RECHTBANK ARNHEM (zitting houdende te Utrecht)
parketnummer: 05/701112-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 november 2012
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd te P.I. Utrecht – HvB Nieuwegein,
raadsman mr. drs. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, doch niet gevoegd behandeld met de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [benadeelde 2] en [benadeelde 1] af te persen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende wettige bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en de raadsman niet voor vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte, gedaan door [benadeelde 1], mede namens Cafetaria [naam] en [benadeelde 2] ;
- de bekennende verklaring van verdachte .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 03 april 2012 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 2] (medewerkster in woktaria “[naam]” aan het [plein] aldaar) en [benadeelde 1] (eigenaar woktaria “[naam]” aan het [plein] aldaar) te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde 1], tezamen en in vereniging met verdachtes mededaders, voorzien van gezichtsbedekking (capuchon over het hoofd en sjaal voor gezicht) en met een mes in de handen, die [benadeelde 2] en die [benadeelde 1] in voormeld woktaria dreigend heeft toegevoegd de woorden “Dit is een overval” en “Geld, geld!”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplegen van poging tot afpersing.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft gelet op het pro justitia rapport d.d. 1 oktober 2012, opgesteld door A.P. van der Burg, GZ-psycholoog.
Verdachte wordt beschreven als een jongen met een gemiddelde intelligentie. Hij heeft een gereserveerde, onthechte opstelling en lijkt door de loop van zijn leven behoorlijk verhard te zijn en weinig te geven om de mensen om zich heen. Hij beschikt over weinig frustratietolerantie. Hij is narcistisch van aard en lijkt te beschikken over enkele antisociale trekken in de persoonlijkheid. Naast egocentrisme, lijkt zijn gewetensontwikkeling problematisch, zijn empathische vermogens te kort schieten en spijtgevoelens nauwelijks doorleefd en weinig invoelbaar. Een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale trekken is aanwezig. Naar de mening van de psycholoog was verdachte zich weliswaar bewust van het ontoelaatbare van zijn handelen, maar niet voldoende in staat weerstand te bieden aan zijn impulsen. Derhalve adviseert de psycholoog om verdachte te beschouwen als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog over en maakt de conclusies tot de hare. De rechtbank zal verdachte derhalve als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de duur van het voorarrest en als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact, ook als dat inhoudt het meewerken aan een behandeling.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vergevingsgezind te zijn en verdachte een kans te geven, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden. De verdediging heeft de rechtbank in overweging gegeven een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact op te leggen, met daarbij een onvoorwaardelijke werkstraf van 140 of 180 uren.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een overval op een woktaria. Verdachte en zijn mededaders hebben hierbij messen gebruikt om de aanwezigen in de woktaria te bedreigen. Verdachte en zijn mededaders zijn puur uitgegaan van eigen financieel gewin en hebben niet stilgestaan bij de gevolgen die een dergelijke daad voor anderen heeft. Slachtoffers van geweldsmisdrijven kunnen nog lange tijd last hebben van angstgevoelens en ook in dit geval hebben de slachtoffers in de toelichting van de vordering als benadeelde partij aangegeven hier last van te hebben. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 september 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 8 oktober 2012, opgesteld door B. Frankes, waarin de reclassering geen strafadvies geeft in afwachting van de pro justitia rapportage;
- een de verdachte betreffende pro justitia rapportage d.d. 1 oktober 2012, opgesteld door A.P. van der Burg, GZ-psycholoog, waarin wordt genoemd dat er geen indicatie is voor behandeling, maar dat begeleiding door de reclassering van belang is.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, niet anders gereageerd kan worden dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen, omdat dit verplicht reclasseringscontact mogelijk maakt en met het doel te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen. De rechtbank zal rekening houden met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de na te noemen bijzondere voorwaarde passend en geboden is.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen benadeelde partij geheel, hoofdelijk, toe te wijzen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] geen opmerkingen gemaakt en heeft ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1] verzocht deze te matigen tot € 150,--. .
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 700,--.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 700,--.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van poging tot afpersing;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 7 (zeven) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte mee moet werken aan een behandeling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 700,-- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 3 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], € 700,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 14 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 700,-- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 3 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], € 700,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 14 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Voorlopige hechtenis
heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbey, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 november 2012.