ECLI:NL:RBUTR:2012:BY4657

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/700663-12 en 21/000670-09 (TUL)[P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, heling en witwassen van goederen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 1 november 2012, zijn aan de verdachte twee feiten ten laste gelegd: meermalen goederen heeft gestolen dan wel geheeld, en meermalen goederen heeft witgewassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging voor een deel nietig is, omdat de verdachte niet duidelijk kon worden gemaakt van welke specifieke goederen hij beschuldigd werd. De rechtbank oordeelt dat de dagvaarding voor de overige goederen, zoals schilderijen en schoenen, voldoende feitelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte, die geen verifieerbare legale inkomsten hebben, betrokken waren bij de diefstal en heling van verschillende goederen, waaronder voertuigen en een mobiele telefoon. De rechtbank heeft bewijs gevonden in observaties en telefoongesprekken die de betrokkenheid van de verdachte aantonen. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere goederen wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 18 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de gepleegde misdrijven. Tevens wordt de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/700663-12 en 21/000670-09 (TUL)[P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1].
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: meermalen goederen heeft gestolen, dan wel geheeld;
Feit 2: meermalen goederen heeft witgewassen;
3 De voorvragen
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De geldigheid van de dagvaarding
1. verzoek afwijzing vordering op grond van artikel 314a Wetboek van Strafvordering
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de voorlopige tenlastelegging afwijkt van de feiten zoals opgenomen in het bevel gevangenhouding dat verwijst naar het bevel bewaring. De verdediging verzoekt de rechtbank de vordering aanpassing omschrijving tenlastelegging van het openbaar ministerie conform artikel 314a Wetboek van Strafvordering om deze reden niet toe te staan.
De rechtbank is van oordeel dat een uitbreiding slechts niet is toegelaten wanneer het verband tussen de bestaande feiten en de uitbreiding ontbreekt. Bij het toevoegen van gedachtestreepjes aan de feiten 1 en 2 is geen sprake van een uitbreiding waarbij dit verband ontbreekt, waardoor dit wel is toegestaan. De rechtbank zal voor dat gedeelte de vordering aanpassing tenlastelegging toestaan.
2. partiële nietigheid van de (inleidende) dagvaarding
De verdediging verzoekt de rechtbank de (voorlopige) tenlastelegging op de volgende punten partieel nietig te verklaren nu er niet voldaan is aan de eisen als gesteld in artikel 261 lid 1 en 2 Wetboek van Strafvordering:
Feit 1: - een (grote) hoeveelheid theaterlampen met toebehoren en/of
- een (grote) hoeveelheid schilderijen en/of beelden en/of
- een (grote) hoeveelheid gereedschap en/of
- een (grote) hoeveelheid schoenen
- één of meer golftas(sen)
- een (grote) hoeveelheid kleding
Feit 2: - een of meer geldbedragen
- een (grote) hoeveelheid schilderijen en/of beelden en/of
- een (grote) hoeveelheid gereedschap en/of
- een (grote) hoeveelheid theaterlampen met toebehoren en/of
- een (grote) hoeveelheid schoenen
- één of meer golftas(sen)
- een (grote) hoeveelheid kleding
Van al deze goederen is het de verdediging onduidelijk welke goederen hiermee door het Openbaar Ministerie exact bedoeld worden. De verdediging is van oordeel dat hier sprake is van een onvoldoende feitelijk omschreven tenlastelegging.
