parketnummer: 16/655909-12; 09/900166-12 (tul); 09/900041-12 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 september 2012
[verdachte]
geboren op [1972] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd in PI Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein
raadsman mr. C.M. Emeis, advocaat te ’s-Gravenhage.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen op 6 juni 2012 en/of 7 juni 2012 een ramkraak heeft gepleegd bij de [bedrijf] in Veenendaal, waarbij zij een grote hoeveelheid sigaretten hebben weggenomen;
Feit 2 primair: de bij die ramkraak gebruikte auto samen met anderen op 5 juni 2012 heeft gestolen;
Feit 2 subsidiair: de bij die ramkraak gebruikte auto heeft geheeld.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie vordert om verdachte van dat feit vrij te spreken.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de aangiften, de beelden van de beveiligingscamera’s en de door de politie opgemaakte processen-verbaal van bevindingen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 subsidiair ten laste gelegde feiten. De verdediging wijst er daarbij op dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het onder deze feiten tenlastegelegde te kunnen komen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarom van dat feit vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 1 en feit 2 subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten en overweegt daartoe als volgt.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 7 juni 2012 tussen 2.45 uur en 3.00 uur wakker werd van een harde klap. Toen zij naar buiten keek zag zij dat een lichtgrijze auto met de achterkant tegen de pui van de [bedrijf] stond. De achterklep stond open. Ze kon zien dat de pui naar binnen was gedrukt. Getuige heeft daarop direct 112 gebeld. Even later zag zij een persoon uit het gat van de pui van de [bedrijf] komen. Deze persoon ging voor in de auto zitten. De auto toeterde twee keer kort achter elkaar, waarna er twee personen door het gat in de pui naar buiten kwamen. Deze personen droegen een groot zeil. Getuige zag dat de auto een klein stukje naar voren reed en de twee personen het zeil in de kofferbak legden. Ze stapten in de auto en de auto reed snel weg.
[verbalisant 1] en [verbalisant 3] relateren in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij op 7 juni 2012 omstreeks 3.04 uur hoorden dat er bij de [bedrijf] aan de [adres] te Veenendaal een ramkraak zou zijn gepleegd. Zij besloten om vanuit Doorn richting Amerongen te rijden om daar richting de [adres] te rijden om een mogelijke vluchtroute af te sluiten. Om 3.10 uur kwam de verbalisanten op de [adres] te Amerongen een grijze Volkswagen Golf tegemoet rijden. De bestuurder van de Golf negeerde het stopteken en reed met hoge snelheid weg. Bij de groenstrook van de In [adres] te Amerongen verloor de bestuurder de macht over het stuur. Het voertuig botste via de oprit van perceel 21 op een grote steen in de voortuin van deze woning en kwam tot stilstand. De bestuurder stapte uit de auto en rende weg. [verbalisant 2] is achter de bestuurder aangereden. De bestuurder rende een steeg in, waarna verbalisant [verbalisant 3] te voet achter de bestuurder is aangerend. Aan het eind van de steeg sloeg de bestuurder rechtsaf, stak de weg ([adres]) over en rende richting een woning. [verbalisant 3] zag dat er een tweede persoon over de weg rende. [verbalisant 3] is de oprit van de woning, waar hij de bestuurder na het verlaten van de steeg naar toe had zien gaan, opgerend en zag in de achtertuin net de bestuurder over de schutting klimmen. Hij zag dat de tweede persoon een Marokkaans uiterlijk had. [verbalisant 3] heeft aan deze tweede in die tuin aangetroffen persoon kenbaar gemaakt dat hij was aangehouden. Als verdachte werd aangehouden [medeverdachte 1].
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] relateren in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij werden ingezet bij de zoektocht naar de overige verdachten. Hierbij werd ook de politiehelikopter voorzien van een infraroodcamera ingezet. De verbalisanten hoorden de meldkamer zeggen dat er mogelijk in een vuilniscontainer in de achtertuin van een woning aan [adres] een persoon zich verstopt zou hebben. De verbalisanten zijn vervolgens vanaf de voorzijde van de woning de achtertuin ingelopen. Zij zagen dat net achter het schuurtje drie vuilniscontainers stonden. Zij hoorden van de meldkamer dat het zou gaan om de meest rechter vuilniscontainer. Verbalisanten zagen deze vuilniscontainer bewegen. Ze deden het deksel van de vuilniscontainer open en zagen een man in de vuilniscontainer zitten. Als verdachte werd aangehouden [medeverdachte 2].
