ECLI:NL:RBUTR:2012:BY4755

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-701000-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en openlijke geweldpleging in Utrecht

Op 5 november 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld, openlijke geweldpleging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 mei 2012, waarbij de verdachte samen met een mededader een slachtoffer, aangeduid als [aangever 1], heeft beroofd van zijn mobiele telefoon. Het slachtoffer werd met een vuurwapen bedreigd en fysiek aangevallen, waarbij hij werd geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader het slachtoffer naar een afgelegen plek hebben gelokt en daar met geweld zijn telefoon hebben afgenomen. De verdediging heeft betoogd dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kon komen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 120 uren opgelegd, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de aanbevelingen van een reclasseringsrapport. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de griffier was aanwezig bij de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/701000-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats]
wonende te [adres] [woonplaats]
raadsman mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: met geweld een mobiele telefoon heeft gestolen van [aangever 1] en/of door geweld [aangever 1] heeft gedwongen zijn mobiele telefoon af te geven.
Feit 2: heeft deel uit gemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] door met een vuurwapen in zijn gezicht te slaan, hem te schoppen, te slaan en knietjes te geven en/of [aangever 1] heeft bedreigd door een vuurwapen op hem te richten en een doorlaadbeweging te maken met dat vuurwapen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, openlijke geweldpleging en medeplegen van bedreiging en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Met betrekking tot de diefstal met geweld baseert hij zich in het bijzonder op de processen-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat verdachte samen met zijn mededader het slachtoffer tweemaal om geld heeft gevraagd.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 1. Het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening ontbreekt, omdat de opzet van verdachte niet was gericht op het stelen van de mobiele telefoon en verdachte ontkent de telefoon te hebben weggenomen. Daar komt bij dat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking nu verdachte verklaart niet te weten of de mededader de telefoon heeft weggenomen.Alles aldus de verdediging.
Ten aanzien van feit 2 is de verdediging van mening dat de rechtbank niet bewezen kan verklaren dat met het vuurwapen is geslagen. Derhalve dient verdachte van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Bewijsmiddelen
Op 31 mei 2012 is [aangever 1] naar de [aangever 1] in Utrecht gegaan omdat hij had afgesproken met een meisje dat hij een paar weken eerder had ontmoet op station Utrecht Centraal. Zij had hem op 30 mei 2012 het ping-nummer van haar Blackberry gegeven zodat ze elkaar berichten zouden kunnen sturen. Vervolgens heeft hij de hele dag met haar gepingd, waarbij zij hem vroeg om haar die avond om 23:00 uur te ontmoeten op de [aangever 1] te Utrecht bij de eindhalte van bus lijn 6. Terwijl hij onderweg was naar de afspraak met het meisje, had het meisje hem nog gepingd met de vraag of hij geld bij zich had. Toen hij bij de bushalte aan de [aangever 1] op het meisje aan het wachten was, kwamen er plotseling twee mannen op hem afrennen waarvan er één een wit carnavalsmasker op had en de ander een vuurwapen in zijn handen. [aangever 1] zag dat de man het vuurwapen doorlaadde en op hem richtte. Hij werd met het vuurwapen in zijn gezicht geslagen. Daarnaast werd hij op zijn lichaam geslagen, getrapt en kreeg hij knietjes van de gemaskerde man, terwijl tegen hem werd gezegd: ‘Wat doe je met mijn vriendin, je moet haar met rust laten!’. Eén van de mannen haalde de Samsung telefoon uit de rechter broekzak van [aangever 1]. Ook zeiden de mannen dat hij zijn geld af moest geven.
[aangever 1] heeft een buschauffeur aangesproken die rond 23:30 uur geparkeerd stond bij de bushalte aan de [aangever 1] te Utrecht. Deze buschauffeur verklaart dat [aangever 1] moeilijk liep, een bebloede neus en een heel dik rechteroog had.