De rechtbank is van oordeel dat wat betreft het gereedschap en theaterlampen meerdere aangiftes in het dossier te vinden zijn. Ook de kleding wordt op meerdere plaatsen genoemd. Deze goederen zijn derhalve mogelijk van meerdere partijen en plekken afkomstig. Niet duidelijk omschreven is of verdachte bij het onder 1 ten laste gelegde feit (diefstal dan wel heling) van alle, enkele of één partij goederen wordt verdacht en waartegen hij zich moet kunnen verdedigen. De rechtbank zal de dagvaarding voor die gedeeltes dan ook nietig verklaren. Voor de overige goederen, de schilderijen en/of beelden en de schoenen, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging voldoende feitelijk is.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit, witwassen, is van belang dat moet worden vastgesteld of de goederen van een misdrijf afkomstig zijn, maar is het niet noodzakelijk dat gespecificeerd wordt van welk misdrijf die goederen afkomstig zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding op dat punt in stand kan blijven, nu voldoende duidelijk is welke goederen daar worden bedoeld, namelijk de bij verdachte of medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen goederen. Er is derhalve voldaan aan de vereisten van artikel 261 lid 1 en 2 Wetboek van Strafvordering.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding strijdig is met artikel 68 Wetboek van Strafrecht: ‘ne bis in idem’. Verdachte wordt voor het aantreffen van goederen onder twee noemers vervolgd, namelijk diefstal dan wel heling onder feit 1 en witwassen onder feit 2. Het is niet mogelijk om verdachte tweemaal op deze wijze voor hetzelfde feitencomplex te vervolgen, aldus de verdediging. Dit levert strijd op met artikel 68 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verschillende belangen die de bepalingen over diefstal dan wel heling enerzijds en witwassen anderzijds beschermen, het mogelijk is om deze feiten cumulatief ten laste te leggen. Er is dan sprake van meerdaadse samenloop. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat er sprake zou zijn van strijd met artikel 68 Wetboek van Strafrecht en stelt vast dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging.
Schorsen vervolging
De rechtbank heeft tot slot vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het volgende wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1 diefstal/heling
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewijs dat verdachte samen met anderen de bedrijfsstofzuiger heeft gestolen bij de inbraak in Nieuwer ter Aa. Zij wijst daarbij op de aangifte, de tapgesprekken die avond van verdachte naar zijn schoondochter (waarbij hij aanstraalt op een GSM-mast in Nieuwer te AA) en zijn zoon, een tapgesprek van 17 mei 2012 waaruit blijkt dat verdachte in het bezit is van een bedrijfsstofzuiger en de observatie op 13 juni 2012 dat verdachte zelfstandig de loods ingaat.
Tevens acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de Nokia type N97 heeft gestolen in Woerden. Zij wijst daarbij op de aangifte (inbraak tussen 7 en 10 januari 2012), verkeersgegevens imeinummer, de aanstraling van het nummer op de mast Ducatenburg te [woonplaats] en het feit dat verdachte aan de politie dit nummer opgeeft als het zijne. Gezien de hele korte tijd na de inbraak waarop de telefoon door verdachte in gebruik wordt genomen, acht zij de diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de overige goederen verzoekt zij verdachte vrij te spreken voor de diefstal.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de goederen zoals ten laste gelegd heeft geheeld en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.
Feit 2 witwassen
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen, de volgende reeks goederen heeft witgewassen en dat hij daar een gewoonte van heeft gemaakt: Ford Focus, Volkswagen Transporter, Nokia N97, bedrijfsstofzuiger (merk Numatic), Iveco-bus, Volvo XC70, kinderstoeltje, deken, Volvo V70 met kenteken [kenteken], plaid, theaterlampen, schilderijen en beelden, gereedschap, schoenen en kleding en de golftassen. Al deze goederen zijn afkomstig uit enig misdrijf. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] weten, al dan niet in de zin van voorwaardelijk opzet, dat een en ander uit misdrijf afkomstig is. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] weten dat zij de uitgaven die zij deden niet konden doen van hun beperkte legale inkomsten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging herhaalt allereerst de preliminaire verweren.
De verdediging stelt zich verder op het formele standpunt dat alles dat niet is voorgehouden tijdens de zitting, niet gebezigd kan worden voor het bewijs.
Verder merkt de verdediging in zijn algemeenheid op dat de CIE-meldingen niet als bewijsmiddel kunnen worden gebezigd. Mocht de rechtbank dit willen gebruiken, dan doet de verdediging het voorwaardelijke verzoek om de CIE-informanten te horen.