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] relateren in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij op 7 juni 2012 om 3.45 uur uit de politiehelikopter hoorden dat er een warmtebron was te zien in de achtertuin van perceel [adres]. De verbalisanten waren op dat moment op [adres] en zij zijn onmiddellijk naar het genoemde perceel gelopen. Verbalisanten hoorden dat er gezien werd dat er iemand rommelde in een kliko. De verbalisanten zijn de achtertuin van de woning ingelopen. Verbalisanten zagen dat aan de overkant van de tuin een kliko op de zijkant lag. Zij zagen dat de kliko openstond en dat er twee benen uit de opening van de kliko kwamen. Verbalisant [verbalisant 7] heeft de kliko van de persoon afgetrokken. Als verdachte werd aangehouden [verdachte]. Op de plek waar de verdachte lag werden een blauw/wit gestreepte sjaal en een paar handschoenen aangetroffen. Verbalisanten zagen dat verdachte [verdachte] een trui met blauw/witte horizontale strepen aan de buitenzijde droeg.
[verbalisant 3] relateert in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat toen de Volkswagen Golf tot stilstand kwam hij een man met een kaal hoofd en gestreepte bovenkleding van de bestuurdersstoel uit de auto zag stappen. [verbalisant 3] was achter de man aangerend en [verbalisant 3] zag dat hij aan het einde van de steeg [adres] opging. Op [adres] zag [verbalisant 3] tenminste nog twee andere personen rennen. Hij zag dat een tweede man, die iets groter en steviger gebouwd was, zich bij de bestuurder voegde waar [verbalisant 3] achteraan zat. Hij zag ze met z’n tweeën in de achtertuin verdwijnen van het perceel op [adres]. De bestuurder klom in de achtertuin de schutting over. De tweede persoon werd in de achtertuin aangehouden. [verbalisant 3] hoorde later dat zijn collega’s met behulp van de ter plaatse gekomen politiehelikopter een persoon hadden aangehouden die zich ophield in een kliko aan [adres]. [verbalisant 3] is naar die locatie gereden. Hij herkende de aangehouden persoon direct als de persoon die vanuit de bestuurdersstoel van de grijze Golf vluchtte. Deze persoon bleek [verdachte] te zijn.
[benadeelde 1] heeft als eigenaar van de [bedrijf], gevestigd aan de [adres] in Veenendaal, aangifte gedaan bij de politie. [benadeelde 1] heeft verklaard dat de winkel een grote toegangsdeur heeft die uit zes delen bestaat. Toen aangever op 7 juni 2012 om 3.05 uur bij zijn winkel aankwam zag hij dat de toegang was vernield en dat de hele deur was ontzet. Aangever zag in de winkel dat de schappen van de sigaretten zo goed als leeg waren. Aangever heeft later de camerabeelden bekeken en hij zag daarop dat een auto achteruit de winkelpui inreed. Aangever zag op de beelden drie personen zijn winkel inlopen. Deze personen reden later weg in de auto.
Verbalisanten hebben de camerabeelden van de [bedrijf] en de camerabeelden van [naam] bekeken. De camera’s van de [naam] hangen bij de [naam] in winkelcentrum [naam] aan de [adres]. De [naam] is gevestigd tegenover de [bedrijf].
Verbalisant [verbalisant 8] ziet op de camerabeelden van de [bedrijf] dat:
Camera C9:
om 2.55.11 uur een man komt aanlopen. De man draagt een donkere jas/vest met een capuchon over zijn hoofd;
om 2.55.15 uur een tweede man komt aanlopen welke naar de eerste man toeloopt. Deze man draagt een grote zak bij zich;
om 2.55.33 uur een auto achteruit de [bedrijf] in rijdt. Direct daarna rijdt de auto weer een klein stukje naar voren en blijft stilstaan;
om 2.55.35 uur twee mannen de [bedrijf] in rennen met de grote zak;
om 2.55.42 uur een man uit de auto komt vanuit de bestuurdersstoel en de kofferbak opent. Deze man draagt een wit/zwart gestreept vest met capuchon over zijn hoofd. Deze man loopt ook de [bedrijf] in;
om 2.56.44 uur de man met het wit/zwart gestreepte vest de [bedrijf] weer uit komt lopen. Hij loopt naar de linkervoorzijde van de auto en verdwijnt uit beeld;
om 2.57.11 uur een man de [bedrijf] verlaat met een grote zak in zijn handen. Hij zet deze zak in de kofferbak en doet de kofferbak dicht. Hij loopt weg aan de rechterzijde van de auto en verdwijnt uit beeld.
