parketnummer: 16/656015-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 oktober 2012
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. S.J. Daniels, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
door bedreiging [aangever 1] heeft gedwongen om een gouden ketting af te geven.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, met in het bijzonder de verklaringen van aangever en de getuigenverklaringen van zijn vrienden.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit aan het oordeel van de rechtbank.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Bewijsmiddelen
Op 19 juni 2012 rond 14.00 uur komt [aangever 1] bij het politiebureau in Amersfoort om aangifte te doen. Hij zegt even daarvoor te zijn beroofd van zijn gouden ketting terwijl hij met vrienden in het park [adres] te Amersfoort was. [aangever 1] verklaart dat hij door een getinte jongen met een gouden hoektand is meegenomen de bosjes in en daar onder bedreiging zijn gouden ketting aan die jongen heeft moeten afgeven. De jongen zou tegen hem hebben gezegd: ‘Kom eens mee. Kom eens mee, ik bijt niet’. Daarna heeft de jongen de ketting die [aangever 1] om zijn nek had, vastgepakt en los gemaakt. Nadat hij de ketting had losgemaakt heeft hij tegen [aangever 1] gezegd: ‘als je hier met iemand over gaat praten of naar de politie gaat, dan zoek ik je op want ik weet je te vinden’.
Ook de vrienden van [aangever 1] die aanwezig waren in het park hebben een verklaring afgelegd. [getuige 1] verklaart dat hij een getinte jongen met een gouden hoektand tegen [aangever 1] hoorde zeggen ‘Kom eens mee’, waarna ze samen in de bosjes verdwenen. Hij zag dat [aangever 1] een paar minuten later met een rood hoofd en tranen op zijn gezicht weer uit de bosjes kwam terwijl hij vertelde dat de jongen hem had bedreigd en daarna zijn ketting had gegeven.
Ook getuige [getuige 2] verklaart dat een getinte jongen met een gouden hoektand [aangever 1] vroeg met hem mee de bosjes in te gaan. [aangever 1] ging met de jongen mee en na een paar minuten zag hij [aangever 1] weer huilend de bosjes uit komen. Hij zag dat de getinte jongen de gouden ketting van [aangever 1] in zijn handen had.
Ook de derde getuige, [getuige 3] verklaart dat [aangever 1] met een jongen de bosjes in verdween en later huilend de bosjes uitkwam terwijl de jongen de gouden ketting van [aangever 1] in zijn handen hield. [aangever 1] vertelde later dat hij door de jongen bedreigd was en zijn ketting was afgenomen.
Met [aangever 1] en [getuige 1] wordt enige tijd later afzonderlijk een simultane fotobewijsconfrontatie uitgevoerd. Er wordt hen een tiental foto’s getoond, waaronder een foto van verdachte [verdachte]. Zowel [aangever 1] als [getuige 1] wijzen zonder twijfel verdachte [verdachte] aan als de persoon die de gouden ketting van [aangever 1] heeft afgenomen.
Zelf verklaart verdachte dat hij inderdaad de persoon was die met [aangever 1] de bosjes in is gelopen en de gouden ketting van die [aangever 1] heeft afgenomen.
Bewijsoverwegingen
De verklaring van verdachte dat hij geen bedreigingen heeft geuit tegen [aangever 1] en dat [aangever 1] de gouden ketting zelf zou hebben afgedaan, acht de rechtbank weerlegd door de hierboven genoemde verklaring van aangever en de verklaringen van de getuigen, welke vrijwel volledig overeenkomen. Daarbij acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [aangever 1] zonder dreiging een zeer waardevolle ketting, met bovendien nog een emotionele waarde voor [aangever 1] omdat hij de ketting van zijn broer heeft gekregen, zomaar af zou hebben gegeven aan verdachte. [aangever 1] was aldus de getuigen na het incident geëmotioneerd. Verdachte heeft tevens ter terechtzitting verklaard dat hij zag dat [aangever 1] bang voor hem was, wat de overtuiging van de rechtbank sterkt dat [aangever 1] is bedreigd tijdens het wegnemen van de ketting.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden en bezien in onderling verband en samenhang, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de gouden ketting van [aangever 1] heeft afgenomen vergezeld van bedreiging met geweld.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 juni 2012 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden ketting, geheel toebehorende aan [aangever 1], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tegen die [aangever 1] meermalen heeft geroepen ‘Kom eens mee’ en ‘Kom eens mee, ik bijt niet’ en vervolgens met die [aangever 1] achter een bosje is gaan staan en vervolgens voornoemde ketting heeft vastgepakt en heeft losgemaakt en vervolgens tegen die [aangever 1] heeft gezegd ‘Als je hier met iemand over gaat praten of naar de politie gaat, dan zoek ik je op want ik weet je te vinden’.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 184 dagen waarvan 12 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringscontact met een meldgebod, deelname aan de cognitieve vaardigheidstraining+ en verplichte ambulante behandeling. Daarnaast vordert zij een werkstraf van 100 uren die, indien deze niet wordt uitgevoerd, omgezet zal worden in een vervangende hechtenis van 50 dagen.