ECLI:NL:RBUTR:2012:BY3264

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-655995-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en veroordeling voor mishandeling en vernieling binnen de huiselijke sfeer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 15 november 2012, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van poging tot zware mishandeling van zijn vader en vernieling van eigendommen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 27 juni 2012 een conflict ontstond tussen de verdachte en zijn vader, waarbij de verdachte zijn vader met kracht bij de keel greep en hem op een bed gooide. De rechtbank concludeert dat, hoewel er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond door het dichtknijpen van de keel, niet bewezen kon worden dat de verdachte dit met voorwaardelijk opzet deed. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling. Echter, de rechtbank oordeelde wel dat de verdachte zijn vader had mishandeld, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het opzettelijk vernielen van een klok en ruiten in de woning van zijn vader. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een laag IQ en een geschiedenis van problematisch gedrag, en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, zonder voorwaardelijk strafdeel, gezien de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van geweld binnen de huiselijke sfeer en de impact daarvan op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655995-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. J.C. Hesen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 27 juni 2012 zijn vader zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen, door hem met beide handen de keel dicht te knijpen of, als dat niet bewezen kan worden, dat hij zijn vader, door dat te doen, heeft mishandeld;
feit 2: op 27 juni 2012 een klok, een ruit van de woonkamer en een ruit van de voordeur van een woning kapot heeft gemaakt.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is,
dat de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging is en dat er geen reden is voor
schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij, naast de verklaring van de verdachte ter terechtzitting terzake feit 2, op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank voor feit 1 niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst er daarbij op dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, voornamelijk omdat alle verklaringen te herleiden zijn tot dezelfde bron: de verklaringen van het slachtoffer. Voor wat betreft feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1.
Op 27 juni 2012 bevond [de vader] (hierna: [de vader]) zich thuis in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] met verdachte, zijn zoon, toen er ruzie ontstond. Verdachte deed de slaapkamerdeur open die tegen [de vader] aankwam. Hierdoor viel [de vader] op het bed en nadat hij weer was opgestaan zag hij dat verdachte de slaapkamer binnen kwam, hem beetpakte en hem met een schouderworp op het bed gooide. [de vader] zag en voelde dat verdachte met zijn knieën op de buik van [de vader] sprong. Hij voelde op dat moment pijn in zijn buik. Nadat hij op [de vader] was gesprongen, met de knieën aan weerszijden van zijn middel, zag en voelde [de vader] dat verdachte hem met kracht met twee handen bij zijn keel greep. [de vader] voelde veel pijn en kreeg geen lucht. [de vader] beet hem in de arm, waarop verdachte los liet, van hem af sprong en naar buiten vluchtte. Bij gelegenheid van het verhoor bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij zijn vader bij de nek heeft gepakt en zijn nek stevig heeft vastgehouden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard die dag ruzie te hebben gehad met zijn vader om een zakje wiet, dat hij op hem is gesprongen en dat hij bovenop hem is gaan zitten.
Feit 2.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 1 november 2012;
- de aangifte van [de vader] d.d. 27 juni 2012 (p.33).
4.4 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Ambtshalve heeft de rechtbank zich de vraag gesteld of het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is dat alleen het geval wanneer de onder 4.3 vastgestelde feiten (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. Er is immers geen bewijs dat verdachte de keel van zijn vader heeft vastgepakt en dichtgeknepen met het zogeheten ‘boos opzet’ hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Kort en goed dient in het onderhavige geval op grond van de redengevende feiten en omstandigheden te worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft bestaan.
Bij de beantwoording van die vraag wordt vooropgesteld dat het met beide handen dichtknijpen van de keel kan leiden tot de afsluiting van zuurstoftoevoer naar de hersenen. Dit zou vervolgens tot een hersenbeschadiging kunnen leiden, hetgeen zwaar lichamelijk letsel oplevert. Rond de keel bevinden zich immers ook kwetsbare en vitale weke delen van de hals.