Verbalisant [verbalisant 9] ziet op de beelden van de [naam] dat:
Camera 1: een zilvergrijze 5-deurs Volkswagen met kenteken [kenteken] om 3.01.38 uur achteruit het beeld komt inrijden;
Camera 2:
om 3.01.31 uur: twee personen komen aanlopen. Persoon 1 draagt een zwarte bivakmuts, zwarte jas met capuchon, zwarte trainingsbroek met een witte streep in de lengte aan de buitenzijde en zwarte handschoenen. Persoon 2 draagt een zwarte jas met capuchon, zwarte broek, zwarte handschoenen en zwarte schoenen. Beiden hebben een grote zwarte zak bij zich die zij met z’n tweeën vasthouden;
Camera 8:
om 3.01.39 uur een zilvergrijze auto komt aanrijden. Deze auto rijdt met de achterzijde tegen de voorzijde van de [bedrijf]. De twee personen met de zwarte zak rennen de winkel in. Het linkerportier van de auto gaat open en er stapt een persoon uit. Deze persoon draagt een gestreept vest of een gestreepte jas. Deze persoon doet de achterklep open en rent ook de [bedrijf] in.
om 3.03.05 uur de persoon met het gestreepte vest of jas vanuit de winkel naar de linkervoorzijde van de auto rent, het linkervoorportier opent en instapt;
om 3.03.32 uur de andere twee personen de winkel uit komen rennen. De voorste persoon stapt in de kofferbak van de auto en trekt de zwarte zak mee de kofferbak in. De achterste persoon duwt het andere deel van de zwarte zak in de kofferbak en sluit het kofferbakdeksel. Hij stapt in aan de rechterzijde van de auto.
De auto van de verdachten betrof een grijze Volkswagen Golf met kenteken [kenteken]. Onderzoek wees uit dat in de kofferbak van deze auto een grote zak lag gemaakt van een soort afdekzeil met daarin een onbekend aantal sigarettenpakjes en shagpakjes. Ook lagen er onderdelen van winkelschappen in.
Aangever [benadeelde 2] heeft bij de politie verklaard dat in de nacht van 4 juni 2012 op
5 juni 2012 was ingebroken in zijn woning. Bij deze inbraak waren de autosleutels en zijn auto gestolen. De auto betrof een grijze Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken].
Getuige [getuige 2], wonende aan de [adres] te [woonplaats], heeft bij de politie verklaard dat hij op 7 juni 2012 een enorme knal hoorde. Getuige keek naar buiten en zag direct een jongen rennen. Ook hoorde hij meerdere stemmen tegelijk schreeuwen ‘rennen, rennen, rennen’. De jongen die getuige zag rennen had een getinte huidskleur en een beetje een bol gezicht. Getuige heeft daarop een tijdje buiten gestaan. Hij zag op een gegeven moment een politieauto met een getinte jongen erin. Volgens getuige was dit de jongen die hij had zien wegrennen. De jongen die achterin het voertuig zat herkende hij voor 100% als de jongen die voorbij zijn woning rende en waarachter de politie de achtervolging inzette.
