ECLI:NL:RBUTR:2012:BY4544

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655617-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bedreiging met stenen

Op 6 november 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 maart 2012 in Utrecht een personenauto heeft beschadigd en meerdere personen heeft bedreigd met zware mishandeling. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een fiets tegen een auto heeft gegooid, wat heeft geleid tot schade aan de auto. Daarnaast heeft de verdachte stenen gegooid in de richting van drie aangevers, wat hen in een staat van angst heeft gebracht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat de afstand en de omstandigheden niet wezenlijk gevaarlijk waren. De verdachte is vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft deskundigenrapporten in overweging genomen, waaruit blijkt dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische aandoening, waardoor hij ontoerekeningsvatbaar is voor zijn daden. De deskundigen hebben geadviseerd om de verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft dit advies overgenomen en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft wel de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de materiële schade werd afgewezen, maar de immateriële schade werd toegewezen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De griffier heeft de uitspraak genoteerd en deze is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655617-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1985] te [geboorteplaats]
ingeschreven te ([woonplaats], [adres]
gedetineerd te Vught, Penitentiair Psychiatrisch Centrum
raadsvrouw mr. K.R. Koopman, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 juni 2012, 20 september 2012 en 23 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 een personenauto heeft vernield of beschadigd;
feit 2 (primair) heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan meerdere personen, dan wel (subsidiair) meerdere personen heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij ten aanzien van feit 1 op de aangifte, de verklaringen van de getuigen en het proces-verbaal van bevindingen en ten aanzien van feit 2 primair op de verklaringen van de aangevers en de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van feit 1 tot een bewezenverklaring kan komen op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken ten aanzien van feit 2 primair en voert daartoe aan dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de medewerkers van de kliniek, ook niet in voorwaardelijke zin. Uit de handelingen van verdachte is dit ook niet af te leiden. Verdachte had slechts tot doel opgenomen te worden. Het subsidiair tenlastegelegde, de bedreiging, kan bewezen worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangezien verdachte de ten laste gelegde beschadiging van een personenauto heeft bekend en de raadsvrouw niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 oktober 2012 ;
- Het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 maart 2012.
Ten aanzien van feit 2
[aangever 1] was op 30 maart 2012 aan het werk in het Willem Arntzhuis te Utrecht en hielp zijn collega’s bij het verwijderen van verdachte van het terrein van de kliniek. Verdachte werd buiten het hek, op straat achtergelaten. Verdachte haalde vervolgens straatstenen uit de straat en gooide die kapot op straat. Hij pakte een brokstuk op en gooide dat naar het toegangshek. Daarna pakte hij nog twee stukken steen ter grootte van zijn hand, rende daarmee in de richting van [aangever 1] en zijn collega’s en gooide deze stenen in hun richting. Verdachte schreeuwde hierbij. Aangevers [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3] voelden zich bedreigd en waren bang om geraakt te worden. Ze renden weg. Verdachte gooide daarna nog meerdere keren stenen in de richting van aangevers.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij stenen gooide naar aangevers om hen bang te maken.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank overweegt dat voornoemde handelingen van verdachte niet gekwalificeerd kunnen worden als een opzettelijke poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in de voorwaardelijke opzet variant, nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangevers. Uit de verklaringen van aangevers blijkt immers dat verdachte de stenen gooide van een afstand variërend tussen 10 en 30 meter, dat aangevers op tijd uit de baan van de stenen konden stappen en dat de stenen met een flauwe bocht op de grond kwamen, op een afstand van enkele meters tot 5 meter van de aangevers.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij op 30 maart 2012 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk
- een personenauto (grijs, merk Peugeot 107, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [bezitter auto] en/of Lease Plan`heeft beschadigd door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen een fiets te gooien op/tegen voornoemde personenauto;
2.
Subsidiair
hij op 30 maart 2012 te Utrecht, (telkens) meerdere personen, te weten [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen een steen gegooid in de richting van voornoemde personen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen
Feit 2 subsidiair: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Er is een tweetal gedragskundige rapportages uitgebracht over verdachte.
Ten eerste van drs. E.A.M. Schouten, psychiater, d.d. 08 oktober 2012 inhoudende – zakelijk weergegeven – de conclusie:
“Betrokkene lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, cannabisafhankelijkheid, misbruik van meerdere middelen en antisociale persoonlijkheidstrekken. Hiervan was ook ten tijde van het tenlastegelegde sprake en dit beïnvloedde op dat moment zijn gedragskeuzes en gedragingen. Vanuit zijn paranoïde en psychotische vertekening van de werkelijkheid voelde betrokkene zich bedreigd, verkeerd behandeld en door de personeelsleden van Altrecht agressief behandeld. Vanuit die visie meende hij recht te hebben op vergelding van de dingen die hem door hen werden aangedaan. Het denken van betrokkene stond gedurende het onderzoek in het teken van psychotische belevingen en redenaties. Het is meer dan aannemelijk dat het gedrag van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde eveneens volledig bepaald werd door psychotische belevingen. Geadviseerd wordt om betrokkene als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen voor de tenlastelegde feiten. De kans op recidive wordt groot geacht wanneer betrokkene geen medicatie gebruikt en/of daarnaast wel roesmiddelen gebruikt. Hij heeft geen ziekte-inzicht en ziektebesef, is niet gemotiveerd en weigert (medicamenteuze) behandeling.