De rechtbank concludeert echter dat niet vast is komen te staan hoe lang verdachte de keel van zijn vader heeft dichtgeknepen en evenmin met hoeveel kracht dat is gebeurd. Er zijn wel aanwijzingen dat verdachte zijn vaders keel kennelijk niet heel lang en niet met heel veel kracht heeft dichtgeknepen. Er is geen letsel aan zijn hals geconstateerd en hij kon nog tegen zijn zoon zeggen dat hij hem los moest laten. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het dichtknijpen van de keel van aangever door verdachte niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Zodoende is er geen sprake van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Zij zal hem dan ook in zoverre van dit feit vrijspreken.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte [de vader] heeft mishandeld door – onder meer – zijn keel met beide handen vast te pakken en dicht te knijpen. Zijn vader heeft daardoor pijn geleden. Dat brengt mee dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat bij verdachte sprake was van opzet toen hij de slaapkamerdeur opengooide tegen het lichaam van [de vader]. Verdachte zal dan ook hiervan worden vrijgesproken.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair
op 27 juni 2012 te Utrecht opzettelijk mishandelend zijn vader
tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, te weten [de vader],
- die [de vader] heeft vastgepakt en op een bed heeft gegooid en
- vervolgens met de knieën op de buik, van die [de vader] is gesprongen en
- vervolgens met beide handen de keel van die [de vader] heeft vastgepakt
en met kracht de keel heeft dicht geknepen en heeft dicht gehouden
(zodat die [de vader] geen lucht meer kon krijgen), waardoor die [de vader] pijn heeft ondervonden;
2.
op 27 juni 2012 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een klok en een ruit van de woonkamer en een ruit van de voordeur (van een woning gelegen aan de [adres]), geheel of ten dele toebehorende aan [de vader], heeft vernield, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk die klok door die ruit van de woonkamer te gooien en die ruit van de voordeur stuk te slaan en/of te trappen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten
voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in
haar verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 subsidiair: mishandeling en het feit begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 106 dagen, met aftrek, en een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden het zich houden aan aanwijzingen gegeven door of namens Reclassering Nederland.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (106 dagen) reeds een passende reactie op de feiten oplevert en dat er geen aanvullende straf zou mogen volgen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn vader fors mishandeld. Het meningsverschil tussen verdachte en zijn vader omtrent het wietgebruik van de verdachte is zodanig uit de hand gelopen dat verdachte zijn vader op bed heeft gegooid, op hem is gaan zitten en tenslotte diens keel heeft dichtgedrukt. Ook zijn er twee ruiten gesneuveld, waarvan eentje omdat de verdachte een klok tegen de ruit heeft gegooid.
Verdachte heeft hiermee het veiligheidsgevoel van zijn vader in diens huiselijke omgeving, een omgeving waar iemand zich juist veilig zou moeten kunnen voelen, ernstig aangetast. Geweld binnen de huiselijke sfeer speelt zich over het algemeen af achter gesloten deuren. Daar waar bekendheid wordt gegeven aan dit soort geweld, door het inschakelen van de politie of het doen van aangifte, wordt tegen deze vorm van geweld opgetreden. In het algemeen past bij een geweldsuitbarsting in huiselijke kring zoals thans bewezen, slechts een vrijheidsstraf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met
- een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 21 augustus 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdzorg en Jeugdreclassering d.d. 28 september 2012, opgesteld door V. Sprakel, reclasseringswerker.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte een benedengemiddeld IQ heeft en mogelijk zwakbegaafd is. Hij heeft geen zinvolle dagbesteding, leeft van een WAJONG-uitkering, heeft een forse schuldenlast en vindt onderdak bij zijn vader. Hulpverlening heeft geen vat op verdachte, die zich duidelijk negatief laat beïnvloeden door derden. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij niet naar afspraken komt omdat hij liever met zijn vrienden buiten hangt. Het grootste probleem lijkt het (soft)drugsgebruik van verdachte te zijn. Het recidiverisico is hoog.
De rechtbank zal echter, ondanks het door het Leger des Heils opgestelde plan van aanpak en ondanks de zorgen die de rechtbank heeft omtrent de (toekomst van) verdachte, geen voorwaardelijk strafdeel opleggen. Verdachte heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk en zonder voorbehoud aangegeven geen meerwaarde te zien in reclasseringsbegeleiding. Ook aan de totstandkoming van een psychiatrische rapportage heeft verdachte niet willen meewerken. Voorts laat de door de rechtbank op te leggen vrijheidsstraf geen ruimte meer voor een voorwaardelijk strafdeel gelet op de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Nu de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van feit 1 primair (maar zal veroordelen voor feit 1 subsidiair en feit 2) zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Voor de oplegging van een (aanvullende) werkstraf ziet de rechtbank geen ruimte.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Partiële vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 subsidiair: mishandeling en het feit begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twee (2) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. P.L.C.M. Ficq en mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Balk, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 november 2012.