De rechtbank maakt uit de inhoud van het dossier op dat verdachte [medeverdachte 1] als eerste is aangehouden en door verbalisant [verbalisant 2] in een politieauto is geplaatst terwijl ondertussen nog werd gezocht naar de andere verdachten.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de onder verdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen mobiele telefoon. Uit dit onderzoek bleek dat in de telefoon een simcard met het nummer [telefoonnummer] was geplaatst. Binnen de gevorderde periode van 25 januari 2012 tot en met 7 juni 2012 was door dit telefoonnummer en het telefoonnummer [telefoonnummer] in totaal 69 keer contact geweest of gezocht. Het telefoonnummer [telefoonnummer] komt voor in de contactlijst van de in beslag genomen telefoon onder de naam ‘[naam]’. Niet uit te sluiten valt dat met deze contactpersoon de verdachte [medeverdachte 2] wordt bedoeld. In de contactlijst staat ook als contactpersoon ‘[naam]’ met als telefoonnummer [telefoonnummer] vermeld. Dit nummer staat op naam van [naam], wonende [adres] te Delft. Dit betreft vermoedelijk de broer van verdachte [medeverdachte 2]. [adres] te Delft is hetzelfde woonadres als van verdachte [medeverdachte 2]. Op dit adres staan twee personen ingeschreven met als voorletter ‘M’, namelijk [naam] en [naam]. Middels GBA blijkt dat [naam] de broer is van de verdachte [medeverdachte 2].
De rechtbank stelt op basis van de genoemde bewijsmiddelen vast dat op 7 juni 2012 tussen 2.45 uur en 3.00 uur een ramkraak is gepleegd bij de [bedrijf] aan de [adres] in Veenendaal met behulp van een gestolen Volkswagen Golf en dat deze ramkraak is gepleegd door drie personen. De politie is na de melding snel ter plaatse gekomen en treft kort nadat de ramkraak is gepleegd en nadat de bij de ramkraak gebruikte Volkswagen Golf is achtervolgd en te Amerongen op de In [adres] tot stilstand is gekomen, drie verdachten aan in de directe omgeving van deze plaats. Verdachte [medeverdachte 1] wordt al rennende in de achtertuin op [adres] door de politie aangehouden en vervolgens worden verdachte [verdachte] en verdachte [naam], beiden aangetroffen in een kliko op [adres] respectievelijk [adres]. Dit terwijl het midden in de nacht is en alle drie de verdachten niet in Amerongen dan wel in de buurt van Amerongen wonen. De rechtbank maakt uit de telefoongegevens van verdachte [medeverdachte 1] op dat de verdachten [medeverdachte 1] en [naam] elkaar kenden. [verdachte] wordt door verbalisant [verbalisant 3] herkend als de man die vanaf de bestuurdersstoel uit de Volkswagen Golf stapte. De rechtbank heeft door middel van een via de openbare bron Google maps kenbare plattegrond kennis genomen van de situatie ter plaatse. De rechtbank heeft daarbij geconstateerd dat de plekken waar de drie verdachten afzonderlijk worden aangetroffen zich op korte afstand van elkaar bevinden.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij midden in de nacht in Amerongen was, omdat hij van plan was om met een vriend van hem fietsen te gaan stelen uit tuinen in Amerongen. Toen hij door de straat liep hoorde hij roepen ‘politie’. Verdachte hoorde dit allemaal op het moment dat hij net een achtertuin in wilde lopen om te kijken voor fietsen. Verdachte verklaarde dat hij van alles hoorde en toen een kliko zag. Verdachte had de kliko over zich heen gezet, maar het lukte niet waardoor hij uit balans raakte en met kliko en al omviel. Verdachte verklaarde de sjaal en handschoenen bij zich te hebben voor het sjouwen van de fietsen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte niet wordt ondersteund door de inhoud van het dossier. Verdachte heeft deze verklaring daarnaast op geen enkele wijze onderbouwd dan wel voor de rechtbank controleerbaar gemaakt. De rechtbank acht zijn verklaring op dit punt dan ook onaannemelijk en niet geloofwaardig.
Ter zitting is namens verdachte aangevoerd dat de trui die verdachte ten tijde van de aanhouding droeg een ander strepenpatroon heeft dan de trui die zichtbaar is op de beelden van de beveiligingscamera’s van de [bedrijf]. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een foto getoond van de onder verdachte in beslag genomen trui, waarop zichtbaar is dat deze brede donkere strepen heeft en smalle lichte strepen. Dit strepenpatroon wijkt af van het strepenpatroon van de trui van de persoon op de beelden van de beveiligingscamera’s, zoals op pagina 121 van het proces-verbaal. Hierop is namelijk een trui met strepen van gelijke breedte zichtbaar. Naar aanleiding van dit verweer is ter terechtzitting gekeken naar de door camera 7 gemaakte beelden aan de binnenzijde van de [bedrijf] (van 2.55.00 uur tot 2.56.33 uur). Op die beelden is te zien dat een persoon met een zelfde soort strepenpatroon als dat van de in beslag genomen trui van verdachte, zich achter de toonbank van de [bedrijf] beweegt. Gelet hierop is niet gebleken dat de trui van verdachte afwijkt van de trui van de dader op de beelden in de [bedrijf], zodat het verweer wordt verworpen.
