ECLI:NL:RBUTR:2012:BY5237

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
782345 UC EXPL 11-17894 4091
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake WAO-hiaatverzekering en wijziging van afspraken tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, uitgesproken op 5 september 2012 door de Rechtbank Utrecht, betreft het een geschil tussen [eiser] en Plavezo B.V. over de WAO-hiaatverzekering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Plavezo gehouden is om de bijdrage aan de WAO-hiaatverzekering van [eiser] nog gedurende twee jaar te betalen, onder bepaalde voorwaarden. De zaak is ontstaan uit een geschil over de uitkering van de WAO-hiaatverzekering en de premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de dagloonberekening van het UWV niet bepalend is voor de invulling van de afspraken uit de verzekeringsovereenkomst. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de situatie niet ongewijzigd kan blijven tot het 65e levensjaar van [eiser], en dat er een wijziging van de bestaande afspraken noodzakelijk is. De kantonrechter heeft de bijdrage aan de WAO-hiaatverzekering in een afbouwfase vastgesteld, waarbij de bijdrage in twee jaar tijd zal worden afgebouwd. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 782345 UC EXPL 11-17894 4091
vonnis d.d. 5 september 2012
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. S.R. van Laar,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Plavezo B.V.,
gevestigd te Vianen,
verder ook te noemen Plavezo,
Plavezo partij,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger].
Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 16 mei 2012.
Ingevolge dat vonnis heeft [eiser]/Plavezo een akte genomen waarop Plavezo/[eiser] schriftelijk heeft gereageerd.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1.
Bij meergenoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter Plavezo gevraagd meer duidelijkheid te verschaffen over de in rechtsoverweging 4.3 opgenomen vragen en [eiser] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een paar vragen die zijn geformuleerd in r.o. 4.4 van dat tussenvonnis.
2.
Plavezo heeft als productie de verzekeringspolis overgelegd die van toepassing was in de periode 1996-2001. In artikel 6 wordt de WAO-hiaatverzekering vermeld en in het geval van [eiser] was de dekking 100% van het verzekerde bedrag te weten fl 1.011,- (gulden) bruto per jaar.
Met betrekking tot de tweede vraag deelt Plavezo mee dat het UWV ook rekening gehouden heeft met variabel loon. Dat maakt een verschil uit van bijna een jaar loon (ƒ 61.744,77 volgens het UWV en volgens Plavezo ƒ 32.400). De franchise staat in beginsel los van de problemen die spelen tussen Plavezo en [eiser].
3.
[eiser] heeft de kantonrechter meegedeeld dat zij in de dagvaarding per abuis ervan is uitgegaan dat betaling van de premie door de werkgever dient te geschieden. [eiser] merkt verder nog op dat bij schrijven van 25 oktober 2000 Euroboek aan haar heeft meegedeeld dat zij op 31 januari 2000 in de WAO is gekomen en vanaf deze datum recht heeft op een WAO-gatuitkering en dat Zwitserleven de uitkering storten zal op de rekening van Euroboek en dat deze na aftrek van de verplichte inhoudingen het nettobedrag aan [eiser] zal uitkeren. Bij gebrek aan loonstroken voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid dient ervan te worden uitgegaan dat er daadwerkelijk premie ten laste van [eiser] is gebracht. Met betrekking tot het tweede vraag wordt opgemerkt dat [eiser] geen premie meer betaalt, omdat zij volledig arbeidsongeschikt is en zij ook geen premie meer verschuldigd is. Er is sprake van een zogenoemde premievrijstelling.
4.
Na deze verduidelijkingen komt de kantonrechter tot het volgende oordeel.
4.1. De kantonrechter blijft bij hetgeen hij onder 4.1 en 4.2 van het tussenvonnis heeft geoordeeld.
4.2. Voldoende is komen vast te staan, omdat het is erkend althans niet of onvoldoende weersproken, dat ingevolge artikel 6 lid 1 van de risicoherverzekering, voor zover die van belang is voor het WAO-hiaat van [eiser], de uitkering van een WAO-hiaatverzekering en de vrijstelling van de premiebetaling voor die verzekering bij een arbeidsongeschiktheid van 80 of meer leidt tot 100% van het verzekerde bedrag respectievelijk de premievrijstelling.
4.3. De vraag die vervolgens rijst is of [eiser] redelijkerwijs onder de gegeven omstandigheden de mededeling van Euroboek in de brief, ondertekend door Appeldoorn, d.d. 31 december 2001 en waarin werd meegedeeld dat de op ƒ 84,25 vastgestelde uitkering bruto per maand niet correct was berekend en dat met ingang van 1 januari 2002 elke maand géén f 84,25 maar ƒ 1.250,40 zal worden ontvangen, geen abuis was.
Plavezo heeft zich op het standpunt gesteld dat de correctie hoogstwaarschijnlijk verband houdt met de dagloonberekening van het UWV. Maar Plavezo heeft er ook op gewezen dat in de wegwijzer voor Euroboek medewerkers 2000-2001 gesproken wordt over een WAO-hiaat dat ontstaat als een medewerker jonger dan 58 jaar en met een bruto jaarsalaris van hoger dan ƒ 30.400,- (2000) na 25 januari 1993 ziek is geworden en in de WAO belandt. In de volgende zin op blz. 14 van die wegwijzer wordt gesproken over bruto salaris, zodat bruto jaarsalaris en bruto salaris in de wegwijzer naast elkaar worden gebruikt.
