parketnummer: 16/655910-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 september 2012
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd in Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht
raadsman mr. E.J.W.F. Deen, advocaat te ’s-Gravenhage.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen op 6 juni 2012 en/of 7 juni 2012 een ramkraak heeft gepleegd bij de [bedrijf 1] in Veenendaal, waarbij zij een grote hoeveelheid sigaretten hebben weggenomen;
Feit 2 primair: de bij die ramkraak gebruikte auto samen met anderen op 5 juni 2012 heeft gestolen;
Feit 2 subsidiair: de bij die ramkraak gebruikte auto heeft geheeld.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder
2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie vordert om verdachte van die feiten vrij te spreken.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
1 ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de aangifte, de beelden van de beveiligingscamera’s en de door de politie opgemaakte processen-verbaal van bevindingen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten. De verdediging wijst er daarbij op dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde te kunnen komen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 subsidiair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarom van die feiten vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit en overweegt daartoe als volgt.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 7 juni 2012 tussen 2.45 uur en 3.00 uur wakker werd van een harde klap. Toen zij naar buiten keek zag zij dat een lichtgrijze auto met de achterkant tegen de pui van de [bedrijf 1] stond. De achterklep stond open. Ze kon zien dat de pui naar binnen was gedrukt. Getuige heeft daarop direct 112 gebeld. Even later zag zij een persoon uit het gat van de pui van de [bedrijf 1] komen. Deze persoon ging voor in de auto zitten. De auto toeterde twee keer kort achter elkaar, waarna er twee personen door het gat in de pui naar buiten kwamen. Deze personen droegen een groot zeil. Getuige zag dat de auto een klein stukje naar voren reed en de twee personen het zeil in de kofferbak legden. Ze stapten in de auto en de auto reed snel weg.
[verbalisant 1] en [verbalisant 3] relateren in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij op 7 juni 2012 omstreeks 3.04 uur hoorden dat er bij de [bedrijf 1] aan de [adres] te Veenendaal een ramkraak zou zijn gepleegd. Zij besloten om vanuit Doorn richting Amerongen te rijden om daar richting [adres] te rijden om een mogelijke vluchtroute af te sluiten. Om 3.10 uur kwam de verbalisanten op de [adres] te Amerongen een grijze Volkswagen Golf tegemoet rijden. De bestuurder van de Golf negeerde het stopteken en reed met hoge snelheid weg. Bij de groenstrook van de In [adres] te Amerongen verloor de bestuurder de macht over het stuur. Het voertuig botste via de oprit van perceel 21 op een grote steen in de voortuin van deze woning en kwam tot stilstand. De bestuurder stapte uit de auto en rende weg. [verbalisant 2] is achter de bestuurder aangereden. De bestuurder rende een steeg in, waarna verbalisant [verbalisant 3] te voet achter de bestuurder is aangerend. Aan het eind van de steeg sloeg de bestuurder rechtsaf, stak de weg (de [adres]) over en rende richting een woning. [verbalisant 3] zag dat er een tweede persoon over de weg rende. [verbalisant 3] is de oprit van de woning, waar hij de bestuurder na het verlaten van de steeg naar toe had zien gaan, opgerend en zag in de achtertuin net de bestuurder over de schutting klimmen. Hij zag dat de tweede persoon en Marokkaans uiterlijk had. [verbalisant 3] heeft aan deze tweede in die tuin aangetroffen persoon kenbaar gemaakt dat hij was aangehouden. Als verdachte werd aangehouden [medeverdachte 1].
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] relateren in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij werden ingezet bij de zoektocht naar de overige verdachten. Hierbij werd ook de politiehelikopter voorzien van een infraroodcamera ingezet. De verbalisanten hoorden de meldkamer zeggen dat er mogelijk in een vuilniscontainer in de achtertuin van een woning aan [adres] een persoon zich verstopt zou hebben. De verbalisanten zijn vervolgens vanaf de voorzijde van de woning de achtertuin ingelopen. Zij zagen dat net achter het schuurtje drie vuilniscontainers stonden. Zij hoorden van de meldkamer dat het zou gaan om de meest rechter vuilniscontainer. Verbalisanten zagen deze vuilniscontainer bewegen. Ze deden het deksel van de vuilniscontainer open en zagen een man in de vuilniscontainer zitten. Als verdachte werd aangehouden [verdachte].