Tot slot deelt de verdediging mee dat verdachte van 26 maart 2012 tot 21 april 2012 in detentie zat.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor zowel feit 1 (diefstal/heling) als feit 2 witwassen. Verdachte kan niet gekoppeld worden aan de diefstallen. Verder wist verdachte van geen van de goederen dat deze van een misdrijf afkomstig zouden zijn en had dit ook niet kunnen vermoeden. Er was bijvoorbeeld geen sprake van braakschade en er werd gebruik gemaakt van de officiële sleutels. Vast staat dat verdachte toegang had tot de loods op het [adres] te [woonplaats]. Wellicht is hij daar ook wel geweest zonder medeverdachte [medeverdachte 1]. Uit de observaties blijkt echter dat tal van mensen de loods in en uitlopen met goederen. Tevens blijkt hier ook niet uit dat verdachte diende te weten dat de goederen van een misdrijf afkomstig waren. Ook heeft verdachte geen zeggenschap over de goederen in de loods.
Daarnaast heeft verdachte geen handelingen verricht om de ware aard of herkomst van deze goederen te verhullen. Verdachte leeft ook niet op grote voet en is uit zijn huis gezet vanwege een huurachterstand.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het beoordelen van het vraagstuk heling dient de rechtbank te toetsen aan een aantal criteria, welke als volgt luiden:
- Verdachte heeft een goed voorhanden dat van een misdrijf afkomstig is;
- Verdachte wist dan wel moest redelijkerwijs vermoeden ten tijde van het voorhanden krijgen dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank dient daarbij na te gaan van welk misdrijf het goed afkomstig is, maar niet is vereist dat de heler weet van welk (specifiek) misdrijf het goed afkomstig is. Wel is vereist dat verdachte wist, waaronder ook voorwaardelijk opzet is begrepen, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goed van misdrijf afkomstig was.
Bewezenverklaring
Iveco busje:
Van 23 op 24 februari 2012 is er een witte Iveco bus met chassisnummer [nummer] gestolen bij een bedrijfsinbraak te Utrecht. Op 4 mei 2012 is door het observatieteam gezien dat de witte Iveco bus is geparkeerd bij de loods aan [adres] te [woonplaats]. Deze loods wordt gehuurd door medeverdachte [medeverdachte 1] (verder te noemen de medeverdachte). Op 13 mei 2012 en 6 juni 2012 wordt gezien dat de medeverdachte in de Iveco bus rijdt. Op de Iveco bus zit het kenteken [kenteken]. Dit blijkt een vals kenteken te zijn dat op naam staat van [X] te [woonplaats]. De witte Iveco bus is aangetroffen bij de doorzoeking op het [adres] te [woonplaats] op 20 juni 2012. Verdachte kan zelfstandig de loods in zonder aanwezigheid van de medeverdachte.
Volkswagen Transporter:
Op 14 april 2012 is er te Dodewaard een Volkswagen Transporter gestolen met chassisnummer [nummer]. Op 7 mei 2012 rijdt de medeverdachte bij de loods op [adres] in deze VW Transporter. De VW Transporter wordt aangetroffen bij de doorzoeking op het [adres] te [woonplaats] op 20 juni 2012. Verdachte kan zelfstandig de loods in zonder aanwezigheid van de medeverdachte.
Volvo XC70:
In Druten is van 2 op 3 januari 2012 een donkergrijze Volvo XC70 gestolen. Op 14 juni 2012 rijdt verdachte, met de medeverdachte in zijn eigen auto daarachter, in een zwarte Volvo XC70 met kenteken [kenteken]. Dit blijkt een vals kenteken te zijn, de auto met dat kenteken stond op de oprit van een woning in [woonplaats] geparkeerd. De Volvo XC70 die gestolen was in Druten was op dat moment de enige die als ontvreemd stond gesignaleerd.