4.4. [eiser] heeft zich in punt 12 van de conclusie van repliek op het standpunt gesteld dat, nu Plavezo conform de arbeidsovereenkomst ervoor zorg zou dragen dat het WAO-gat verzekerd werd en dat premie zou worden afgedragen, [eiser] er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd en ook heeft mogen vertrouwen dat de bepaling van de dagloonberekening in orde was. Datzelfde geldt voor de verhoging van die dagloonberekening. Immers het is een verhoging die de werkgever zelf heeft berekend en kenbaar heeft gemaakt. [eiser] heeft mogen uitgaan van de verklaring die door de wederpartij, als professionele wederpartij, en als, derhalve in de hoedanigheid van, haar werkgever is gedaan. Dit geldt te meer nu [eiser] naar aanleiding van de verhoging van de dagloonberekening zelf contact heeft opgenomen met de rechtsvoorganger van Plavezo en medewerkers van de afdeling personeelszaken die haar hebben bevestigd dat de herberekening correct was.
4.5 De berekening van het UWV gaat uit van een dagloon dat naast brutoloon ad ƒ 2500,- per maand (ofwel fl 114,94 per dag) ook de vakantietoeslag maar ook de provisie kent, die, zo merkt de kantonrechter op, erg hoog is in verhouding tot het loon, want ƒ 104,11 per dag bedraagt voor de WAO- dagloonberekening.
Het is voor de kantonrechter de vraag of [eiser] uit de Wegwijzer had moeten opmaken dat brutoloon daadwerkelijk brutoloon is, terwijl daarnaast staat de omstandigheid dat de werkgever, tot tweemaal toe, aan de hand van een brief die ondertekend is met hoofd pz te kennen geeft dat er een fout in het spel is. Naar het oordeel van de kantonrechter had onderkennen van de te grote verschillen van [eiser] niet verlangd kunnen worden. De relatie tussen de verzekeringsovereenkomst en de uitvoering van de sociale wetgeving is al ingewikkeld en als de werkgever dan bovendien tot tweemaal toe een (achteraf) foute berekening als correcte berekening bevestigt kan een gemiddeld opgeleide werknemer daar de conclusie aan verbinden dat het wel goed zit.
4.6. Dat wil nog niet zeggen dat de situatie tot [eiser]s zesenzestigste levensjaar (als ze 65 wordt) dient te worden voortgezet.
De kantonrechter is van oordeel dat thans in ieder geval, door deze procedure, wel duidelijk is dat brutoloon moet worden gezien als brutoloon zonder provisie en dat de dagloonberekening van het UWV niet bepalend is voor de invulling van de afspraken uit de verzekeringsovereenkomst. Dat wil nog niet zeggen dat vanuit het vertrouwensbeginsel dan onmiddellijk moet worden overgegaan tot een volledige weigering van de doorbetaling van de jarenlang verschafte aanvulling. De kantonrechter is van oordeel dat dit probleem ook niet moet worden geplaatst in het kader van het vertrouwensbeginsel, maar in het kader van onvoorziene omstandigheden die ertoe leiden dat beoordeeld moet worden of door [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de afspraak tussen partijen verwacht mag worden. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval, zodat een wijziging van de tussen partijen bestaande afspraken plaats zal moeten vinden. De kantonrechter heeft op grond van het bepaalde in artikel 6:258, 259 en 260 BW de mogelijkheid aan de wijziging voorwaarden te verbinden. De kantonrechter begrijpt de opmerking van [eiser] dat zij volledige handhaving wenst van de betaling tot haar 65e niet als een verzoek om artikel 260 toe te passen, maar het betoog van Plavezo wel.
4.7.
Derhalve moet worden beoordeeld onder welke voorwaarden door de rechter een wijziging zal worden uitgesproken. De kantonrechter is van oordeel dat een afbouwfase moet worden ingelast die inhoudt dat de bijdragen van Plavezo ter zake van de WAO-hiaatverzekering in twee jaar zal worden afgebouwd met tussenfasen van telkens een half jaar. Het eerste halfjaar wordt afgebouwd met 10%, het tweede halfjaar wordt afgebouwd met 20%, een derde halfjaar wordt afgebouwd met 30% en het vierde en laatste halfjaar wordt afgebouwd met 40%. Uiteindelijk blijft dan over de oorspronkelijk door Plavezo aan [eiser] betaalde bijdrage ad € 38,23 per maand.
4.8. De kantonrechter bepaalt voorts dat Plavezo niet binnen 2 jaar door een schriftelijke verklaring de overeenkomst geheel zal kunnen ontbinden. De gewijzigde overeenkomst zal nog in stand dienen te blijven.
4.9.
Het bovenstaande betekent dat het petitum onder punt twee (II) toewijsbaar is, omdat Plavezo nog tot en met de laatste van de maand waarin dit vonnis is gewezen € 623,05 aan [eiser] dient te betalen.
4.1
Het petitum onder Romeinse drie (III) is voorbarig, omdat helemaal nog niet zeker is dat er een executie zal gaan plaats vinden.
4.11.
De kantonrechter ziet termen de proceskosten geheel te compenseren, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat Plavezo gehouden is de bijdrage aan de WAO-hiaatverzekering van [eiser] nog gedurende twee jaar te betalen onder de in rechtsoverweging 4.7. gestelde voorwaarden, totdat op 30 september 2014 de situatie zal zijn bereikt dat de bijdrage teruggebracht is tot € 38,23 per maand;
veroordeelt Plavezo om aan [eiser] te betalen € 623,05 per maand tot en met 30 september 2012;
compenseert de proceskosten geheel;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 september 2012.