ECLI:NL:RBUTR:2012:BY5283
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in cocaïnebezit en afwijzing vordering tenuitvoerlegging
Op 26 november 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het bezit van 4,18 gram cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het feit had begaan. De officier van justitie had zich gebaseerd op verklaringen van verbalisanten en camerabeelden, maar de rechtbank oordeelde dat deze onvoldoende bewijs boden voor de aanwezigheid van de cocaïne bij de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijke twijfel bestond over de onschuld van de verdachte, aangezien er geen andere bewijsmiddelen aanwezig waren die de beschuldiging konden ondersteunen.
Daarnaast werd er een vordering tot tenuitvoerlegging behandeld, waarbij de officier van justitie vroeg om de voorwaardelijk opgelegde straf van een eerder vonnis uit 2012 ten uitvoer te leggen. De rechtbank wees deze vordering af, omdat de verdachte vrijgesproken was van het ten laste gelegde feit. De rechtbank gelastte ook de teruggave van het in beslag genomen geld aan de verdachte, aangezien er geen grond was voor verbeurdverklaring. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.