Bij de politie verklaart [betrokkene 1] dat zij op 30 mei 2012 haar ping-nummer aan [aangever 1] heeft gegeven. Zij heeft het ping-nummer dat zij vervolgens van [aangever 1] had gekregen aan haar vriend [verdachte] gegeven, aan wie ze had verteld dat ze lastig werd gevallen door [aangever 1]. [verdachte] had gezegd dat zij achter het ping-nummer van [aangever 1] moest komen, zodat hij met hem kon pingen alsof hij [betrokkene 1] was. De volgende dag ziet [betrokkene 1] dat [verdachte] haar pingberichten had gestuurd, waarin hij zegt dat het uit de hand is gelopen. Wanneer [betrokkene 1] later op de dag bij [verdachte] komt, vertelt hij haar dat hij [aangever 1] die avond daarvoor naar de [aangever 1] had gelokt en hem daar heeft opgewacht samen met een vriend. Hij had een wit masker opgedaan en een nepwapen meegenomen. Vervolgens hebben ze [aangever 1] geslagen en zijn telefoon afgepakt. [verdachte] heeft [betrokkene 1] verteld dat de vriend met wie hij dit gedaan heeft, [medeverdachte 1] heet.
[verdachte] verklaart tegenover de politie dat hij op 30 mei 2012 aan de [aangever 1] een paar klappen heeft gegeven en dat hij die avond een wapen bij zich had. Later verklaart [verdachte] dat de vriend die bij hem was op 30 mei 2012 [medeverdachte 1] was.
Bij [verdachte] wordt een huiszoeking gedaan, waarbij een gasdrukpistool in beslag wordt genomen, welke geschikt is voor het bedreigen van personen. Daarnaast wordt de Blackberry telefoon van verdachte in beslag genomen. In deze telefoon is de volgende conversatie naar voren gekomen:
Pak bus 6 naar hoograven
Uitstappen bij eindhalte
Dan vertel ik waar je moet lopen
(..)
Ben je al onderweg
Hah jaa schat
Heb je genoeg cash bij je?
Haha waarvoor =)
Ja of nee
(..)
De rechtbank stelt vast dat de inhoud van deze berichten overeenkomt met hetgeen aangever daarover heeft verklaard.
Bewijsoverwegingen
De verklaring van verdachte dat hij de telefoon van [aangever 1] niet heeft gestolen en enkel de intentie had om hem een lesje te leren en niet te beroven, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De rechtbank leidt dit af uit het feit dat in de telefoon van [verdachte] een Ping conversatie is gevonden met daarin de vraag aan [aangever 1] of hij geld bij zich had en daarnaast het feit dat de mannen tijdens het plegen van het geweld aan [aangever 1] hebben gezegd dat hij zijn geld af moest geven. [aangever 1] heeft hen geen geld gegeven, waarna de mannen zijn zakken hebben doorzocht en zijn Samsung hebben meegenomen. Hieruit concludeert de rechtbank dat het opzet mede was gericht op het wegnemen van de telefoon.
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden en bezien in onderling verband en samenhang, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, samen met een ander, [aangever 1] met geweld heeft bestolen van zijn telefoon, openlijk geweld tegen [aangever 1] heeft gepleegd en hem, samen met een ander, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 30 mei 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, merk Samsung, geheel toebehorende aan [aangever 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en zijn mededaders
- die [aangever 1] door middel van pingberichten naar een bepaalde afgelegen plek hebben gelokt en
- zijn gerend in de richting van die [aangever 1] en
- daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gehouden in de richting van die [aangever 1] en een doorlaadbeweging hebben gemaakt met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
- die [aangever 1] hebben vastgepakt bij de pols en de onderarmen en
- met kracht met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp in het gezicht van die [aangever 1] hebben geslagen en
- die [aangever 1] meermalen op het lichaam hebben gestompt en geslagen en geschopt en knietjes gegeven en
- tijdens dat slaan en schoppen en knietjes geven voornoemde telefoon uit een broekzak van die [aangever 1] hebben gepakt;
2.