Bij meerdere observaties in de ten laste gelegde periode bij de loods aan het [adres] worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1], zowel met elkaar als onafhankelijk van elkaar, waargenomen. De observanten hebben van de observaties camerabeelden gemaakt waarop te zien is dat verdachten goederen in en uit de loods brengen.
Nokia N97:
Tussen 7 en 10 januari 2011 heeft een inbraak plaats gevonden in Woerden. Daarbij is een GSM gestolen, merk Nokia, type N97, voorzien van het imeinummer [nummer]. De historische verkeersgegevens wijzen uit dat deze GSM op 10 januari 2011 in gebruik is met twee telefoonnummers. De GSM straalt voornamelijk aan op de zendmast Ducatenburg te [woonplaats]. Bij een mutatie uit het politiesysteem blijkt dat verdachte heeft aangegeven gebruiker te zijn van het nummer [nummer]. Dit is één van de nummers die bij deze telefoon worden gebruikt.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte in vereniging de Iveco-bus, de VW Transporter en de Volvo XC70 heeft geheeld. Verdachte is vaak samen met de medeverdachte, die ook eerder voor heling is veroordeeld, gezien bij de observaties bij de door de medeverdachte gehuurde loods op [adres] te [woonplaats]. Ook kwam verdachte, al dan niet met andere personen en onafhankelijk van medeverdachte [medeverdachte 1], zelfstandig naar de loods aan het [adres] en liep hij daar de loods in en uit met goederen. Verdachte moet er van op de hoogte zijn geweest dat zijn zwager met wie hij veel optrok, te weten medeverdachte [medeverdachte 1], geen legale werkzaamheden had en niet beroepshalve een transportbus nodig had. Nu verdachte ook de beschikking had over de loods moet hij ook hebben geconstateerd dat daar met regelmaat een Iveco busje en een Volkswagen Transporter stond. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van deze voertuigen kunnen geven noch voor zijn geregelde aanwezigheid in de loods. Uit deze omstandigheden en uit de bevindingen van de observanten kan afdoende worden afgeleid dat er sprake is van bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1].
De Nokia N97 heeft verdachte alleen geheeld. Hierbij kan geen betrokkenheid van mededaders worden aangetoond.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op de hoeveelheid en diversiteit aan goederen, en gelet op alle feiten in onderlinge samenhang bezien wist dat de goederen van een misdrijf afkomstig waren.
Met betrekking tot de Volvo XC70 merkt de rechtbank nog op dat het zeer wel denkbaar is dat donkergrijs wordt aangezien voor zwart en andersom.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van heling van de volgende goederen:
De Numatic bedrijfsstofzuiger: Er is een aangifte gedaan van de diefstal van een bedrijfsstofzuiger. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat de in de loods op [adres] te [woonplaats] aangetroffen bedrijfsstofzuiger de in de tenlastelegging genoemde bedrijfsstofzuiger betreft.
Volvo V70: Deze auto is weggenomen bij een proefrit. Bij de loods in [adres] te [woonplaats] zijn sleutels aangetroffen die onderdeel waren van de sleutelbos waaraan ook de sleutel van de Volvo V70 heeft gezeten. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om verdachte aan te merken als heler van deze auto.
Schilderijen en/of beelden: De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de schilderijen en beelden van een misdrijf afkomstig zijn.
Schoenen: De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de bij verdachte aangetroffen schoenen onderdeel uitmaken van de partij schoenen die gestolen is bij Cinderella.
Plaid: Dit is aangetroffen bij de medeverdachte thuis. Er kan geen betrokkenheid van verdachte worden vastgesteld.
Golftassen: Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte inderdaad golftassen in- en uit de loods heeft gebracht en tevens kan niet worden vastgesteld dat deze van een misdrijf afkomstig zouden zijn.