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] relateren in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij op 7 juni 2012 om 3.45 uur uit de politiehelikopter hoorden dat er een warmtebron was te zien in de achtertuin van perceel [adres]. De verbalisanten waren op dat moment op [adres] en zij zijn onmiddellijk naar het genoemde perceel gelopen. Verbalisanten hoorden dat er gezien werd dat er iemand rommelde in een kliko. De verbalisanten zijn de achtertuin van de woning ingelopen. Verbalisanten zagen dat aan de overkant van de tuin een kliko op de zijkant lag. Zij zagen dat de kliko openstond en dat er twee benen uit de opening van de kliko kwamen. Verbalisant [verbalisant 7] heeft de kliko van de persoon afgetrokken. Als verdachte werd aangehouden [medeverdachte 2]. Op de plek waar de verdachte lag werden een blauw/wit gestreepte sjaal en een paar handschoenen aangetroffen. Verbalisanten zagen dat verdachte [medeverdachte 2] een trui met blauw/witte horizontale strepen aan de buitenzijde droeg.
[verbalisant 3] relateert in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat toen de Volkswagen Golf tot stilstand kwam hij een man met een kaal hoofd en gestreepte bovenkleding van de bestuurdersstoel uit de auto zag stappen. [verbalisant 3] was achter de man aangerend en [verbalisant 3] zag dat hij aan het einde van de steeg de [adres] opging. Op de [adres] zag [verbalisant 3] tenminste nog twee andere personen rennen. Hij zag dat een tweede man, die iets groter en steviger gebouwd was, zich bij de bestuurder voegde waar [verbalisant 3] achteraan zat. Hij zag ze met z’n tweeën in de achtertuin verdwijnen van het perceel [adres]. De bestuurder klom in de achtertuin de schutting over. De tweede persoon werd in de achtertuin aangehouden. [verbalisant 3] hoorde later dat zijn collega’s met behulp van de ter plaatse gekomen politiehelikopter een persoon hadden aangehouden die zich ophield in een kliko aan de [adres]. [verbalisant 3] is naar die locatie gereden. Hij herkende de aangehouden persoon direct als de persoon die vanuit de bestuurdersstoel van de grijze Golf vluchtte. Deze persoon bleek [medeverdachte 2] te zijn.
[benadeelde 1] heeft als eigenaar van de [bedrijf 1], gevestigd aan de [adres] in Veenendaal, aangifte gedaan bij de politie. [benadeelde 1] heeft verklaard dat de winkel een grote toegangsdeur heeft die uit zes delen bestaat. Toen aangever op 7 juni 2012 om 3.05 uur bij zijn winkel aankwam zag hij dat de toegang was vernield en dat de hele deur was ontzet. Aangever zag in de winkel dat de schappen van de sigaretten zo goed als leeg waren. Aangever heeft later de camerabeelden bekeken en hij zag daarop dat een auto achteruit de winkelpui inreed. Aangever zag op de beelden drie personen zijn winkel inlopen. Deze personen reden later weg in de auto.
Verbalisanten hebben de camerabeelden van de [bedrijf 1] en de camerabeelden van [naam] bekeken. De camera’s van de [naam] hangen bij de [naam] in winkelcentrum de [naam] aan de [adres]. De [naam] is gevestigd tegenover de [bedrijf 1].
Verbalisant [verbalisant 8] ziet op de camerabeelden van de [bedrijf 1] dat:
Camera C9:
om 2.55.11 uur een man komt aanlopen. De man draagt een donkere jas/vest met een capuchon over zijn hoofd;
om 2.55.15 uur een tweede man komt aanlopen welke naar de eerste man toeloopt. Deze man draagt een grote zak bij zich;
om 2.55.33 uur een auto achteruit de [bedrijf 1] in rijdt. Direct daarna rijdt de auto weer een klein stukje naar voren en blijft stilstaan;
om 2.55.35 uur twee mannen de [bedrijf 1] in rennen met de grote zak;
om 2.55.42 uur een man uit de auto komt vanuit de bestuurdersstoel en de kofferbak opent. Deze man draagt een wit/zwart gestreept vest met capuchon over zijn hoofd. Deze man loopt ook de [bedrijf 1] in;
om 2.56.44 uur de man met het wit/zwart gestreepte vest de [bedrijf 1] weer uit komt lopen. Hij loopt naar de linkervoorzijde van de auto en verdwijnt uit beeld;
om 2.57.11 uur een man de [bedrijf 1] verlaat met een grote zak in zijn handen. Hij zet deze zak in de kofferbak en doet de kofferbak dicht. Hij loopt weg aan de rechterzijde van de auto en verdwijnt uit beeld.
