkt de raadsman aan een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk, waarbij een locatieverbod als bijzondere voorwaarde kan worden opgenomen. De raadsman heeft bezwaar tegen het opleggen van een contactverbod, zoals door de officier van justitie is gevorderd, omdat dit een probleem kan worden mede gelet op het feit dat verdachte en aangeefster in dezelfde wijk wonen en het vrijwilligerswerk dat verdachte verricht. Daar komt bij dat een contactverbod lastig is te bepalen en snel wordt overtreden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen en beledigingen van
aangeefster [slachtoffer 1]. Daarbij had hij het specifiek op haar gemunt omdat zij zich – in zijn ogen – niet opstelde zoals hij wenselijk achtte. Het handelen van verdachte heeft een grote impact op haar gehad. Verdachte heeft op geen enkel moment (en nog steeds niet) stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen op het leven van [slachtoffer 1]. Uit de door de voorzitter ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat zij van het gebeurde nog altijd met name de psychische gevolgen ondervindt. Ze heeft slaapproblemen en is alert en gespannen als ze buiten is. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft voorts inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een, hem bekende, jeugdige. Mishandelingen zorgen bovendien in het algemeen voor een gevoel van onveiligheid bij zowel slachtoffers als personen die van de mishandeling getuige zijn.
Tevens heeft de verdachte een politieambtenaar in functie beledigd. De verdachte heeft het slachtoffer hiermee in zijn eer en goede naam aangetast. De verdachte heeft het respect en gezag ten aanzien van de ambtenaren die een publieke taak verrichten ondermijnd. De rechtbank acht dit gedrag ongepast en schadelijk.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 september 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, bedreiging en belediging;
- een retourzending van de reclassering d.d. 11 september 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek;
- een psychiatrisch rapport van M.L.I.M. van Thiel d.d. 28 augustus 2011, waaruit blijkt dat verdachte heeft geweigerd mee te werken;
Alles overziende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar opleggen. Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf maakt een contact- en locatieverbod mogelijk. Gedurende deze periode mag verdachte niet op actieve wijze (in)direct contact opnemen met aangeefster [slachtoffer 1]. Verder mag hij zich niet bevinden in het flatgebouw waar de huidige woning van aangeefster [slachtoffer 1], De [adres] in Veenendaal, onderdeel van uitmaakt. Gelet op de ernst van de bedreigingen vindt de rechtbank een contact- en locatieverbod van deze omvang een aanvaardbare beperking van de bewegingsvrijheid van verdachte. De rechtbank ziet geen noodzaak om het locatieverbod uit te breiden tot de eventuele toekomstige woning van [slachtoffer 1].
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om een locatie- dan wel contactverbod op te leggen ten aanzien van [slachtoffer 2] dan wel zijn familie. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte [slachtoffer 2] bewust opzoekt of dat er sprake is van een concreet langerdurend conflict tussen deze partijen.
Het voorwaardelijk strafdeel beoogt verder om verdachte te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proeftijd van 3 jaar op te leggen.
De rechtbank ziet aanleiding om de opgelegde bijzondere voorwaarden (locatie- en contactverbod) dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter - kort gezegd - bij zijn uitspraak de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Omdat verdachte wordt veroordeeld voor meerdere bedreigingen en een mishandeling en daarnaast nog in een proeftijd van onder andere een geweldsdelict liep, doet deze situatie zich hier voor.
De voorlopige hechtenis is reeds bij separaat opgemaakte beslissing opgeheven.
7 De tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf, bestaande uit een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van deze rechtbank op 10 februari 2011, ten uitvoer zal worden gelegd. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.777,50, vermeerderd met wettelijke rente, bestaande uit € 27,50 aan materiële schade en € 1.750,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de vordering alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard en zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade integraal toewijzen, omdat deze voldoende is onderbouwd en niet is weersproken, en de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 750,00. De rechtbank acht de immateriële schade tot dit bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. Voor het overige is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk, omdat het een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren om dit nader te laten uitzoeken of onderbouwen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 24c, 36f, 57, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, subsidiair, A: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 1, subsidiair, B: eenvoudige belediging, meermalen gepleegd;
feit 2: mishandeling;
feit 3: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
*dat verdachte zich gedurende de proeftijd van 2 jaar niet zal bevinden in het flatgebouw waarvan de woning de [adres] in Veenendaal onderdeel uitmaakt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaar op geen enkele (actieve) wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1];
- verklaart deze op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde bijzondere voorwaarden (locatie- en contactverbod) uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van in totaal € 777,50, bestaande uit € 27,50 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de datum van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1],
€ 777,50, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te betalen, bij niet betaling te vervangen door 16 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 10 februari 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/122504-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. P.L.C.M. Ficq en mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 november 2012.