Gelet op voornoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met twee mededaders een grote hoeveelheid (sloffen) sigaretten in de [bedrijf] heeft weggenomen, waarbij zij de toegang tot de [bedrijf] hebben verschaft door met een personenauto door de pui van de [bedrijf] te rijden.
De rechtbank stelt voorts op basis van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte de bestuurder van de gestolen Volkswagen Golf is geweest, waarmee de ramkraak werd gepleegd en dat hij de persoon is geweest die met deze auto door de pui van de [bedrijf] is gereden. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat ramkraken worden gepleegd met gestolen auto’s. Het is immers zeer te verwachten dat de auto door de ramkraak forse schade oploopt terwijl de dader(s) bovendien niet via de auto identificeerbaar willen zijn. Nu verdachte de bestuurder van de auto is geweest ten tijde van de op 7 juni 2012 gepleegde ramkraak, terwijl de auto slechts twee dagen eerder was gestolen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was.
De rechtbank acht derhalve ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde schuldheling.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 7 juni 2012 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een pand (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een grote hoeveelheid (sloffen) sigaretten, toebehorende aan [bedrijf] en/of [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, immers is verdachte met een personenauto achteruit door de pui van voornoemd pand gereden.
2.
Subsidiair
op 07 juni 2012 te Veenendaal een auto Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Schuldheling.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte het afgelopen jaar niet de kans heeft gehad om met de reclassering en Palier aan de slag te gaan en dat verdachte alsnog de kans moet krijgen om dat te doen. De verdediging heeft verzocht de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen en een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan een brute ramkraak bij de [bedrijf]. Eén van de daders was ten tijde van het plegen van het feit nog maar 17 jaar. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om het feit mede met deze nog jonge jongen te plegen. Verdachte heeft de gestolen auto bestuurd, waarvan de daders bij de ramkraak gebruik hebben gemaakt. Verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en zijn handelwijze lijkt enkel ingegeven door eigenbelang. Door het plegen van de ramkraak is grote schrik en aanzienlijke financiële schade veroorzaakt. Het mag als bekend worden verondersteld dat het plegen van dergelijke feiten grote gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt in de samenleving in het algemeen en bij de direct betrokkenen (slachtoffers en omwonenden) in het bijzonder. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan toen hij samen met zijn mededaders het plan opvatte om de ramkraak te gaan plegen en hiertoe ook voorbereidingen ging treffen. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte zijn betrokkenheid hierbij zwaar aan.
Tot slot geldt ook voor de eigenaar van de gestolen auto dat hij door het vernielen van zijn auto door verdachte is gedupeerd.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 31 juli 2012 blijkt dat verdachte reeds vele malen en ook recent is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten, mede tot langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De rechtbank houdt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening met de omstandigheid dat verdachte op 21 juni 2012 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en verplicht reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde in verband met het plegen van zeven inbraken en één poging daartoe, en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijven voor de hierboven genoemde datum gepleegd.
Uit het rapport van Centrum Maliebaan d.d. 17 juli 2012 volgt dat verdachte vanaf december dakloos is. Verdachte zegt geen gebruik te willen maken van de opvangmogelijkheden, omdat hij zichzelf niet als verslaafde ziet en hier ook niet tussen wil verblijven. Het is al enkele jaren geleden dat verdachte gewerkt heeft. Hij geeft aan dat door zijn herseninfarct en de verschillende TIA’s zijn lichaam hem in de steek laat. Verdachte zegt verder graag schuldhulpverlening te willen hebben. Hij is wel weer bereid om iets gaan doen in de vorm van een dagbesteding, maar weet niet wat gezien zijn beperkingen.