Volvo S40, het kinderstoeltje en de deken: deze goederen zijn aangetroffen in de garagebox [nummer]aan [adres] te Utrecht, welke werd gehuurd door de medeverdachte. Er kan geen betrokkenheid van verdachte worden vastgesteld.
Feit 2 Witwassen
Inleidende overwegingen:
De criteria voor witwassen zijn als volgt:
- een voorwerp is afkomstig uit een misdrijf
- verdachte heeft handelingen verricht om dit voorwerp te verhullen of te verbergen.
Niet noodzakelijk is, zoals wel het geval bij heling, om vast te stellen van welk misdrijf de voorwerpen precies afkomstig zijn.
In zijn algemeenheid stelt de rechtbank vast dat verdachte geen aannemelijke, verifieerbare verklaring geeft voor het aantreffen van de vele goederen en de wijze waarop deze goederen konden worden aangeschaft, nu er slechts een minimale bron van legale inkomsten is. Dit geldt eveneens voor medeverdachte [medeverdachte 1] die geen enkele bron van legale inkomsten heeft.
Vrijspraak
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het witwassen van de hierna te noemen goederen: geldbedragen, sieraden en/of horloges, schilderijen en/of beelden, Volvo S40, kinderstoeltje, deken, Volvo V70 met kenteken [kenteken], plaid, schoenen, kleding en golftassen.
Van deze goederen kan de rechtbank ofwel niet vaststellen dat deze goederen van een misdrijf afkomstig zijn of zijn de goederen aangetroffen in de garagebox [nummer] aan [adres] te Utrecht, waarvan niet is aangetoond dat verdachte daar betrokkenheid bij heeft. Van de Volvo V70 met kenteken [kenteken] heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of deze op enig moment in het bezit is geweest van verdachte of medeverdachte.
Bewezenverklaring
Bij de doorzoeking op 20 juni 2012 op de [adres] te [woonplaats], de woning van verdachte, worden de volgende goederen aangetroffen:
- een personenauto, merk Ford, type Focus met kenteken [kenteken].
Bij de doorzoeking op 20 juni 2012 in de door medeverdachte gehuurde loods op het [adres] te [woonplaats] zijn de volgende goederen aangetroffen:
- industriële stofzuiger;
- vele soorten gereedschap;
- deken (met naam [naam] erop);
- theaterlampen, lichtbakken, rookmachine, theaterapparatuur;
- bestelbus VW Transporter met vals kenteken [kenteken];
- bestelbus Iveco met vals kenteken [kenteken].
Van 2 op 3 januari 2012 is in Druten een donkergrijze Volvo XC70 gestolen. In de auto zat een kinderstoeltje. Op 14 juni 2012 rijdt verdachte, met medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn eigen auto daarachter, in een zwarte Volvo XC70 met kenteken [kenteken]. Dit blijkt een vals kenteken te zijn, de auto met dat kenteken stond op de oprit van een woning in [woonplaats] geparkeerd. De Volvo XC70 die gestolen was in Druten was op dat moment de enige die als ontvreemd stond gesignaleerd.
Tussen 7 en 10 januari 2011 heeft een inbraak plaats gevonden in Woerden. Daarbij is een GSM gestolen, merk Nokia, type N97, voorzien van het imeinummer [nummer]. De historische verkeersgegevens wijzen uit dat deze GSM op 10 januari 2011 in gebruik is met twee telefoonnummers. De GSM straalt voornamelijk aan op de zendmast Ducatenburg te [woonplaats]. Bij een mutatie uit het politiesysteem blijkt dat verdachte heeft aangegeven gebruiker te zijn van het nummer [nummer]. Dit is één van de nummers die bij deze telefoon worden gebruikt.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij een uitkering had van € 850,- per maand terwijl hij onder meer de gebruikelijke vaste woonlasten had. Hij heeft door tussenkomst van verdachte een auto Ford Focus gekocht voor € 2250,-. Verdachte had vrijelijk toegang tot en kon beschikken over de goederen in de loods in [woonplaats].
