ECLI:NL:RBUTR:2012:BY5280

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/652848-12; 16/511784-11 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van kleding en mishandeling van ex-vriendin door verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 27 november 2012, stond de verdachte terecht voor diefstal van kleding uit een winkel en voor mishandeling van zijn ex-vriendin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met een ander schuldig had gemaakt aan winkeldiefstal op 29 november 2011 in Hilversum, waarbij een grote hoeveelheid merkkleding werd weggenomen. De kledingstukken werden later in beslag genomen en DNA van de verdachte werd aangetroffen op een van de items. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van mishandeling van zijn ex-vriendin, waarbij hij haar meerdere keren had geslagen en geschopt, wat leidde tot letsel en pijn. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatige vrijheidsbeneming, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een jeugddetentie van 65 dagen op, met aftrek van het voorarrest. Tevens werd een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, waarbij 30 dagen jeugddetentie werd opgelegd en een werkstraf van 60 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, evenals met de persoon van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/652848-12; 16/511784-11 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal;
feiten 2 en 3: [slachtoffer], zijn (ex-)vriendin, heeft mishandeld door haar te slaan en/of te schoppen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de rechtbank bevoegd is.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte in september en oktober 2012 onrechtmatig van zijn vrijheid beroofd is geweest omdat - kort gezegd- de rechtbank op 28 augustus 2012 en (de raadkamer op 18 oktober 2012) fouten hebben gemaakt in het kader van de voorlopige hechtenis van verdachte en het openbaar ministerie zijn cliënt ten onrechte niet binnen de geldende termijnen zelf in vrijheid heeft gesteld.
Omdat verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond had de rechtbank op 28 augustus 2012 het onderzoek niet zomaar voor onbepaalde tijd mogen aanhouden. Zij had een uiterste termijn voor hervatting van het onderzoek moeten stellen onder vermelding van klemmende redenen en wel een termijn langer dan een maand, maar korter dan drie maanden. Deze klemmende redenen hadden moeten worden vermeld in het proces-verbaal van de terechtzitting.
Nu dit niet is gebeurd, is de voorlopige hechtenis van verdachte afgelopen
30 dagen na de terechtzitting. Op 13 september 2012 is verdachte aangehouden en vastgezet zonder geldige titel. Op 18 oktober 2012 heeft de raadkamer de voorlopige hechtenis van verdachte met onmiddellijke ingang opgeheven, hetgeen een verkeerde beslissing is geweest omdat de voorlopige hechtenis al was geëindigd.
Omdat vrijheidsbeneming onder de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie valt is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim en zou voorgaande moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, aldus de verdediging.
De officier van justitie heeft aangegeven dat niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet aan de orde is. Aan het niet-vermelden van klemmende redenen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 augustus 2012 zijn geen consequenties verbonden in artikel 282 Wetboek van Strafvordering en het openbaar ministerie heeft hierop vertrouwd. Er is dus geen sprake van een doelbewuste schending van de belangen van verdachte door het openbaar ministerie. Indien de rechtbank van mening is dat er wel sprake is van een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering kan zij volstaan met de constatering hiervan zonder verdere gevolgen.
De rechtbank overweegt dat hetgeen de verdediging heeft aangevoerd met betrekking tot de voorlopige hechtenis van verdachte niet heeft plaatsgevonden bij het voorbereidend onderzoek, het onderzoek dat voorafgaat aan het onderzoek ter terechtzitting. Het onderzoek ter terechtzitting was immers reeds aangevangen op 28 augustus 2012. Artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is dan ook niet van toepassing. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wordt om die reden dan ook verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
De rechtbank merkt nog wel op dat verdachte zich op 28 augustus 2012 niet in voorlopige hechtenis bevond, maar dat de voorlopige hechtenis door de rechtbank is bevolen in die zin dat de schorsing van de voorlopige hechtenis op 28 augustus 2012 is opgeheven. Verdachte was op die terechtzitting niet verschenen. De rechtbank kon geen klemmende redenen geven omdat niet voorzienbaar was of en wanneer verdachte zou worden aangehouden. Het openbaar ministerie heeft vertrouwd op het feit dat er geen consequenties (meer) verbonden worden aan het niet-vermelden van klemmende redenen in het proces-verbaal van de terechtzitting, waardoor er geen sprake is van schending van de beginselen van een goede procesorde.