Verbalisant [verbalisant 9] ziet op de beelden van de [naam] dat:
Camera 1: een zilvergrijze 5-deurs Volkswagen met kenteken [kenteken] om 3.01.38 uur achteruit het beeld komt inrijden;
Camera 2:
om 3.01.31 uur: twee personen komen aanlopen. Persoon 1 draagt een zwarte bivakmuts, zwarte jas met capuchon, zwarte trainingsbroek met een witte streep in de lengte aan de buitenzijde en zwarte handschoenen. Persoon 2 draagt een zwarte jas met capuchon, zwarte broek, zwarte handschoenen en zwarte schoenen. Beiden hebben een grote zwarte zak bij zich die zij met z’n tweeën vasthouden;
Camera 8:
om 3.01.39 uur een zilvergrijze auto komt aanrijden. Deze auto rijdt met de achterzijde tegen de voorzijde van de [bedrijf 1]. De twee personen met de zwarte zak rennen de winkel in. Het linkerportier van de auto gaat open en er stapt een persoon uit. Deze persoon draagt een gestreept vest of een gestreepte jas. Deze persoon doet de achterklep open en rent ook de [bedrijf 1] in.
om 3.03.05 uur de persoon met het gestreepte vest of jas vanuit de winkel naar de linkervoorzijde van de auto rent, het linkervoorportier opent en instapt;
om 3.03.32 uur de andere twee personen de winkel uit komen rennen. De voorste persoon stapt in de kofferbak van de auto en trekt de zwarte zak mee de kofferbak in. De achterste persoon duwt het andere deel van de zwarte zak in de kofferbak en sluit het kofferbakdeksel. Hij stapt in aan de rechterzijde van de auto.
De auto van de verdachten betrof een grijze Volkswagen Golf met kenteken [kenteken]. Onderzoek wees uit dat in de kofferbak van deze auto een grote zak lag gemaakt van een soort afdekzeil met daarin een onbekend aantal sigarettenpakjes en shagpakjes. Ook lagen er onderdelen van winkelschappen in.
Aangever [benadeelde 2] heeft bij de politie verklaard dat in de nacht van 4 juni 2012 op
5 juni 2012 was ingebroken in zijn woning. Bij deze inbraak waren de autosleutels en zijn auto gestolen. De auto betrof een grijze Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken].
Getuige [getuige 2], wonende aan de [adres] te [woonplaats], heeft bij de politie verklaard dat hij op 7 juni 2012 een enorme knal hoorde. Getuige keek naar buiten en zag direct een jongen rennen. Ook hoorde hij meerdere stemmen tegelijk schreeuwen ‘rennen, rennen, rennen’. De jongen die getuige zag rennen had een getinte huidskleur en een beetje een bol gezicht. Getuige heeft daarop een tijdje buiten gestaan. Hij zag op een gegeven moment een politieauto met een getinte jongen erin. Volgens getuige was dit de jongen die hij had zien wegrennen. De jongen die achterin het voertuig zat herkende hij voor 100% als de jongen die voorbij zijn woning rende en waarachter de politie de achtervolging inzette.
De rechtbank maakt uit de inhoud van het dossier op dat verdachte [medeverdachte 1] als eerste is aangehouden en door verbalisant [verbalisant 2] in een politieauto is geplaatst, terwijl ondertussen nog werd gezocht naar de andere verdachten.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de onder verdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen mobiele telefoon. Uit dit onderzoek bleek dat in de telefoon een simcard met het nummer [telefoonnummer] was geplaatst. Binnen de gevorderde periode van 25 januari 2012 tot en met 7 juni 2012 was door dit telefoonnummer en het telefoonnummer [telefoonnummer] in totaal 69 keer contact geweest of gezocht. Het telefoonnummer [telefoonnummer] komt voor in de contactlijst van de in beslag genomen telefoon onder de naam ‘[naam]’. Niet uit te sluiten valt dat met deze contactpersoon de verdachte [verdachte] wordt bedoeld. In de contactlijst staat ook als contactpersoon ‘[naam]’ met als telefoonnummer [telefoonnummer] vermeld. Dit nummer staat op naam van [naam], wonende [adres] te Delft. Dit betreft vermoedelijk de broer van verdachte [verdachte]. [adres] te Delft is hetzelfde woonadres als van verdachte [verdachte]. Op dit adres staan twee personen ingeschreven met als voorletter ‘M’, namelijk [naam] en [naam]. Middels GBA blijkt dat [naam] de broer is van de verdachte [verdachte].
