ECLI:NL:RBUTR:2012:BY3870

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655978-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 18 oktober 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak kwam voort uit een incident op 23 juni 2012, waarbij de verdachte zijn buren, [aangever 1] en [aangever 2], bedreigde met een mes en een ijzeren staaf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een conflict met [aangever 1], met een mes en een ijzeren pijp dreigende woorden heeft geuit, zoals 'ik steek je neer' en 'ik maak je dood'. De rechtbank hechtte meer waarde aan de verklaringen van de aangevers en getuigen dan aan de ontkenning van de verdachte, die zich niet meer precies kon herinneren wat hij had gezegd.

De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen een angstaanjagende ervaring voor de slachtoffers waren en bijdroegen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte had een strafblad en had eerder voor een belediging en vermogensdelicten gediend. Ondanks zijn jeugdige leeftijd en kwetsbaarheid, besloot de rechtbank tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 41 dagen, aangevuld met een werkstraf van 40 uur. De rechtbank hevelde de voorlopige hechtenis op en legde geen contactverbod op, omdat de verdachte en de slachtoffers buren waren en een contactverbod moeilijk te handhaven zou zijn. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de bedreiging wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655978-12, 16/514184-11 (tul) en 16/655282-12 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats]
wonende te [adres] [woonplaats]
raadsvrouw mr. I.P.J. Beerens, advocaat te De Meern
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummers.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zijn buren, [aangever 1] en [aangever 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, met in het bijzonder de aangiften van [aangever 1] en [aangever 2], de getuigenverklaring van dhr. [getuige 1] en de bevindingen van verbalisanten.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een volledige bewezenverklaring kan komen. De raadsvrouwe merkt op dat verdachte heeft bekend dat hij met een ijzeren pijp heeft gezwaaid in de richting van aangevers. Hierover kan dus geen twijfel ontstaan. Verdachte ontkent echter te hebben gedreigd met een mes. De raadsvrouwe is van mening dat de rechtbank op dit punt niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat getuige [getuige 2] enkel verklaart over iets glinsterends in de hand van verdachte. Deze verklaring is niet helder en kan derhalve niet dienen als bewijs. Omtrent het mes blijven dan alleen de verklaringen over van aangevers en deze stemmen niet geheel overeen en zijn onduidelijk. De raadsvrouwe verzoekt de rechtbank om de verklaring van verdachte omtrent het mes als waarheid aan te nemen. Daarnaast verzoekt de raadsvrouwe de rechtbank om de verklaring van getuige [getuige 3] naast zich neer te leggen omdat deze verklaring zodanig afwijkt van alle andere verklaringen die zich in het dossier bevinden, dat het vermoeden bestaat dat deze getuige wellicht over een ander incident heeft verklaard.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Bewijsmiddelen
Naar aanleiding van een melding op 23 juni 2012 dat iemand in Amersfoort bedreigd zou worden met de dood, gaat de politie ter plaatse. Aldaar treffen zij verdachte, [verdachte] aan, die erg agressief is, het schuim op zijn mond heeft staan en roept dat hij zijn buurman neer gaat steken. De verbalisant gaat vervolgens naar de betreffende buurman [aangever 1], die verklaart dat hij zojuist door verdachte is bedreigd. Verdachte heeft hem met een ijzeren pijp achterna gezeten en daarbij gezegd: ‘ik ga je slaan, ik sla je kop in’. Vervolgens heeft verdachte een mes gepakt en is met opgeheven hand met daarin het mes naar [aangever 1] toegelopen, ondertussen roepend: ‘ik steek je neer, ik steek je dood’. Toen [aangever 1] naar zijn huis is gevlucht, heeft verdachte voor zijn deur gestaan met de ijzeren pijp of het mes in zijn hand en geroepen: ‘ik ga je schieten. Ik ga voor jou 5 jaar zitten, ik steek je dood’.
Op dat moment was ook [aangever 2], de vrouw van [aangever 1] in de woning aanwezig. Zij verklaart dat haar man naar huis kwam rennen en de deur dichtsloeg. Ze zag dat verdachte achter hem aan rende met een mes en een ijzeren staaf in zijn handen. Ze hoorde verdachte vervolgens tegen hen schreeuwen: ‘ik steek je neer, ik maak je dood! Ik wil voor jou wel 5 jaar zitten. Ik schiet je dood!’. Hierna heeft zij de politie gebeld. Ze zag dat verdachte vervolgens voor het slaapkamerraam ging staan en hoorde hem tegen het raam slaan terwijl hij riep: ‘ik maak je dood, ik maak je dood!’.
Buurtbewoner en getuige [getuige 1] verklaart dat hij verdachte hoorde schreeuwen en op de galerij is gaan kijken wat er aan de hand was. Daar zag hij verdachte met een ijzeren pijp en een smal zilver voorwerp in zijn handen in de richting van het huis van [aangever 1] en [aangever 2] lopen. Vervolgens zag en hoorde hij dat verdachte met de ijzeren pijp tegen de voordeur van het huis sloeg.
