ECLI:NL:RBUTR:2012:BY4547

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-070103-96
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 november 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die in 1996 ter beschikking was gesteld na veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarigen. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, maar de rechtbank heeft besloten deze met één jaar te verlengen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, ondanks dat de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman dit betoogden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de ernst van de delicten en het recidiverisico, dat op korte termijn als matig tot hoog werd ingeschat voor zedendelicten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de rapporten van FPC Oldenkotte, waar de terbeschikkinggestelde verbleef, en de deskundigen die ter zitting zijn gehoord. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling wordt voortgezet, gezien de problematiek van de terbeschikkinggestelde en zijn wisselende motivatie tot behandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege verlengd voor de duur van één jaar, met de opdracht aan de kliniek om een beleid te formuleren voor de terbeschikkinggestelde en om het dossier verder op te schonen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/070103-96
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 26 november 2012
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[terbeschikkinggestelde]
geboren te [geboorteplaats] op [1965]
verblijvende te FPC Oldenkotte te Rekken
heeft de officier van justitie de verlenging met twee jaar van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van overheidswege gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
• de vordering van de officier van justitie d.d. 3 oktober 2012, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar;
• het vonnis van deze rechtbank d.d. 6 augustus 1996, waarbij [terbeschikkinggestelde] is veroordeeld voor met iemand beneden de zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd en ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd en waarbij hij ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is gaan lopen op 8 november 1996;
• de beslissing van Gerechtshof Arnhem d.d. 13 februari 2012, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling met dwangverpleging van overheidswege laatstelijk is verlengd voor de duur van een jaar;
• het rapport van FPC Oldenkotte d.d. 4 september 2012, opgemaakt door J.H.M. Nijhuis, directeur/hoofd van de inrichting, H. de Boer, psychiater, waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren;
• de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde], over de periode van augustus 2011 tot en met juli 2012.
2 De procesgang
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 12 november 2012 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht. Voorts zijn de deskundigen mevrouw
L. Ottink en de heer G.J. Nieuwenhuis, werkzaam bij FPC Oldenkotte, gehoord.
3 Het standpunt van de inrichting
Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundigen Ottink en Nieuwenhuis hebben het rapport en het advies van de inrichting toegelicht. In voormeld rapport en door de deskundigen ter zitting is omtrent de terbeschikkinggestelde het navolgende gesteld.
De terbeschikkinggestelde is een gemiddeld intelligente man gediagnosticeerd met pedofilie (niet exclusieve type) en een persoonlijkheidsstoornis NAO.
Hij worstelt met zijn seksuele identiteit. Er is sprake van een wisselende motivatie tot behandeling.
Er is onvoldoende probleeminzicht. Positief is echter dat de terbeschikkinggestelde zich momenteel gedurende een langere periode begeleidbaar opstelt: hij beseft hulp en toezicht nodig te hebben. Belangrijk is om te zien of zijn vaardigheden toereikend zijn bij uitbreiding van vrijheden. Hij kan namelijk inadequaat reageren op stressoren, met impulsiviteit en verbale agressie en er is geen steunend en corrigerend sociaal netwerk.
Het recidiverisico op een zedendelict/indexdelict bij onmiddellijke beëindiging van de huidige maatregel wordt op de korte termijn als matig tot hoog en op de lange termijn als hoog geschat. Het recidiverisico op een ernstig geweldsdelict wordt bij onmiddellijke beëindiging van de huidige maatregel op de korte termijn als laag tot matig en op de lange termijn als matig geschat.
De terbeschikkinggestelde kan het recidiverisico verder doen dalen door de samenwerking met het behandelteam vast te houden en gezamenlijk door middel van verloven te toetsen hoe hij omgaat met zijn risicofactoren bij meer vrijheden. Daarnaast moet de komende behandelperiode ook gewerkt worden aan het verstevigen en onderhouden van vaardigheden en het opbouwen van een sociaal netwerk (maatjesproject).
De kliniek adviseert de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van twee jaren.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat sprake is van ongemaximeerde TBS en heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting haar vordering gewijzigd en stelt zich op het standpunt dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met een termijn van één jaar moet worden verlengd.
5 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij van de terbeschikkingstelling af wil en onder begeleiding van de reclassering verder wil. Voorts heeft hij naar voren gebracht dat omstreeks 2005 op grond van voor hem onbegrijpelijke omstandigheden het recidivegevaar als hoog werd beoordeeld, terwijl hij in de periode daarvoor betrekkelijk veel vrijheden kreeg. Hij heeft het gevoel het slachtoffer te zijn van maatschappelijke ontwikkelingen die voor hem zeer negatieve invloeden hebben gehad in die periode. Hierdoor heeft hij sindsdien weinig vertrouwen meer in zijn behandelaars.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak moet worden geschorst voor de duur van drie maanden voor het opmaken van een maatregelenrapport door de reclassering. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de terbeschikkingstelling moet worden verlengd voor de duur van een jaar.
6 De beoordeling
De rechtbank heeft beoordeeld of er in deze zaak sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling en overweegt hierover het volgende.
Bij de beantwoording van deze vraag dient de rechtbank rekening te houden met de recente beslissing van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 31 juli 2012
nr. 21203/10 (Van der Velden tegen Nederland).