Gelet op bovenstaande behoeft de vraag of de raadkamer verdachte op 18 oktober 2012 terecht in vrijheid heeft gesteld geen antwoord meer.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de feiten aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de periode november 2011 tot en met januari 2012 in feit 3 waarvoor zij partiële vrijspraak heeft bepleit .
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op grond van het navolgende acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Bewijs
[getuige], verkoopster in kledingwinkel Chique Men, heeft verklaard dat op 29 november 2011 in Hilversum twee manspersonen voor een groot geldbedrag merkkleding uit de winkel hebben gestolen. [getuige] heeft gezien dat de kleding van beide daders is achtergebleven in de pashokjes van de winkel.
De kledingstukken uit de pashokjes zijn door de politie veiliggesteld en in beslag genomen voor onderzoek. De kledingstukken, waaronder een grijs joggingvest, zijn voor bemonstering van biologische sporen naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd.
Op het grijze joggingvest is DNA aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte (de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met de afgeleide DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard).
Verbalisanten hebben verdachte op de in de winkel gemaakte camerabeelden herkend als een van de daders.
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van
13 november 2012 ;
- de aangifte van [slachtoffer] d.d. 17 januari 2012
- geneeskundige verklaring d.d. 17 januari 2012 .
Feit 3
Op grond van het navolgende acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Bewijs
[slachtoffer] heeft op 19 januari 2012 verklaard dat verdachte haar in de voorgaande twee jaar heeft mishandeld.
Eind 2010 heeft verdachte haar in Utrecht bij haar keel gegrepen omdat hij boos op haar was. Vervolgens heeft verdachte haar in haar zij en tegen haar benen geschopt en geslagen. [slachtoffer] heeft hierdoor blauwe plekken opgelopen.
Begin 2011 heeft verdachte haar in De Meern heel hard op de zijkant van haar hoofd geslagen met zijn vuist waarna zij bijna is flauwgevallen van de pijn. Begin oktober 2011 heeft verdachte [slachtoffer] een blauw oog geslagen. Eind oktober 2011 heeft verdachte [slachtoffer] in Utrecht op haar achterhoofd geslagen.
[moeder slachtoffer], moeder van [slachtoffer], heeft verklaard dat zij vaak blauwe plekken op de armen en benen van haar dochter heeft gezien. [slachtoffer] heeft aan haar verteld dat die blauwe plekken zijn ontstaan omdat verdachte haar heeft geslagen. Dit gebeurde regelmatig. In oktober 2011 is [slachtoffer] erg paniekerig thuisgekomen van een afspraak met verdachte waarna zij aan haar moeder heeft verteld dat zij geslagen was door verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vaak ruzie heeft gehad met [slachtoffer] en dat hij haar wel eens geduwd heeft. Eind oktober 2011 heeft hij [slachtoffer] bij hem thuis een klap op haar hoofd gegeven en hij heeft haar een keer bij haar keel gegrepen. Het blauwe oog bij [slachtoffer] is ontstaan tijdens een worsteling met hem.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank gaat uit van de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] nu zij geen enkele aanleiding heeft om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De verklaring wordt in voldoende mate ondersteund door de verklaring van de moeder van [slachtoffer] en die van verdachte zelf.
Aanvullende overweging
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in december 2011 en januari 2012 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer]. Hiervoor zal dan ook partiële vrijspraak volgen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 29 november 2011 te Hilversum tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid dure merkkleding toebehorende aan Chique Men;
2.
op 17 januari 2012 te Vleuten, gemeente Utrecht, en te De Meern, gemeente Utrecht, opzettelijk mishandelend zijn ex-vriendin [slachtoffer] tegen haar rug en tegen haar achterhoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 december 2010 tot en met november 2011 in het arrondissement Utrecht telkens opzettelijk mishandelend zijn ex-vriendin
[slachtoffer] meermalen tegen benen en hoofd heeft geslagen en geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer] telkens letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feiten 2 en 3: telkens mishandeling, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Dit is deels gebaseerd op het gegeven dat een groot deel van de tenlastegelegde feiten gepleegd zijn voor een vonnis terzake andere strafbare feiten, deels op de ernst van de delicten, deels op de door de verdediging aangevoerde vormfouten en deels op het gegeven dat zijn cliënt onlangs opnieuw is aangehouden en een nacht ten onrechte heeft vastgezeten omdat de politie het opsporingsbevel ten onrechte niet had ingetrokken.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een brutale diefstal van kostbare kleding uit een kledingwinkel.