Voor medeverdachte [medeverdachte 1] geldt dat hij geen inkomsten uit werk heeft. Blijkens de kasopstelling, waarbij een vergelijking wordt gemaakt van legale contante ontvangsten en contante uitgaven, is geconstateerd dat medeverdachte veel meer uitgaven deed dan dat hij aan legale inkomsten had. Weliswaar betreft deze kasopstelling een veel langere periode dan de tenlastegelegde periode, echter in laatstgenoemde periode is er gelet op de voorhanden zijnde gegevens ook sprake van een aanzienlijke contante geldstroom die op geen enkele wijze valt te verklaren uit legale inkomsten.
Bewijsoverweging
Zoals uit de bewezenverklaring van de heling bij feit 1 subsidiair blijkt zijn het Ivecobusje, de VW Transporter, de Volvo XC70 en de Nokia N97 uit misdrijf afkomstig en wisten verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dat deze goederen uit misdrijf afkomstig waren. De auto’s waren voorzien van valse kentekenplaten en de andere goederen waren gestald of opgeslagen in een loods. De Nokia N97 was bij verdachte in gebruik. Daarmee heeft verdachte de herkomst van de auto’s dan wel de goederen verborgen.
Daarnaast wijst de rechtbank op het arrest van 28 september 2004 (LJN AP2124) waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat op grond van het doel en de strekking van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht en mede in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling, moet worden aangenomen dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Voorts geldt ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2010 (LJN BM0787) dat indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin, bewezen kan worden geacht dat een geldbedrag “uit enig misdrijf afkomstig is”, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Gebleken is dat verdachte beschikt over goederen, aangetroffen in/bij zijn woning of de loods op [adres] te [woonplaats], waar geen (aankoop)bonnen van zijn, maar waarvan vast staat dat dit over het algemeen dure spullen zijn. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] vele malen samen zijn gezien bij de loods op [adres] te [woonplaats], waarbij zij bezig waren met het in- en uitladen van goederen. Ook kon verdachte zelfstandig de loods in, zonder de aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte beschikking had over de goederen in de loods.
Verdachte heeft verklaard dat de Ford Focus door medeverdachte [medeverdachte 1] is voorgeschoten en dat hij dat bedrag aan hem heeft kunnen terugbetalen, omdat hij een belastingvoordeel heeft gehad. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig nu nergens uit blijkt en ook niet aannemelijk is gemaakt dat verdachte een belastingvoordeel heeft gehad.
Anderzijds is geconstateerd en door verdachte bevestigd dat verdachte nauwelijks verifieerbare inkomsten heeft. Gezien de grote waarde van de hiervoor genoemde aangetroffen goederen enerzijds en het gebrek aan voldoende legale inkomsten anderszijds, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze goederen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Ook medeverdachte [medeverdachte 1] had geen verifieerbare inkomsten. Voor zover medeverdachte heeft verklaard dat er inkomsten zijn geweest, zijn deze niet bij de belasting opgegeven. Bovendien zijn deze inkomsten door verdachte op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
Nu verdachte en/of medeverdachte deze goederen voorhanden hebben/heeft gehad, hebben zij zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen en daar een gewoonte van gemaakt in de periode van 1 januari 2011 tot en met 20 juni 2012. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Evenals bij de heling is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten, hetgeen onder meer blijkt uit het gezamenlijk bij de loods in [woonplaats] in- en uitsjouwen van goederen, het voorschieten van de aankoop van de Ford Focus door medeverdachte en het achter elkaar aanrijden bij het verplaatsen van de gestolen Volvo XC70.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op meer tijdstippen in de periode van 01 januari 2011 tot en met 20 juni 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
- een busje (merk Iveco, chassisnummer [nummer]) en
- een busje (merk Volkswagen, type Transporter, chassisnummer [nummer]) en
- een personenauto (merk Volvo, type XC70, kenteken [kenteken]) en
- een mobiele telefoon (merk Nokia, type N97) en/of
voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van genoemde goederen wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Feit 2