Het EHRM heeft in die beslissing bepaald dat het niet aan de verlengingsrechter is om, in het geval een motivering als bedoeld in het zevende lid van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering ontbreekt, door interpretatie van de uitspraak van de rechter, die de terbeschikkingstelling met dwangverpleging heeft opgelegd, alsnog vast te stellen of de terbeschikkingstelling al dan niet is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (‘een geweldsdelict’), en daarmee of de terbeschikkingstelling al dan niet is gemaximeerd. Ontbreekt de voorgeschreven motivering, dan kan, aldus het EHRM, de terbeschikkingstelling niet van onbepaalde duur zijn en moet het er dus voor gehouden worden dat de terbeschikkingstelling is gemaximeerd.
Het hof Arnhem heeft bij arrest van 1 oktober 2012, LJN BX 8788, NS 2012, 288, beslist dat van enige interpretatie geen sprake is indien blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de straf en/of maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, door een ieder zonder meer als evident kan worden vastgesteld dat sprake is van een misdrijf als hiervoor omschreven. Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat de niet gemaximeerde duur van de terbeschikkingstelling niet voorzienbaar is geweest en dat afbreuk is gedaan aan de door artikel 5 EVRM geboden bescherming tegen ‘willekeurige vrijheidsbeneming’.
De vraag nu is of in onderhavige zaak zonder meer evident is dat (een van de) indexdelicten een ‘geweldsdelict’ oplevert of een delict dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank heeft acht geslagen op voornoemd arrest van het hof waarbij de terbeschikkingstelling met dwangverpleging is opgelegd. Hieruit volgt dat de terbeschikkinggestelde is veroordeeld voor het met iemand beneden de zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd en ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
De rechtbank stelt vast dat de voorgeschreven motivering, als bedoeld in artikel 359 lid 7 Wetboek van Strafvordering, ontbreekt in de beslissing. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de bewezenverklaring en kwalificatie, zonder interpretatie is vast te stellen dat in onderhavig geval sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is het criterium voor ongemaximeerde terbeschikkingstelling gewijzigd van “geweldsmisdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor een of meer personen” in “misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen” om duidelijk te maken dat ook de misdrijven omschreven in de artikelen 243, 244, 245, 247, 248ter, 249, 250, eerste lid, aanhef en onder 1, of 250, eerste lid, aanhef en onder 2, en tweede lid, WvSr in aanmerking komen voor ongemaximeerde terbeschikkingstelling.
De terbeschikkingstelling is dus niet gemaximeerd.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de terbeschikkingstelling van terbeschikkinggestelde wordt verlengd.
Weliswaar heeft de rechtbank begrip voor de gevoelens van de terbeschikkinggestelde dat een en ander lang duurt, zeker gezien de eerdere vrijheden die hij heeft genoten, echter daar staat tegenover dat sprake is geweest van ernstige delicten over een lange periode en een niet altijd even coöperatieve houding van de terbeschikkinggestelde. Daarbij zal de terbeschikkinggestelde gezien zijn problematiek aangewezen blijven op een begeleidende omgeving. FPC Oldenkotte heeft aangegeven dat hier naar toe wordt gewerkt, maar dat hier nog wel geruime tijd voor nodig is.
Naar aanleiding van het betoog van de terbeschikkinggestelde dat hij niet begrijpt waarom naar aanleiding van een tweetal betrekkelijk geringe incidenten in 2003 plotseling in 2005 het recidivegevaar als hoog is aangemerkt terwijl hij tot die tijd vrij ruime vrijheden genoot, overweegt de rechtbank dat dit betoog niet door de rapporten en beslissingen in het dossier wordt ondersteund. Hieruit volgt namelijk dat de terbeschikkinggestelde naar aanleiding van de genoemde incidenten is teruggeplaatst in de inrichting (destijds de Van der Hoevenkliniek), waarover de terbeschikkinggestelde zeer verontwaardigd was. Vervolgens brak een periode aan waarin de behandeling steeds moeizamer verliep. Zo ontkende de terbeschikkinggestelde in de gesprekken met zijn behandelaars dat bij hem sprake was van een bijzondere (seksuele) belangstelling voor jeugdigen. In gesprekken hierover reageerde hij in toenemende mate geagiteerd. Uiteindelijk was er geen enkele vooruitgang meer zichtbaar in de behandeling en dreigde de terbeschikkinggestelde in een long-staf afdeling te worden geplaatst. Daarop is besloten de terbeschikkinggestelde over te plaatsen naar een andere inrichting in een poging de behandeling daar een nieuwe impuls te geven.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat het, gelet op het feit dat de terbeschikkinggestelde nog geen onbegeleide verloven heeft en het resocialisatietraject derhalve nog niet in gang is gezet, thans te vroeg is om de zaak aan te houden om door de reclassering een maatregelenrapport uit te laten brengen. De rechtbank wijst het primaire verzoek van de raadsman daartoe af.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling, gelet op het voorgaande, moet worden verlengd met één jaar. De rechtbank is van oordeel dat het komende jaar door FPC Oldenkotte benut dient te worden om concreet uitvoering te geven aan de verlengingsbeslissing van het hof d.d. 13 februari 2012. Specifiek dient de kliniek inzichtelijk te maken welk beleid ten aanzien van de terbeschikkinggestelde wordt gehanteerd en welke praktische mogelijkheden er op korte en lange termijn worden gezien om de terbeschikkinggestelde meer vrijheden te geven in verhouding tot zijn delictgevaar. Naast dit traject dient de komende tijd in de visie van de rechtbank benut te worden om het dossier van de terbeschikkinggestelde (verder) op te schonen, ook ten aanzien van de periode van vóór 2006. Ten slotte moeten eventuele wijzigingen in de risicotaxatie vanwege het eerder genoten verlof worden meegenomen.
7 Toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] voor de duur van één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter, mrs. M.J. Grapperhaus en
J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van der Meulen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 november 2012.