ECLI:NL:RBUTR:2012:BY3273

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/656114-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak met geweld en diefstal

Op 15 november 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van inbraak, geweld en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 juli 2012 in de woning van [slachtoffer] heeft ingebroken en daarbij geweld heeft gebruikt tegen [getuige 1]. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de woning is binnengedrongen en een portemonnee heeft gestolen. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en de aangifte van de slachtoffers geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf op te leggen, beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de door de officier gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de feiten. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten en heeft een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplicht reclasseringstoezicht en verblijf in een voorziening voor beschermd wonen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de noodzaak van begeleiding om recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/656114-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein,
raadsvrouw mr. S. Vermeulen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 30 juli 2012 heeft ingebroken in de woning van [slachtoffer] en [getuige 1], waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen [getuige 1];
feit 2: op 29 juni 2011 een mobiele telefoon heeft weggenomen van [benadeelde].
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is,
dat de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging is en dat er geen reden is voor
schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij, naast de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, te weten voor feit 1 de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van de getuige [getuige 1] en voor feit 2 de aangifte van [benadeelde] en de verklaring van de getuige [getuige 2].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het geweldselement van feit 1 en wijst daarbij op de omstandigheid dat de verdachte zich enkel heeft verdedigd. Voor wat betreft feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1.
Op 30 juli 2012 bevonden [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) en zijn vrouw [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) zich te Utrecht in hun woning gelegen aan de [adres] toen [getuige 1] hoorde dat de tuindeur open ging. Hij zag even later een onbekend manspersoon in het souterrain staan. [getuige 1] riep naar hem en toen liep de man snel het souterrain uit. De man liep de speeltuin in en [getuige 1] zag dat hij een fiets pakte. Toen de man achterom keek, kwam hij ten val. [getuige 1] liep achter hem aan en kreeg van de man twee harde klappen tegen zijn gezicht. De man deed dat met kracht en met zijn vuist. Toen [getuige 1] en de man beiden op de grond terecht kwamen, drukte de man met zijn vingers in de ogen en de neus van [getuige 1]. [getuige 1] heeft in het handgemeen met de man rode schaafplekken op zijn rechterknie opgelopen, alsmede twee bulten op zijn hoofd. [slachtoffer] verklaarde dat zij haar man op een pad met een andere man zag vechten. Zij zag haar portemonnee op de grond liggen en zag dat al haar spullen daar nog in zaten. Ter plaatse gekomen verbalisanten hebben de man aangehouden en overgebracht naar een politiebureau, alwaar die man de verdachte bleek te zijn.
Uit informatie van huisarts dhr. Hoppenreijs bleek dat [getuige 1] een blauwe plek had ter hoogte van zijn rechterslaap, alsmede schaafwonden op beide knieën, leidend tot (gering) uitwendig bloedverlies.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij toen en daar die woning in is gelopen en dat hij die portemonnee heeft gepakt.
Feit 2.
Aangezien verdachte het hem onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2012
2012 ;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2], d.d. 29 juni 2011.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 30 juli 2012 te Utrecht, in/uit een woning gelegen aan de [adres] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [getuige 1] (bewoner van die woning), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte
(nadat die [getuige 1] hem, verdachte, had overlopen in die woning en nadat
verdachte die woning uitgevlucht was en die [getuige 1] verdachte achterna was gegaan)
- die [getuige 1] met kracht meermalen op/tegen diens hoofd heeft gestompt en
(nadat die [getuige 1], hem, verdachte, had vastgepakt,)
- een of meer vinger(s) in de ogen en de neus van die [getuige 1] heeft gedrukt;
2.
op 29 juni 2011 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [benadeelde].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 2: diefstal
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd ter zake van de feiten 1 en 2 aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 134 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met verplicht reclasseringscontact, inclusief het voldoen aan een meldingsgebod en het zich beschikbaar houden voor ambulante zorg bij Altrecht en het meewerken aan een verblijf in een voorziening/woonplek voor beschermd wonen, in het kader van SBWU Beschermd Wonen Abstinent. Aanvullend heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen per 9 november 2012, de dag waarop de huidige detentieperiode van de verdachte afloopt.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en concludeert dat zowel de verdachte als de samenleving zijn gebaat bij structuur in het leven van de verdachte. De intensiteit van de begeleiding die de officier van justitie voorstaat is nog niet eerder geprobeerd bij verdachte. De verdediging verzoekt de rechtbank het onvoorwaardelijk gedeelte enigszins te matigen, zodat de begeleiding eerder kan starten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hij is het huis van de slachtoffers binnengeslopen en heeft een portemonnee meegenomen. Verdachte heeft hierbij alleen stil gestaan bij zijn eigen gewin en niet nagedacht over de gevolgen die zijn handelen voor anderen kunnen hebben. Niet alleen heeft verdachte een portemonnee gestolen, maar op het moment dat hij werd betrapt, heeft hij twee vuistslagen uitgedeeld. Iets langer geleden is verdachte de pastorie van een kerk binnengelopen en heeft daar een mobiele telefoon weggenomen. De rechtbank neemt verdachte deze feiten zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met
- een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 20 september 2012, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en geweldsdelicten;
- een de verdachte betreffend (beknopt) reclasseringsadvies van Centrum Maliebaan d.d. 31 juli 2012, opgesteld door N. de Leeuw.
De reclassering van Centrum Maliebaan adviseert om verdachte verplicht reclasseringstoezicht op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en de verplichting om in het kader van Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht (SBWU) te verblijven in een voorziening/woonplek en zich te houden aan het (dag)programma en de regels die deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met de omstandigheid, dat verdachte op 21 mei 2012 is veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf in verband met een diefstal met geweld en nu door de bewezenverklaring van feit 2 opnieuw wordt schuldig verklaard aan een misdrijf, voor de hierboven genoemde datum gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de feiten. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van deze gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten. Mede gelet op de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten twee maanden, voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen dat verdachte zich moet melden bij Centrum Maliebaan en dat verdachte dient te verblijven in een voorziening voor beschermd wonen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door Centrum Maliebaan en opname in de SBWU mogelijk. Ook wordt hiermee beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet geen meerwaarde in oplegging van een werkstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd.
De door de officier van justitie gevorderde opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis per 9 november 2012 is reeds ter terechtzitting van 1 november 2012 toegewezen, zodat hier niet meer bij vonnis op behoeft te worden beslist. Dit bevel is apart geminuteerd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 2: diefstal
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan;
* dat verdachte zich binnen drie dagen volgend op zijn ontslag uit detentie dient te melden bij Reclassering Centrum Maliebaan op de Tolsteegsingel 2a te Utrecht. Hierna dient verdachte zich gedurende door Reclassering Centrum Maliebaan bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Centrum Maliebaan gedurende deze perioden nodig acht;
* dat verdachte dient mee te werken aan een verblijf in een voorziening/woonplek voor beschermd wonen bij SBWU en zich dient te houden aan het programma en de regels die deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Balk, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 november 2012.