Daarnaast is er sprake van een instabiele leefsituatie, geen woning, geen werk, zeer beperkt netwerk en financiële onzekerheid. Er bestaat een vicieuze cirkel van geen ziekte-inzicht en probleembesef en daardoor het weigeren van medicatie en vice versa. Het is noodzakelijk om dit patroon te doorbreken om enige stabiliteit te bewerkstelligen. Geadviseerd wordt derhalve een klinische opname in het kader van artikel 37 Strafrecht op te leggen, waarbij gedacht wordt aan een setting met medium tot high care en low tot medium beveiliging, bijvoorbeeld een FPA.”
Ten tweede de rapportage van prof. dr. J.J. Baneke, forensisch psycholoog, d.d. 03 oktober 2012. Deze rapporteur komt wat betreft de ziekelijke stoornis ten tijde van het tenlastegelegde tot dezelfde conclusie als de psychiater. Hij voegt hieraan het volgende toe:
“Het gedrag van betrokkene lijkt voortdurend gekleurd en doortrokken te zijn van psychotische elementen. Men kan daardoor moeilijk bepalen op welk moment betrokkene voldoende realiteitsbesef had en op welk moment de realiteitsstoornis (psychose) bepalend was voor zijn handelen. Analyse van zijn verbale uitingen wijzen op een paranoïde psychotische interpretatie van de wereld. Hij heeft zeer sterke oordeels- en kritiekstoornissen. Vanuit zijn psychotische interpretatie ageert betrokkene tegen hulpverleners en anderen, zonder dat hij zichzelf kan afremmen. Geadviseerd wordt betrokkene in deze als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. Het voortduren van de paranoïde psychotische toestand, ondanks structuur en medicatie, maakt de kans op ontsporingen en soortgelijk risicovol gedrag als het tenlastegelegde zeer groot.
Betrokkene zal langdurig klinisch behandeld moeten worden. Daarbij zal medicatie een belangrijk element vormen, naast blijvende structuur en – waar mogelijk – psycho-educatie om betrokkene nader te informeren over zijn ziekte. Pas als de psychose voldoende onder controle is, kan nader worden vastgesteld in hoeverre persoonlijkheidselementen een extra sturende rol spelen, en dienen die eveneens behandeld te worden. In de eerste plaats zal de behandeling echter gericht moeten zijn op het verminderen van de paranoïdie. Geadviseerd wordt betrokkene een behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen voor de duur van maximaal één jaar, ex artikel 37 Sr. Eventuele voortzetting van de behandeling kan plaats vinden binnen een civielrechtelijk kader.”
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen, die met elkaar overeenstemmen, over wat betreft de ontoerekeningsvatbaarheid en is dus van oordeel dat verdachte niet strafbaar is voor datgene wat hem is ten laste gelegd.
Verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt onder verwijzing naar voornoemde gedragskundige rapportages het verweer van de verdediging dat bij verdachte geen sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis en om die reden ook niet ontoerekeningsvatbaar zou kunnen worden verklaard.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van voornoemde rapporten van de deskundigen, gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis gedurende één jaar op te leggen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat de feiten aan verdachten kunnen worden toegerekend en aan verdachte een straf moet worden opgelegd gelijk aan het ondergane voorarrest.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte onder invloed van een psychose een auto heeft beschadigd en medewerkers van het Willem Arntzhuis heeft bedreigd door hen met stenen te bekogelen.
Deze op zichzelf strafbare feiten kunnen hem niet worden toegerekend, maar de maatschappij moet wel tegen verdachte worden beschermd.
De rechtbank neemt de adviezen van de hiervoor genoemde deskundigen over en zal gelasten dat verdachte wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. De deskundigen hebben gemotiveerd waarom een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis het meest passend is voor verdachte.
Gelet op de ernst van het door verdachte gepleegde feit, rekening houdend met het feit dat hij ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en vaststellend dat verdachte gevaarlijk is voor de algemene veiligheid van personen en goederen, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde en door de deskundigen geadviseerde maatregel de passende sanctie is.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 220,- ter zake materiële schade en van € 350,- ter zake immateriële schade voor feit 2.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, zowel voor het materiële als het immateriële deel. De gevorderde schadevergoedingsmaatregel kan niet worden opgelegd nu het feit niet aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de vordering voor wat betreft het materiële deel, het eigen risico van de zorgverzekering, onvoldoende is onderbouwd en om die reden dient te worden afgewezen.
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft het immateriële deel toewijzen, nu deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en voldoende aannemelijk is gemaakt. Het verweer hierop van de verdediging wordt dan ook verworpen.
De rechtbank zal de gevorderde schadevergoedingsmaatregel niet opleggen, nu artikel 37 Sr niet voorziet in de mogelijkheid van een combinatie van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis met andere maatregelen, zoals ook door de Hoge Raad is bepaald (NS 2004, 389).
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37, 39, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen
Feit 2 subsidiair: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 350,--. ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening
- bepaalt dat de vordering voor wat betreft de materiële schade wordt afgewezen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 november 2012.