De rechtbank stelt op basis van de genoemde bewijsmiddelen vast dat op 7 juni 2012 tussen 2.45 uur en 3.00 uur een ramkraak is gepleegd bij de [bedrijf 1] aan de [adres] in Veenendaal met behulp van een gestolen Volkswagen Golf en dat deze ramkraak is gepleegd door drie personen. De politie is na de melding snel ter plaatse gekomen en treft kort nadat de ramkraak is gepleegd en nadat de bij de ramkraak gebruikte Volkswagen Golf is achtervolgd en te Amerongen op de In [adres] tot stilstand is gekomen, drie verdachten aan in de directe omgeving van deze plaats. Verdachte [medeverdachte 1] wordt al rennende in de achtertuin op de [adres] door de politie aangehouden en vervolgens worden verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [naam], beiden aangetroffen in een kliko op de [adres] respectievelijk [adres]. Dit terwijl het midden in de nacht is en alle drie de verdachten niet in Amerongen dan wel in de buurt van Amerongen wonen. De rechtbank maakt uit de telefoongegevens van verdachte [medeverdachte 1] op dat de verdachten [medeverdachte 1] en [naam] elkaar kenden. Verdachte [medeverdachte 2] wordt door verbalisant [verbalisant 3] herkend als de man die vanaf de bestuurdersstoel uit de Volkswagen Golf stapte. De rechtbank heeft door middel van een via de openbare bron Google maps kenbare plattegrond kennis genomen van de situatie ter plaatse. De rechtbank heeft daarbij geconstateerd dat de plekken waar de drie verdachten afzonderlijk worden aangetroffen zich op korte afstand van elkaar bevinden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die avond samen met een meisje bij haar thuis was geweest. Verdachte had ruzie gekregen met de vader van het meisje en hij was door haar vader het huis uit gezet. Verdachte was daarop naar het station gaan lopen om naar huis te kunnen gaan. Toen hij buiten liep was er ineens politie. Verdachte verklaarde dat hij dacht dat de vader van het meisje de politie had gebeld. Daarom had hij zich in een tuin een kliko verstopt.
De rechtbank overweegt dat verdachte pas op zitting voor het eerst deze verklaring heeft afgelegd. Noch bij de politie noch tijdens de voorgeleiding bij de rechter-commissaris heeft verdachte dit verhaal verteld. Verder wordt deze verklaring niet ondersteund door de inhoud van het dossier en heeft verdachte deze verklaring op geen enkele wijze onderbouwd dan wel voor de rechtbank controleerbaar gemaakt. De rechtbank acht zijn verklaring op dit punt dan ook onaannemelijk en niet geloofwaardig.
Gelet op voornoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met twee mededaders een grote hoeveelheid (sloffen) sigaretten in de [bedrijf 1] heeft weggenomen, waarbij zij de toegang tot de [bedrijf 1] hebben verschaft door met een personenauto door de pui van de [bedrijf 1] te rijden.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 7 juni 2012 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een pand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid (sloffen) sigaretten, toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, immers is verdachte met een personenauto achteruit door de pui van voornoemd pand gereden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft gevorderd de door de reclassering geadviseerde bijzonder voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel te koppelen.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de toekomstplannen die verdachte in samenwerking met de reclassering probeert te realiseren in de weg staat.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan een brute ramkraak bij de [bedrijf 1]. Eén van de daders was ten tijde van het plegen van het feit nog maar 17 jaar. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om het feit mede met deze nog jonge jongen te plegen. Verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en zijn handelwijze lijkt enkel ingegeven door eigenbelang. Door het plegen van de ramkraak is grote schrik en aanzienlijke financiële schade veroorzaakt. Het mag als bekend worden verondersteld dat het plegen van dergelijke feiten grote gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt in de samenleving in het algemeen en bij de direct betrokkenen (slachtoffers en omwonenden) in het bijzonder. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan toen hij samen met zijn mededaders het plan opvatte om de ramkrak te gaan plegen en hiertoe ook voorbereidingen ging treffen. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte zijn betrokkenheid hierbij zwaar aan.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 31 juli 2012 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten. Verdachte is op 14 februari 2012 nog veroordeeld voor een poging tot inbraak tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het rapport van Reclassering Nederland van 23 augustus 2012 volgt dat verdachte als vluchteling vanuit Irak naar Nederland is gekomen als gevolg van de oorlog toen hij zes jaar oud was. Zijn moeder was verslaafd aan terpentine waardoor zij niet in staat was de kinderende de zorg te geven die zij nodig hadden. Zijn moeder is naar Engeland geëmigreerd en is naar Nederland gekomen om hem op te zoeken. Voor verdachte zou dit een extra motivatie zijn om wat van zijn leven te maken. Verdachte wil als hij uit detentie komt op zoek naar een eigen woning. Verdachte heeft zich ingeschreven voor een kappersopleiding op mbo-niveau en is aangenomen. Hij zou in september aan deze opleiding beginnen, maar dat is door zijn huidige detentie niet doorgegaan. Verdachte heeft geen inkomen. Voor zijn detentie was hij met de reclassering bezig om een uitkering te realiseren en dit zal na zijn detentie weer worden opgepakt. Verdachte was ook met de reclassering bezig om zijn schulden in kaart te brengen en een plan van aanpak te maken. Zijn softdruggebruik is een aandachtspunt.
