ECLI:NL:RBUTR:2012:BY3286

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655810-12; 16/656220-12; 16/514077-11 (tul); 16/513570-10 (tul); 16/712271-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal, bedreiging met zware mishandeling en opzetheling

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 13 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal, bedreiging met zware mishandeling en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 mei 2012 in Zeist samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning. Tijdens deze poging heeft de verdachte een schroevendraaier gebruikt om de toegang te verschaffen, wat door getuigen is waargenomen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van een Opel Meriva, maar dat de verdachte wel schuldig was aan de poging tot diefstal en de bedreiging met zware mishandeling van een buurtbewoner die hem wilde aanhouden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 168 dagen, waarvan 15 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 210 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder elektronische detentie en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden toegewezen, gezien de ernst van de feiten en het risico dat de verdachte opnieuw een misdrijf zou begaan. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die betrekking hebben op de strafbaarheid en de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/655810-12; 16/656220-12; 16/514077-11 (tul); 16/513570-10 (tul); 16/712271-10 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
thans verblijvende te PI Utrecht – HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein
Raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 14 augustus 2012, 25 september 2012 en 30 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/655810-12:
feit 1: primair: op 11 mei 2012 in Zeist heeft geprobeerd tezamen en in vereniging met een ander of anderen een woninginbraak te plegen;
subsidiair: op 11 mei 2012 te Zeist tezamen en in vereniging met een ander of anderen een (hendel van een) raam heeft vernield;
feit 2: op 11 mei 2012 in Zeist [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling;
feit 3: primair: op 10 mei 2012 in Zeist een woninginbraak heeft gepleegd en daarbij een autosleutel en autopapieren heeft weggenomen;
subsidiair: zich in de periode van 10 mei 2012 tot 11 mei 2012 in Zeist schuldig heeft gemaakt aan heling van die autosleutel;
feit 4: primair: op 10 mei 2012 in Zeist een diefstal van een personenauto met braak heeft gepleegd;
subsidiair: zich in de periode 10 mei 2012 tot en met 11 mei 2012 schuldig heeft gemaakt aan heling van die personenauto;
Parketnummer 16/656220-12:
op 27 augustus 2012 levensmiddelen heeft gestolen bij de Albert Heijn en daarbij geweld heeft gebruikt en/of heeft gedreigd met geweld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle (primair) ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de onder parketnummer 16/655810-12 ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs. Verdachte zelf heeft van meet af aan alle betrokkenheid bij deze ten laste gelegde feiten ontkend. De enkelvoudige spiegelconfrontatie dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu deze niet overeenkomstig de regelen der kunst heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/656220-122 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de diefstal en het ‘losrukken’ van verdachte kan worden bewezen. Verdachte heeft dit ook bekend. Van de overige ten laste gelegde geweldscomponenten dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/655810-12
Ten aanzien van feit 1 en 2
Aangeefster [aangeefster] heeft op 13 mei 2012 bij de politie verklaard dat zij op 11 mei 2012 is gebeld door buurtbewoners dat er gepoogd werd bij haar woning aan de [adres] te [woonplaats] in te breken. Zij is toen naar haar woning gegaan en zij zag dat aan het raam aan de wegkant diverse sporen van braak waren, waaronder de onderste handle van het raam dat verbogen was en een kapotte armleuning van het bankje dat in de tuin stond.
Getuige [getuige 1] zag dat een van de twee mannen een jas in de tuin gooide bij de overburen. Deze man had een zwart truitje aan en een licht grijze joggingbroek en zwarte schoenen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er in de bossage op de door getuige [getuige 1] aangewezen plek een jas gevonden werd. Het was een grijze Nickelson jas.
Uit onderzoek naar de gevonden jas, blijkt in de jas een pinpas van een bank te zitten op naam van verdachte. Op het moment van aanhouding van verdachte, d.d. 12 mei 2012 om 6.10 uur, lag naast het bed van verdachte een grijze joggingbroek.