op 30 mei 2012 te Utrecht met een ander aan de openbare weg, de [aangever 1] te Utrecht, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1], welk geweld bestond uit het
- met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in het gezicht van die [aangever 1] slaan
- tegen het lichaam van die [aangever 1] slaan en schoppen
- het geven van knietjes tegen het lichaam van die [aangever 1]
en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel en pijn voor die [aangever 1] ten gevolge heeft gehad;
en
hij op 30 mei 2012 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en op die [aangever 1] gericht en een doorlaadbeweging gemaakt met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
5.2. De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van de verdachte laten voorlichten door dr. D.J. Burck, gz-psycholoog, die op 29 augustus 2012 een pro justitia rapport heeft uitgebracht. Uit het rapport van Burck blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de impulscontrole. Daarnaast is bij verdachte sprake van een onrijpe, zwakke persoonsontwikkeling. Hierdoor kon hij het verhaal van zijn vriendin niet relativeren. Toen de spanning opliep ten tijde van de gebeurtenis, werd zijn vermogen om de situatie te analyseren en een mogelijk alternatieve benadering te kiezen beperkt. Geadviseerd wordt om verdachte de openlijke geweldpleging en de bedreiging in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige met betrekking tot de toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportage niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit, is verdachte strafbaar.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht met een meldingsgebod en een behandelverplichting. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd een werkstraf van 180 uren die, indien deze niet wordt uitgevoerd, omgezet zal worden in een vervangende hechtenis van 90 dagen, met aftrek van het restant van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, indien zij tot een bewezenverklaring komt, een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest van verdachte. Verdachte heeft een nieuwe baan gevonden, volgt een opleiding en zal over 2 weken een behandeling gaan volgen bij Kade17. Het is van belang dat hij dit alles kan voortzetten wat problematisch zal worden wanneer hij gedetineerd is.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte en zijn mededader hebben uit het niets een jongen geslagen beroofd en getrapt. Dit is een ernstig strafbaar feit. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde diefstal en het openlijk geweld voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, uit eigen gewin te handelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweld nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren.
Ten aanzien van de duur van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf overweegt de rechtbank voorts dat het verdachte is geweest die het initiatief heeft genomen tot het plegen van de bewezen verklaarde strafbare feiten. Dit rechtvaardigt een gevangenisstraf van langere duur dan die welke bij vonnis van heden aan zijn mededader is opgelegd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte, heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte d.d. 13 augustus 2012 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld en wel op 26 juni 2009 vanwege een mishandeling en het beschadigen van een auto. Verdachte heeft hiervoor een transactie aangeboden gekregen en betaald.
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsrapport d.d. 22 augustus 2012 waarin wordt geadviseerd verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daar de volgende bijzondere voorwaarden: meldingsgebod en behandelverplichting bij Kade17 of soortgelijke instelling. Voorts blijkt uit de rapportage dat verdachte, wanneer hij onder druk staat, gedrag kan vertonen waar hij later spijt van heeft.
De rechtbank concludeert dat het momenteel goed gaat met verdachte. Hij gaat starten met een nieuwe opleiding en krijgt begeleiding bij Kade17. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste werkstraf een te groot aantal uren beslaat en gematigd dient te worden. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de proeftijd gesteld moet worden op een duur van 2 jaren en niet, zoals de officier van justitie heeft geëist, 3 jaren. De rechtbank ziet geen enkele reden om een langere proeftijd op te leggen dan een proeftijd van 2 jaren.
7. Het beslag
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47, 57, 141, 285, 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de volgende algemene voorwaarden:
o dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
o dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
En de volgende bijzondere voorwaarden:
o dat verdachte zich gedurende de proeftijd op de door de Reclassering bepaalde tijden bij Reclassering Nederland zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
o dat verdachte zich zal melden binnen twee dagen volgend op de datum waarop het vonnis onherroepelijk wordt bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht;
o dat verdachte zich verplicht ambulant zal laten behandelen bij Kade17 of soortgelijke ambulante forensische zorg indien de reclassering dit nodig acht.
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- bepaalt dat de (na aftrek van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf resterende) tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
o SLT KING 652370 broek
o SLT KING 652371 jas
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 november 2012.
Mr. G.D. Kleijne is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.