Gezien het feit dat sprake is van problematisch middelengebruik is verdachte aangemeld voor verdiepingsdiagnostiek bij de Forensisch Poli van GGZ Palier. Daaruit is cannabisafhankelijkheid, alcoholafhankelijkheid en cocaïnemisbruik gekomen. Tijdens de diagnostiek is ook gebleken van een aanpassingsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verder heeft verdachte last van somberheid en zou hij antidepressiva slikken. Verdachte heeft meerdere behandelingen en toezichten negatief afgesloten. Hij geeft aan hulp te willen, maar het zijn vooral praktische hulpvragen. Verdachte wil zijn leven op de rails krijgen, maar met name onder zijn eigen voorwaarden. Hij is teleurgesteld en heeft weinig vertrouwen in de hulpverlening. Vanuit de diagnostiek is het advies gegeven een ambulante behandeling te volgen voor de duur van twee jaar. Verdachte is hier inmiddels voor aangemeld. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert om verdachte een (gedeeltelijke) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en aan die straf geen bijzondere voorwaarden te koppelen, maar het huidige toezicht te verlengen en het eerder opgestelde plan van aanpak dat ziet op parketnummer 09/900166-12 te handhaven.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf een gerechtvaardigde straf is. De rechtbank houdt hierbij rekening met de ernst van met name de gepleegde ramkraak, het aanzienlijke strafblad van verdachte en het feit dat uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat er meerdere malen hulpverlening en begeleiding voor verdachte is ingezet, maar dit allemaal tot op heden geen positief resultaat heeft gehad. Ook eerder voorwaardelijk opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat verdachte niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen. Verdachte gaat maar door met het plegen van strafbare feiten en grijpt de hem geboden kansen om iets van zijn leven te maken niet aan. De rechtbank ziet op dit moment dan ook geen toegevoegde waarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. Rekening houdend met de richtlijnen die gelden voor feiten als in deze zaak bewezenverklaard zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opleggen.
7. De benadeelde partijen
Vordering van benadeelde partij [benadeelde 2]
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren in de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen de geleden schade en de ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen de geleden schade en de ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 5.000,00 voor feit 2 primair.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de schade door dit feit is toegebracht nu de benadeelde partij een schadebedrag vordert voor de bij de inbraak in zijn woning weggenomen computer, maar de diefstal van deze computer niet aan verdachte is tenlastegelegd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van benadeelde partij [benadeelde 1]
De officier van justitie heeft gevorderd de door de benadeelde partij [benadeelde 1] ingediende vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze vordering een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert.
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 16.272,65 voor
feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 15.102,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 12.304,00 voor de reparatie van de pui, € 2.710,00 voor de noodvoorziening en € 88,00 voor zestien vertrapte pakjes sigaretten. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Gelet op de door [benadeelde 1] overgelegde stukken is het gevorderde tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Het verweer dat een offerte niet kan dienen als voldoende onderbouwing van geleden schade wordt verworpen. Daartoe is redengevend dat in een offerte, zoals ook in het onderhavige geval, duidelijk kan worden gemaakt welke kosten moeten worden gemaakt om de pui in kwestie in de oude toestand te herstellen. Het is vervolgens aan de verdediging om inhoudelijk en gemotiveerd tegen de schadeopstelling in de offerte verweer te voeren. Dat heeft verdachte niet gedaan.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
Vordering onder parketnummer 09/900041-12
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 17 januari 2012 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank heeft ter zitting geen aanleiding gezien om van dit uitgangspunt af te wijken.
Vordering onder parketnummer 09/900166-12
De officier van justitie heeft gevorderd dat ten aanzien van de voorwaardelijke gevangenisstraf van vijftig dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 11 mei 2012 de proeftijd zal worden verlengd met één jaar.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten mede gelet op het advies van de reclassering om het huidige toezicht en het plan van aanpak dat in het kader van deze zaak is opgemaakt te handhaven. De rechtbank zal daarom de proeftijd met een jaar verlengen. Voor verdachte blijft hiermee ook een stok achter de deur bestaan, nu de rechtbank de veroordeelde voor het nieuw gepleegde strafbare feit een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Schuldheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 15.102,00, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 7 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], € 15.102,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 110 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 17 januari 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 09/900041-12 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 09/900166-12 af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. P.L.C.M. Ficq en
mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 september 2012.
Mr. Oostendorp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.