Aangever [slachtoffer 2] zag op 11 mei 2012 omstreeks 21.30 uur twee jongens wegrennen de steeg in. Hij kon een jongen in de steeg te pakken krijgen. Hij hield hem aan zijn jas vast. Hij voelde dat de jongen zich verzette. Hij zag dat de jongen uit zijn jaszak een schroevendraaier pakte en deze weggooide. Hij zag dat de jongen uit zijn binnenzak nog een schroevendraaier pakte. Hij zag dat de jongen de schroevendraaier met zijn rechterarm in zijn hand dreigend boven zijn hoofd hield. Hij zag dat de jongen het heft vasthield en de ijzeren bek in de richting van aangever hield. Aangever voelde zich bedreigd door de houding van de jongen en liet hem los. [slachtoffer 2] heeft de jongen omschreven als een lange jongen van 1.97m lang met een smal gezicht met bruine ogen. Hij had opgeschoren haar aan de zijkant en een apart gezicht. Deze jongen had een licht grijze trainingsbroek aan en een zwarte gladde jas met rode strepen.
Getuige [getuige 2] zag twee Marokkaanse jongens in de tuin van nr. 6111. Zij zag dat de jongens veel om zich heen keken en zij liep vervolgens naar buiten. Zij zag een van de jongens bij het raam van de buren. Zij zag hem rommelen bij het raam. De jongen keek haar aan en liep de tuin uit. Zij zag op dat moment dat hij een schroevendraaier in zijn hand had. Getuige [getuige 2] zag dat de buurman van nr. 6113 ook naar buiten was gekomen. Deze buurman ging achter de jongen aan en kon hem vastpakken. Toen de buurman hem vast hield, zag zij dat de jongen nog steeds zijn schroevendraaier in zijn hand had. Hij hield de schroevendraaier boven het hoofd van de buurman met het ijzer naar de buurman toe.
Er heeft naar aanleiding van feit 1 en 2 een simultane fotoconfrontatie met de getuige [getuige 2] plaatsgevonden. Deze getuige heeft verdachte daarbij wel herkend, maar zij vindt het moeilijk om het voor 100% met zekerheid te zeggen. Zij gaf aan dat verdachte te herkennen aan zijn langwerpig gezicht en zijn slome blik.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in onderling samenhang bezien, waaronder de omschrijvingen van aangever van [slachtoffer 2] en de omschrijvingen van de andere getuigen betreffende het signalement van verdachte en de herkenning van verdachte bij de simultane fotoconfrontatie, de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Getuige [getuige 2] heeft verdachte weliswaar niet voor 100% herkend ten tijde van de simultane fotoconfrontatie, doch haar herkenning kan wel worden meegenomen voor het bewijs. De verklaring van verdachte dat hij zijn jas bij de voetbalkooi had laten hangen en dat die vervolgens weg was en verdachte die dag naar het politiebureau had willen gaan om aangifte te doen van vermissing van zijn jas, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is - met de verdediging van oordeel - dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 3, primair en subsidiair, ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 4
Aangever [aangever] heeft op 10 mei 2012 bij de politie verklaard dat tussen 9 mei 2012 te 21.30 uur en 10 mei 2012 te 05.30 uur zijn personenauto van het merk Opel Meriva, voorzien van kenteken [kenteken], die op de oprit naast zijn woning stond, is gestolen.
In de buurt van de bij feit 1 (poging inbraak aan de [adres]) op 11 mei 2012 aangetroffen jas wordt een autosleutel gevonden van het merk Opel. De aangetroffen sleutel past op de gestolen Opel Meriva met bovengenoemd kenteken. De auto is ter hoogte van [adres] 1428 te Zeist leeg aangetroffen op 11 mei 2012.
Op de binnenspiegel van de gestolen auto worden dactyloscopische sporen aangetroffen. Dit spoor wordt veiliggesteld en heeft het SIN-nummer AAEU6166NL gekregen.