De geraffineerde wijze waarop deze winkeldiefstal heeft plaatsgevonden rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte is samen met zijn medeverdachte op klaarlichte dag de kledingwinkel binnengegaan en zij hebben gedurende anderhalf uur veel dure merkkleding uitgezocht en aangetrokken. Vervolgens zijn zij voor de ogen van het winkelpersoneel met de kleding aan de winkel uitgerend. Het betreft kleding ter waarde van enkele duizenden euro’s die de winkelier niet terug heeft ontvangen en een aanzienlijke schadepost vormt. Verder heeft verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn (ex-)vriendin. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en bij haar gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Dat dit geweld binnen een relatie heeft plaatsgevonden waarin je je veilig moet kunnen voelen, neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk.
De rechtbank heeft in het kader van de persoon van verdachte acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 juli 2012, waaruit blijkt dat verdachte op 20 december 2011 is veroordeeld tot jeugddetentie voor onder meer een straatroof en een winkeldiefstal.
Ook heeft de rechtbank in haar beoordeling meegenomen het reclasseringsadvies d.d.
16 oktober 2012, ter zitting toegelicht door S. M’ghaouch, jeugdreclasseringswerker, dat er binnen de jeugdreclassering geen begeleidingsmogelijkheden meer zijn. Het strakke kader van de eerder opgelegde maatregel ITB-Plus en het elektronisch toezicht zijn niet met succes afgerond omdat verdachte zich niet aan de afspraken hield. De jeugdreclassering heeft er geen vertrouwen meer in dat verdachte zich aan zijn afspraken houdt. De volwassen reclassering ziet echter wel mogelijkheden om verdachte te begeleiden.
Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte op 20 december 2011 is veroordeeld voor bovengenoemde misdrijven en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijven (feiten 1 en 3) vóór de hierboven genoemde datum gepleegd.
De rechtbank houdt ook rekening met de tijd die verdachte - blijkens de beslissing van de raadkamer en blijkens de verklaring van de raadsman en de officier van justitie dat verdachte ten onrechte een nacht heeft doorgebracht in een politiecel - te lang zou hebben vastgezeten.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 65 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke jeugddetentie van 96 dagen die door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 20 december 2011 ten uitvoer zal worden gelegd in die zin dat de vordering tot 30 dagen jeugddetentie zal worden toegewezen en voor het overige de bijzondere voorwaarden zullen worden gewijzigd waarbij volwassen reclasseringstoezicht wordt opgelegd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair afwijzing van de vordering bepleit en subsidiair dat de straf gedeeltelijk wordt omgezet in een werkstraf en voor het overige wordt afgewezen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht het evenwel niet passend de hele vordering toe te wijzen, gelet op de ernst van het nieuwe strafbare feit enerzijds en de lange duur van de voorwaardelijke straf anderzijds.
Daarom zal de rechtbank de vordering voor de duur van 30 dagen jeugddetentie toewijzen en omzetten in een werkstraf van 60 uur en voor het overige de bijzondere voorwaarden als volgt wijzigen:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich binnen vijf dagen volgend op de dag waarop het vonnis onherroepelijk is geworden voor 17:00 uur moet melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77aa, 77cc, 77dd, 77gg, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feiten 2 en 3: telkens mishandeling, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 65 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat van de voorwaardelijke straf van 96 dagen jeugddetentie, die bij vonnis d.d.
20 december 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/511784-11, een gedeelte ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 30 dagen en gelast in plaats hiervan: een werkstraf van 60 uur;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen;
- bepaalt dat voor het overige de bijzondere voorwaarden als volgt worden gewijzigd:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich binnen vijf dagen volgend op de dag waarop het vonnis onherroepelijk is geworden voor 17:00 uur moet melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door M.J. Veldhuijzen, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. P.W.G. de Beer en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
27 november 2012.