Verdachte lijkt over voldoende sociale en inter-persoonlijke eigenschappen te beschikken om zich te redden in het leven. Hij weet deze echter onvoldoende te benutten om te werken aan een perspectiefbiedende toekomst. Verdachte vindt dat hij goed bezig is en hij ziet geen problemen. Zijn houding ten opzichte van de reclassering is positief, zo ook binnen het lopende toezicht. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld. De reclassering is van mening dat een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur wenselijk is om verdachte te motiveren tot gedragsverandering.
De reclassering adviseert om verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie, te weten een arbeidsvaardigheden training en een Equip-training of een soortgelijke interventie, en een behandelverplichting bij het Het Palmhuis Den Haag.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de hulp die hij van de reclassering krijgt goed vindt en dat hij die hulp wil behouden. Verdachte vindt ook dat een Arbeidsvaardighedentraining, een Equipe-training en een behandeling bij Het Palmhuis hem zouden kunnen helpen.
Gelet op de ernst van het feit en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is. Het is de rechtbank gebleken dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden nodig zijn om het leven van verdachte op orde te krijgen en dat verdachte ook gemotiveerd is om zijn leven op de rit te krijgen en te houden en zich om dat te bereiken aan de hulp, behandeling en begeleiding die hem geboden wordt wil houden en daaraan wil meewerken. De rechtbank zal verdachte daarom ook een voorwaardelijke straf opleggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
Rekening houdend met de richtlijnen die gelden voor feiten als in deze zaak bewezenverklaard is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf een passende sanctie is. De rechtbank zal verdachte dan ook een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen.
7. De benadeelde partijen
Vordering van benadeelde partij [benadeelde 2]
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren in de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen de geleden schade en de ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen de geleden schade en de ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 5.000,00 voor feit 2 primair.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de schade door dit feit is toegebracht nu de benadeelde partij een schadebedrag vordert voor de bij de inbraak in zijn woning weggenomen computer, maar de diefstal van deze computer niet aan verdachte is tenlastegelegd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van benadeelde partij [benadeelde 1]
De officier van justitie heeft gevorderd de door de benadeelde partij [benadeelde 1] ingediende vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze vordering een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert.
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 16.272,65 voor
feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 15.102,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 12.304,00 voor de reparatie van de pui, € 2.710,00 voor de noodvoorziening en € 88,00 voor zestien vertrapte pakjes sigaretten. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Gelet op de door [benadeelde 1] overgelegde stukken is het gevorderde tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Het verweer dat een offerte niet kan dienen als voldoende onderbouwing van geleden schade wordt verworpen. Daartoe is redengevend dat in een offerte, zoals ook in het onderhavige geval, duidelijk kan worden gemaakt welke kosten moeten worden gemaakt om de pui in kwestie in de oude toestand te herstellen. Het is vervolgens aan de verdediging om inhoudelijk en gemotiveerd tegen de schadeopstelling in de offerte verweer te voeren. Dat heeft verdachte niet gedaan.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd één of meer van de hieronder genoemde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland. Verdachte moet zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis en nadat hij zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten voor 17.00 uur melden bij de reclassering op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte moet deelnemen aan een Arbeidsvaardighedentraining en/of een Equip-training of een soortgelijke interventie;
* dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen, huisregels en afspraken van Het Palmhuis Den Haag, zolang de reclassering dat nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 15.102,00, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 7 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1], € 15.102,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 110 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. P.L.C.M. Ficq en
mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 september 2012.
Mr. Oostendorp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.