Uit het dactyloscopisch sporenonderzoek blijkt dat het spoor met bovengenoemd SIN-nummer identiek is aan de afdruk van verdachte.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte de primair ten laste gelegde diefstal van de Opel Meriva heeft begaan. Verdachte zal derhalve daarvan worden vrijgesproken. Bovenstaande bewijsmiddelen, met name dat de vingerafdruk van verdachte is gevonden op de binnenspiegel van de gestolen auto, en de verklaring van verdachte niet in de Opel Meriva te hebben gereden of gezeten en dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd voor de vingerafdruk in de Opel Meriva, bieden wel steun voor het oordeel van de rechtbank dat verdachte ten tijde van het voorhanden hebben van de Opel Meriva redelijkerwijs behoorde te weten dat het een door een misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 16/656220-12
Aangever [slachtoffer] heeft op 27 augustus 2012 bij de politie verklaard dat hij op camerabeelden zag dat verdachte goederen uit de winkel meenam zonder te betalen. [slachtoffer] doet aangifte namens hemzelf en de Albert Heijn aan De Clomp te Zeist. .Verdachte heeft ter terechtzitting bekend de ten laste gelegde diefstal te hebben gepleegd . Aangever is vervolgens achter verdachte aangerend en heeft hem aangesproken. Aangever en verdachte lopen samen terug richting de winkel. Ter hoogte van de ingang zag aangever dat verdachte probeerde weg te komen. Aangever pakte verdachte bij zijn rechterarm vast en hij voelde dat verdachte zich probeerde los te rukken. Aangever zag dat zijn collega bij hem was komen staan om hem te helpen. Hij hoorde verdachte in de Marokkaanse taal roepen: “ik maak hem dood!” Op dat moment stond aangever dicht naast hem en omdat hij hem probeerde aan te houden, wist aangever dat verdachte deze bedreiging naar hem uitte. Vervolgens voelde aangever dat verdachte van achteren zijn linkerarm om zijn nek heen klemde. Aangever voelde hierdoor pijn aan zijn nek. Het lukte verdachte om los te komen en aangever liet verdachte uiteindelijk los .
Getuige [getuige 3] heeft op 27 augustus 2012 bij de politie verklaard dat hij zag en voelde dat verdachte niet meewerkte aan de aanhouding en zich bleef verzetten. De getuige zag dat verdachte aangever om zijn nek heen pakte. De getuige hoorde verdachte tijdens de worsteling constant in het Marokkaans roepen . Verdachte heeft bekend dat hij heeft geprobeerd zichzelf los te rukken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal met geweld heeft gepleegd. De verklaring van verdachte dat hij, behalve zichzelf los te rukken, geen geweld heeft gebruikt richting aangever maar juist zelf bij zijn nek werd vastgehouden, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op het bovenstaande.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 16/655810-12
1.
Primair
hij op 11 mei 2012 te Zeist, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), toebehorende aan [aangeefster], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, met een schroevendraaier, een hendel van een raam van die woning verbogen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 11 mei 2012 te Zeist [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schroevendraaier in de hand genomen en - terwijl hij zich op korte afstand van die [slachtoffer 2] bevond - de punt van die schroevendraaier op die [slachtoffer 2] gericht en gericht gehouden;
4.
Subsidiair
hij in de periode 10 mei 2012 tot en met 11 mei 2012 te Zeist, een personenauto Opel Minerva [kenteken] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer 16/656220-12
hij op 27 augustus 2012 te Zeist met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid levensmiddelen (broodjes en donuts en drank en kaas) toebehorende aan Albert Heijn filiaal De Clomp, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] in de Marokkaanse taal heeft gezegd "ik maak hem dood" en
- zijn, verdachtes, arm met kracht om de nek van die [slachtoffer] heeft
geklemd en vervolgens geklemd gehouden, en
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft (weg)geduwd en zich van hem heeft
losgetrokken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van parketnummer 16/655810-12:
feit 1 primair: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2: bedreiging met zware mishandeling;
feit 4 subsidiair: opzetheling;
Ten aanzien van parketnummer 16/656220-12:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een werkstraf voor de duur van 210 uur/105 dagen vervangende hechtenis;
- een gevangenisstraf van 168 dagen waarvan 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsrapport.