Zelf verklaart verdachte dat hij ontzettend boos was op [aangever 1] en van binnen ontplofte. Hierop heeft hij een ijzeren staaf gepakt en is naar het huis van [aangever 1] gelopen en heeft met de pijp tegen het slaapkamerraam van [aangever 1] geslagen. Hij heeft daarbij geroepen dat hij [aangever 1] zou gaan slaan.
Bewijsoverwegingen
De verklaring van verdachte dat hij niet met het mes heeft gedreigd, maar dat hij het mes toen de politie kwam op een veilige plek wilde opbergen acht de rechtbank weerlegd door de verklaringen van aangevers en de getuige, die allen verklaren dat verdachte een mes , dan wel een zilverkleurig smal voorwerp in zijn handen had.
Verdachte verklaart de dreigende woorden niet te hebben uitgesproken, maar verklaart daarnaast ter zitting ook dat hij zich niet meer precies kan herinneren wat hij wel heeft gezegd. De rechtbank hecht op dit punt meer waarde aan de aangiften en de bevindingen van de verbalisanten, die allen in hoofdlijnen hetzelfde verklaren over de dreigende woorden die door verdachte zijn geuit.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden en bezien in onderling verband en samenhang, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 juni 2012 te Amersfoort, [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] en [aangever 2]
- dreigend een ijzeren staaf getoond en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: ‘ik ga je slaan, ik sla je kop in’ en
- dreigend met opgeheven hand een mes getoond en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: ‘ik steek je neer, ik steek je dood’ en vervolgens: ‘ik ga je schieten, ik ga voor jou 5 jaar zitten, ik steek je dood’ en: ‘ik maak je dood, ik maak je dood!’.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht en daarbij een contactverbod inhoudende dat verdachte niet actief contact mag zoeken met [aangever 1] en [aangever 2].
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank, indien zij tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met de voorgeschiedenis van verdachte en de aangevers. Hiertoe verzoekt de verdediging primair een eventuele gevangenisstraf op te leggen voor de duur die verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Subsidiair verzoekt de verdediging tot het opleggen van een werkstraf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft twee van zijn buren op de galerij van hun flat bedreigd met een ijzeren staaf en een mes. Dit is een angstaanjagende ervaring voor de slachtoffers geweest en draagt ook in het algemeen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid die bestaan in de samenleving. Verdachte heeft bij het plegen van het feit geen oog gehad voor de mogelijke gevolgen van een dergelijk feit voor de slachtoffers.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte, heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte d.d. 21 augustus 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een belediging is veroordeeld, en wel door de kinderrechter te Utrecht op 10 februari 2012. De rechtbank concludeert dat, naast deze veroordeling, op de documentatie van verdachte enkel vermogensdelicten staan.
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsrapportage d.d. 25 september 2012 waarin wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een werkstraf op te leggen aan verdachte. Een eventueel reclasseringstoezicht zal waarschijnlijk geen kans van slagen hebben omdat verdachte niet gemotiveerd is om een behandeling te ondergaan.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport van de psycholoog F. Jonker waaruit volgt dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een psychologisch onderzoek. De psycholoog twijfelt aan de detentiegeschiktheid van verdachte en vindt dat deze kwetsbaar en angstig overkomt.
De rechtbank constateert op basis van het reclasseringsrapport dat verdachte de nodige problemen heeft op een aantal leefgebieden. In het verleden is al intensieve ambulante hulpverlening ingezet, maar die heeft niet tot resultaat geleid. De rechtbank heeft zorgen over de situatie van de nog jonge verdachte. Gezien zijn weigering om nog enige medewerking te verlenen aan behandeling of hulpverlening ziet de rechtbank echter geen andere optie dan een onvoorwaardelijke straf op te leggen voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal echter, anders dan de officier van justitie, niet enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en hetgeen de psycholoog heeft opgemerkt ten aanzien van zijn kwetsbaarheid. Naast de 41 dagen die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, zal hij nog een werkstraf van 40 uur moeten verrichten. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank beschikt niet over informatie of zo’n contactverbod noodzakelijk en wenselijk is. Bovendien zijn verdachte en de slachtoffers nog steeds buren zodat een contactverbod moeilijk handhaafbaar zal zijn.
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
7. De vorderingen tot tenuitvoerlegging
7.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 25 uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 26 april 2012 ten uitvoer zal worden gelegd. Ook de voorwaardelijke werkstraf van 40 uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 10 februari 2012 dient ten uitvoer te worden gelegd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is bij vonnis van de politierechter te Utrecht d.d. 26 april 2012 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 25 uren geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bij vonnis van de kinderrechter te Utrecht d.d. 10 februari 2012 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijden schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14g, 22c, 22d, 27, 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 41 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging (16/655282-12)
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, zijnde een werkstraf van 25 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 13 dagen.
Vordering tenuitvoerlegging (16/514184-11)
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, zijnde een werkstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 oktober 2012.
Mr. Oostendorp is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.