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met het feit dat ook uit de rapportages blijkt dat verdachte lijdt aan meerdere stoornissen. Daar komt bij dat verdachte nog jong is en graag wil meewerken aan reclasseringstoezicht. Daartoe verzoekt de verdediging de rechtbank om de eis van de officier van justitie te matigen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft de gouden ketting van een 14-jarige jongen afgenomen onder bedreiging van geweld. Het feit is gepleegd op klaarlichte dag en in een openbaar toegankelijk park. Dit is een angstaanjagende ervaring voor het jeugdige slachtoffer geweest en draagt ook in het algemeen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid die bestaan in de samenleving. Verdachte heeft bij het plegen van het feit geen oog gehad voor de mogelijke gevolgen van een dergelijk feit voor het slachtoffer en zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte d.d. 3 september 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor diefstallen is veroordeeld, en wel voor het laatst op 5 januari 2010 door de Meervoudige Kamer te Utrecht.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van een reclasseringsrapportage d.d. 12 oktober 2012 waarin wordt geadviseerd om een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie en een ambulante behandelverplichting.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport van psycholoog R. Bout d.d. 24 september 2012, waaruit volgt dat het op de onderzoeker overkomt dat verdachte geneigd is om de schuld van zijn daden buiten zichzelf te leggen. Daarnaast is verdachte gericht op de bevrediging van zijn eigen behoeften en houdt hij daarbij onvoldoende rekening met de grenzen van anderen. Er is geen sprake van een psychiatrische stoornis, maar wel van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Indien het tenlastegelegde wordt bewezen, dient verdachte volledig toerekeningsvatbaar te worden geacht.
De rechtbank constateert op grond van bovenstaande rapportages en de houding van verdachte ter terechtzitting, dat niet blijkt dat hij daadwerkelijk inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen, immers legt hij de schuld hiervan buiten zichzelf door aan te geven dat hij niet helder kon denken omdat hij onder invloed was van softdrugs en daarbij werd aangespoord het feit te plegen door de vrienden die bij hem waren. Hieruit blijkt dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor de gevolgen die zijn handelen hebben gehad voor het slachtoffer. De rechtbank zal opleggen een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met daarbij als bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringstoezicht met een meldgebod, deelname aan de cognitieve vaardigheidstraining+ en een verplichte ambulante behandeling bij De Waag in Amersfoort of soortgelijke ambulante forensische zorg. Hiervan zullen de dagen die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht worden afgetrokken. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 50 uren, indien deze niet wordt uitgevoerd te vervangen door 25 dagen hechtenis.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van €800,- aan materiële schade, welke bestaat uit de gouden schakelketting die door verdachte is weggenomen. De vader van de benadeelde partij heeft schriftelijk onderbouwd dat de gouden ketting ongeveer 6 jaar geleden voor €800,- is gekocht in Turkije. Daarnaast vordert de benadeelde partij
€300,- aan immateriële schade, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering die is ingediend door [aangever 1] geheel toegewezen dient te worden en dat hierbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering ingediend door benadeelde partij [aangever 1] oordeelt de rechtbank als volgt. De schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit en verdachte wordt aansprakelijk geacht voor die schade.
De rechtbank neemt daarbij de verklaring van de vader van benadeelde partij ten aanzien van de aankoopwaarde van de gouden ketting voor waar aan. Dit ondanks dat hiervan geen nadere onderbouwing overgelegd kon worden vanwege het feit dat de ketting langer dan 5 jaar geleden is aangeschaft. Daar komt bij dat verdachte zelf heeft verklaard de gouden ketting voor een bedrag van ongeveer €500,- te hebben verkocht. Hiertoe neemt de rechtbank aan dat een bedrag van €800,- een redelijke aanschafprijs voor de ketting kan zijn geweest.
De vordering zal tot een bedrag van in totaal €1100,- worden toegewezen, bestaande uit €800 materiële schade en €300,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de volgende algemene voorwaarden:
o dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
o dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
en de volgende bijzondere voorwaarden:
o dat verdachte zich gedurende de proeftijd op de door de Reclassering bepaalde tijden bij Reclassering Nederland zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
o dat verdachte zich zal melden binnen vijf dagen volgend op de datum waarop het vonnis onherroepelijk wordt bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht;
o dat verdachte zal deelnemen aan de gedragsinterventie Cognitieve vaardigheidstraining+
o dat verdachte zich verplicht ambulant zal laten behandelen bij forensische polikliniek De Waag te Amersfoort of soortgelijke ambulante forensische zorg indien de reclassering dit nodig acht.
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 50 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van €1100,- bestaande uit €800,- euro materiële schade en €300,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 19 juni 2012;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], €1100,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 19 juni 2012, bij niet betaling te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 oktober 2012.
Mr. C.A.M. van Straalen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.