Daarnaast vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de eis van de officier van justitie kan overnemen, echter met 14 dagen vermindering van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf (gelet op het verzoek van de raadsman ter zitting om de voorlopige hechtenis te schorsen) en daarnaast beperking van de duur van het elektronisch toezicht tot drie maanden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Woninginbraken, maar ook pogingen daartoe zijn nare feiten, die naast schade, overlast en angst bij de slachtoffers, onrust in de samenleving teweeg brengen. De verdachte lijkt slechts uit te zijn op persoonlijk financieel gewin zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor zijn slachtoffers. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling van een oplettende buurtbewoner die verdachte vervolgens wilde aanhouden. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van delicten waarbij geweld wordt gebruikt, nog lange tijd na een dergelijk gebeuren psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een personenauto. Opzetheling is eveneens een ergerlijk feit. Zonder helers is er voor de stelers immers geen afzetmarkt.
Verdachte heeft ook goederen gestolen uit een winkel. Op het moment dat hij werd betrapt en aangehouden door een medewerker van die winkel bedreigde hij die persoon, in de hoop zich uit de voeten te kunnen maken. De rechtbank acht dit onacceptabel. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Verdachte heeft, toen hij op heterdaad werd betrapt, ook nog eens geweld gebruikt en gedreigd met geweld. Verdachte heeft hierdoor winkelpersoneel angst aangejaagd. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten bijdragen aan gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten;
- de verschillende verdachte betreffende rapporten van, Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en de Reclassering en de toelichtingen tijdens daarop tijdens de terechtzittingen;
- een oud rapport psychologisch rapport van mw. H.W.M.M. van de Wiel d.d. 10 maart 2011;
- een reclasseringsadvies van T. de Bie d.d. 29 oktober 2012.
Het is de rechtbank uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat er bij verdachte meer dan alleen een straf nodig is om hem ervan te weerhouden terug te vallen in het plegen van delicten. De rechtbank is van oordeel dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn om het leven van verdachte op de rit te krijgen en te houden en om daarmee te voorkomen dat verdachte in de toekomst wederom overgaat tot het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft ook tijdens de verschillende rechtszittingen aangegeven wat van zijn leven te willen maken en bereid te zijn om zich aan de door de rechtbank op te leggen voorwaarden te willen houden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke straf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden dient te worden opgelegd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de mede door het elektronische toezicht geboden structuur noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat verdachte er in de toekomst van zal worden weerhouden dergelijke strafbare feiten te plegen, zeker ook nu er nog geen woning voor verdachte is gevonden. De rechtbank ziet daarom aanleiding als een van de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 29 oktober 2012, op te nemen dat een locatiegebod (adres [adres], [woonplaats]) met GPS (elektronische detentie) wordt ingezet voor de duur van zes maanden of zoveel korter als de begeleiders noodzakelijk vinden. Alle uren ter invulling van de dagbesteding dan wel vrij te besteden uren van verdachte worden, in overleg met de reclassering, vooraf vastgesteld. De overige uren wordt verdachte geacht aanwezig te zijn op het bovengenoemde adres te Zeist.
Daarnaast is de rechtbank, gelet op de veelheid en de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, van oordeel dat een werkstraf geïndiceerd is. Een werkstraf kan dienen als een zinvolle dagbesteding en deze werkstraf kan bijdragen aan het brengen van structuur in het leven van verdachte.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden een passende straf is.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden toe. Op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter - kort gezegd - bij zijn uitspraak de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Omdat verdachte thans wordt veroordeeld voor bedreiging met zwaar lichamelijk letsel en één vermogensdelict met geweld (naast vermogensdelicten) en daarnaast in drie proeftijden van ook geweldsdelicten liep, doet deze situatie zich hier voor.
7 De tenuitvoerleggingen
De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijden ten aanzien van parketnummers 16/513570-10 en 16/514077-11 te verlengen met één jaar.
Ten aanzien van de parketnummers 16/712271-10 en 16/513570-10 heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden te wijzigen als onderstaand. Ten aanzien van het parketnummer 16/514077-11 heeft de officier van justitie gevorderd alsnog bijzondere voorwaarden toe te voegen als onderstaand:
- het luisteren naar en houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- meewerken aan toeleiding naar traject NPT (Nieuwe Perspectieven Bij Terugkeer);
- dat de veroordeelde zal meewerken aan elektronisch toezicht.
