ECLI:NL:RBUTR:2012:BY3278

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-654587-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstallen uit 2008 en 2010

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 13 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van twee diefstallen gepleegd in 2008 en 2010. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de raadsman van de verdachte, mr. J.G.M. Dassen, vrijspraak heeft bepleit voor het eerste feit wegens onvoldoende bewijs, terwijl hij voor het tweede feit heeft erkend dat dit bewezen kon worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 oktober 2010 in een studio bij een woning in [woonplaats] heeft ingebroken en daarbij verschillende goederen heeft weggenomen, waaronder bromfietsen en een computer. Tevens heeft de verdachte samen met een ander op 21 november 2008 een woninginbraak gepleegd, waarbij ook diverse elektronische apparaten zijn gestolen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten, maar heeft hem vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de ernst van de gepleegde inbraken benadrukt, die niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook een grote inbreuk op de privacy van de bewoners met zich meebrengen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 60 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/654587-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [woonplaats]
thans verblijvende te PI Utrecht – HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein
Raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 14 augustus 2012, 25 september 2012 en 30 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (al dan niet samen met een ander) twee inbraken heeft gepleegd in 2008 en 2010.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, echter met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen. Daarvoor is volgens de officier van justitie onvoldoende bewijs. Ook het onder 2 ten laste gelegde feit acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit vrijspraak bepleit nu er onvoldoende bewijs is. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit feit bewezen kan worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangever [aangever] heeft op 30 oktober 2010 bij de politie verklaard dat hij woonachtig is op de [adres] te [woonplaats]. Achter zijn woning bevindt zich een studio. Op vrijdag 29 oktober 2010 te 22.30 uur heeft aangever zijn twee brommers van zijn kinderen nog in de tuin zien staan. Op zaterdag 30 oktober 2010 te 08.30 uur zag aangever dat de deur van de studio open stond en dat de studio doorzocht was. Tevens zag hij dat de twee brommers weg waren. Toen hij verder zocht, vond hij één brommer terug in het bos, op ongeveer 20 meter vanaf zijn studio. Hij zag bij het kijken in zijn studio een sigaret op de grond liggen, terwijl niemand rookt in zijn studio. Aangever mist verder, naast de bromfiets van het merk Gilera C36, een aantal zakmessen, een computer (notebook), een schroefmachine, een fotocamera en een broche
Uit sporenonderzoek is gebleken dat er geen braakschade waarneembaar was aan het slot. Vermoedelijk is de deur niet afgesloten geweest door middel van nachtschoot. Verder is vastgesteld dat bij de aangetroffen scooter het slot was verwijderd en daarnaast is er een bloedspoor aangetroffen en veiliggesteld op de plek waar de scooter door aangever werd aangetroffen en is de aangetroffen peuk van het merk Marlboro met daarop een speekselspoor in beslag genomen.
Het aangetroffen bloedspoor is onderzocht en heeft een matchkans kleiner dan één op een miljard dat deze van iemand anders is dan van verdachte.
Het aangetroffen speekselspoor van de peuk bevat een mengprofiel waarbij een relatief grote hoeveelheid celmateriaal van een onbekende man en tevens een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal die afkomstig kan zijn van verdachte.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij meestal sigaretten rookt van het merk Marlboro. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het ten laste gelegde feit, maar dat het zou kunnen kloppen.
De rechtbank is, gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen in onderling samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met verbreking. Het alternatieve scenario dat door de raadsman is aangevoerd, namelijk dat het wellicht zo is geweest dat verdachte de sigaret heeft aangestoken, maar dat een ander met die sigaret de inbraak heeft gepleegd, acht de rechtbank onaannemelijk, ook gelet op het bloedspoor van verdachte dat is aangetroffen in het bosperceel op de plek waar de scooter door aangever is teruggevonden.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit niet heeft ontkend en de verdediging niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangever 2] ;
- het onderzoek van de regionale technische recherche ;
- het NFI-rapport d.d. 31 januari 2012 .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op of omstreeks 29 oktober 2010 te [woonplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een studio bij een woning gelegen aan de [adres], heeft weggenomen meer bromfietsen, waaronder een bromfiets van het merk Gilera C36, en een computer (notebook) en een schroefmachine en twee zakmessen en een fotocamera en een broche, toebehorende aan [aangever], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking van de contactsloten van voornoemde bromfietsen;
2.
op 21 november 2008 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een computer (PC) en een beeldscherm en een videocamera en een fotocamera en een navigatiesysteem, toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten het ingooien van de ruit van een toegangsdeur van voornoemde woning.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 120 uur/60 dagen vervangende jeugddetentie.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een insluiping in een studio behorend bij een woning en daarnaast heeft verdachte zich (samen met een ander) schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Dergelijke inbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Dit veroorzaakt nog langere tijd onrust bij de bewoners en de mensen in hun omgeving.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten;
- de verschillende verdachte betreffende rapporten van, Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en de Reclassering en de toelichtingen tijdens daarop tijdens de terechtzittingen;
- een oud rapport psychologisch rapport van mw. H.W.M.M. van de Wiel d.d. 10 maart 2011.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a,77g, 77m, 77n, 77gg, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 60 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. E.A. Messer en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 november 2012.