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 20 juni 2012 in het arrondissement Utrecht,tezamen en in vereniging met een ander,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader van voorwerpen, te weten,
- een personenauto (merk Ford, type Focus, kenteken [kenteken]) en
- een busje (merk Volkswagen, type Transporter, chassisnummer [nummer]) en
- een mobiele telefoon (merk Nokia, type N97) en
- een bedrijfsstofzuiger (merk Numatic, type WVD570-2) en
- een busje (merk Iveco, chassisnummer [nummer]) en
- een personenauto (merk Volvo, type XC70, kenteken [kenteken]) en
- een hoeveelheid theaterlampen met toebehoren en
- een grote hoeveelheid gereedschap
de werkelijke aard, de herkomst, verborgen en verhuld, terwijl hij en zijn mededader wisten dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Medeplegen van opzetheling
Feit 2: Van het medeplegen van witwassen een gewoonte maken
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling en witwassen van vele goederen. Dit zijn vervelende feiten, zeker gelet op de stelselmatigheid waarin dit heeft plaatsgevonden. Door heling profiteert verdachte van het misdrijf dat door een ander is gepleegd. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het economisch verkeer. De rechtbank neemt dit alles verdachte kwalijk.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 27 juli 2012 waaruit blijkt dat verdachte in een reeks van jaren meerdere malen is veroordeeld voor diefstal en heling.
Verder wenste verdachte niet mee te werken aan het opstellen van een reclasseringsadvies, waardoor deze opdracht op 31 juli 2012 retour is gezonden.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank zal, gelet op hetgeen de rechtbank bewezen acht, een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Tevens acht de rechtbank de rol van verdachte iets kleiner dan de rol van medeverdachte [medeverdachte 1] en kan van verdachte alleen de betrokkenheid als medepleger bij de spullen aangetroffen in de loods op [adres] te [woonplaats] worden aangetoond. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal deze straf aan verdachte opleggen.
7 Het beslag
7.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, te weten de Ford Focus, de acculader, een sleutel, twee schroevendraaiers en een TomTom navigatiesysteem.
7.2 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten vier paar schoenen en twee schilderijen, omdat verdachte redelijkerwijs als rechthebbende daarvan kan worden aangemerkt.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 1 maand gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het Hof Arnhem van 9 februari 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging niet, althans niet bij de voordracht van de officier van justitie, is voorgedragen, waardoor deze vordering niet aan de orde kan zijn. De vordering is nietig dan wel dient dit te leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast de verdachte tijdig is opgeroepen voor de vordering tenuitvoerlegging en dat de oproep is betekend. De vordering is tijdens de terechtzitting besproken met de verdachte en de verdediging. Op een later moment tijdens de terechtzitting is de vordering alsnog voorgedragen door de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat het de voorkeur verdient de vordering bij de voordracht aan het begin van de zitting voor te dragen. Het was echter in dit geval voor alle partijen duidelijk dat deze vordering tenuitvoerlegging aan de orde was. Dat de latere voordracht dient te leiden tot nietigheid of niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie vindt geen steun in het recht. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en zal de vordering tenuitvoerlegging beoordelen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 33, 33a, 47, 57, 416, 420ter van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding nietig voor zover deze betrekking heeft op de gedachtestreepjes ‘een (grote) hoeveelheid gereedschap’ en ‘een (grote) hoeveelheid schoenen’ en ‘een (grote) hoeveelheid kleding’ zoals genoemd in feit 1;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Medeplegen van opzetheling
Feit 2: Van het medeplegen van witwassen een gewoonte maken
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst (Bijlage II) zijn genummerd 1, 2, 3, 4, 5 en 6;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst (Bijlage II) zijn genummerd 7, 8, 9, 10, 11 en 12;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest d.d. 9 februari 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 21/000670-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 1 maand gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 november 2012.
Mr. C.A.M. van Straalen is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.