De raadsman kan zich voorstellen dat de rechtbank de bijzondere voorwaarden zal wijzigen.
Parketnummer 16/514077-11
Aan verdachte is bij vonnis van deze rechtbank van 6 december 2011 onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken met een proeftijd van twee jaar opgelegd.
Parketnummer 16/513570-10
Aan verdachte is bij vonnis van deze rechtbank van 1 september 2010 onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand met een proeftijd van twee jaar opgelegd met daarbij bijzondere voorwaarden.
Parketnummer 16/712271-10
Aan verdachte is bij vonnis van deze rechtbank van 21 juni 2011 onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar opgelegd met daarbij bijzondere voorwaarden. Bij vonnis van 6 december 2011 is de proeftijd met een jaar verlengd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijden schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten, als bewezen verklaard in onderhavige zaak (parketnummer 16/655810-12) en daarmee heeft verdachte de algemene voorwaarden overtreden. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten en overweegt hieromtrent als volgt. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat verdachte gebaat is bij hulpverlening en begeleiding. De rechtbank acht daarom - voorzover mogelijk - een verlenging van de proeftijd met één jaar op zijn plaats en in elk geval wijziging (dan wel in de zaak met parketnummer 16/514077-11 alsnog toevoeging) van de bijzondere voorwaarden, vermeld in de betreffende vonnissen, zoals door de officier van justitie gevorderd.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 22c, 22d, 45, 57, 63, 285, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 3 en 4, primair, ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 16/655810-12:
feit 1 primair: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2: bedreiging met zware mishandeling;
feit 4 subsidiair: opzetheling;
Ten aanzien van parketnummer 16/656220-12:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 168 dagen waarvan 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland. Daartoe moet verdachte zich binnen 1 dag na detentie melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres] te [woonplaats]. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
* dat verdachte moet meewerken aan de toeleiding naar traject NPT (Nieuwe Perspectieven Bij Terugkeer);
* dat de verdachte moet meewerken aan een locatiegebod (adres [adres], [woonplaats]) met GPS (elektronische detentie) gedurende een periode van zes maanden of zoveel korter als de begeleiders nodig vinden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- verklaart de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 210 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 105 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht;
Vorderingen tenuitvoerlegging
Parketnummers 16/712271-10:
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
- wijzigt de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat de veroordeelde:
* zich houdt aan aanwijzingen die de Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in andere bijzondere voorwaarden;
* dat verdachte moet meewerken aan de toeleiding naar traject NPT (Nieuwe Perspectieven Bij Terugkeer);
* dat de verdachte moet meewerken aan een locatiegebod (adres [adres], [woonplaats]) met GPS (elektronische detentie) gedurende een periode van zes maanden of zoveel korter als de begeleiders nodig vinden;
Parketnummer 16/513570-10:
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
- wijzigt de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat de veroordeelde:
* zich houdt aan aanwijzingen die de Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in andere bijzondere voorwaarden;
* dat verdachte moet meewerken aan de toeleiding naar traject NPT (Nieuwe Perspectieven Bij Terugkeer);
* dat de verdachte moet meewerken aan een locatiegebod (adres [adres], [woonplaats]) met GPS (elektronische detentie) gedurende een periode van zes maanden of zoveel korter als de begeleiders nodig vinden;
- verlengt de proeftijd met één jaar.
Parketnummer 16/514077-11:
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
- legt alsnog als bijzondere voorwaarden op:
* zich houdt aan aanwijzingen die de Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in andere bijzondere voorwaarden;
* dat verdachte moet meewerken aan de toeleiding naar traject NPT (Nieuwe Perspectieven Bij Terugkeer);
* dat de verdachte moet meewerken aan een locatiegebod (adres [adres], [woonplaats]) met GPS (elektronische detentie) gedurende een periode van zes maanden of zoveel korter als de begeleiders nodig vinden;
- verlengt de proeftijd met één jaar.
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. E.A. Messer en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 november 2012.