parketnummer: 16/700394-12; 16/656131-12; 16/656261-12; 16/600247-08 (tul); 16/601365-09 (tul); 16/600768-10 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 september 2012
[verdachte]
geboren op [1973] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is voor wat betreft parketnummer 16/656131-12 feit 1 primair
gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/700394-12
Feit 1 primair: heeft ingebroken in een woning;
Feit 1 subsidiair: geprobeerd heeft om met een bij die woninginbraak weggenomen pinpas geld te pinnen;
Feit 1 meer subsidiair: de bij die woninginbraak weggenomen pinpas heeft geheeld;
Feit 2: een rijbewijs heeft geheeld;
Feit 3: een fotocamera en/of een geldkistje en/of een mobiele telefoon heeft geheeld.
16/656131-12
Feit 1 primair: heeft ingebroken in een woning;
Feit 1 subsidiair: een bij die woninginbraak weggenomen armband heeft geheeld;
Feit 2: heeft geprobeerd om met een gestolen pinpas geld te pinnen;
Feit 3 primair: heeft ingebroken in een woning;
Feit 3 subsidiair: de bij die woninginbraak weggenomen broche heeft geheeld;
Feit 4: heeft geprobeerd om in te breken in een woning;
16/656261-12
Feit 1: een woninginbraak met bedreiging met geweld heeft gepleegd;
Feit 2 primair: heeft ingebroken in een woning;
Feit 2 subsidiair: heeft geprobeerd om in te breken in die woning.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij parketnummer 16/700394-12 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, de bij parketnummer 16/656131-12 onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten en de bij parketnummer 16/656261-12 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de verklaringen van aangevers, op door de politie opgemaakte processen-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat zij verdachte op beelden herkennen en op de deels bekennende verklaring van verdachte.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het bij parketnummer 16/700934-12 onder 2 ten laste gelegde feit. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van verdachte dat hij het rijbewijs had gevonden een aannemelijke verklaring is en verdachte dus niet wist en niet moest vermoeden dat het rijbewijs van misdrijf afkomstig was. De verdediging heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken.
De verdediging is voorts van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de bij parketnummer 16/656131-12 onder 2, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelede feiten en het bij parketnummer 16/656261-12 onder 1 ten laste gelegde feit, omdat voor deze feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. De verdediging heeft verzocht verdachte ook van deze feiten vrij te spreken.
De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van de bij parketnummer 16/700394-12 onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten, de bij parketnummer 16/656131-12 onder 1 primair en 4 ten laste gelegde feiten en het bij parketnummer 16/656261-12 onder 2 primair ten laste gelegde feit, omdat verdachte deze feiten heeft bekend.
Voor wat betreft het bij parketnummer 16/700394-12 onder 3 ten laste gelegde feit heeft de verdediging verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de heling van het geldkistje, omdat verdachte heeft verklaard dat dit geldkistje van hem was.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak parketnummer 16/700394-12 feit 2
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het bij parketnummer 16/700394-12 onder 2 ten laste gelegde feit te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak parketnummer 16/656131-12 feit 2
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het bij parketnummer 16/656131-12 onder 2 ten laste gelegde feit te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak parketnummer 16/656131-12 feit 3 primair en feit 3 subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van de bij parketnummer 16/656131-12 onder
3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte daarom ook van deze feiten vrijspreken.
Bewezenverklaring parketnummer 16/700394-12 feit 1 primair
Aangever [aangever 1] heeft bij de politie, mede namens benadeelde [naam], verklaard dat hij op 14 januari 2012 zijn woning aan de [adres] te Driebergen-Rijsenburg, gelegen in de gemeente Utrechste Heuvelrug, verliet. Toen hij om 18.15 uur thuis kwam ontdekte hij dat er was ingebroken in zijn woning. In de tuin aan de achterzijde van de woning was een ruit van de openslaande deur vernield ter hoogte van de hendel van de espagnolsluiting. De ruit werd vernield door er een baksteen doorheen te gooien. Door het gat kon men de hendel van de espagnolsluiting bedienen en kon men de deur openen. Weggenomen waren twee zilveren beeldjes, een kristallen zwaan, een zilveren aansteker, een bankpas, een ov-chipkaart en een gouden armband.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend deze woninginbraak te hebben gepleegd.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van aangever en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 januari 2012 heeft ingebroken in de woning aan de [adres] te Driebergen-Rijsenburg.
Bewezenverklaring parketnummer 16/700394-12 feit 3
Aangever [aangever 2] heeft op 6 maart 2012 bij de politie verklaard dat er tussen 2 maart 2012 en 6 maart 2012 was ingebroken in zijn woning. Bij die inbraak waren een digitale camera, merk Panansonic , een geldkistje met een los muntenbakje met daarin muntgeld en briefgeld , en een mobiele telefoon van het merk HTC en met het imeinummer 3552570172950 weggenomen. [aangever 2] verklaarde dat het geldkistje grijs van kleur was en dat het sleuteltje hing aan een leren touwtje.
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte aan het [adres] in Driebergen-Rijsenburg op 7 maart 2012 werden een mobiele telefoon van het merk HTC, een grijs geldkistje met zes bakjes met briefgeld en muntgeld erin en een bijbehorend sleuteltje dat vastzat aan een bruin touwtje en een fotocamera van het merk Panasonic aangetroffen.
Deze in de woning van verdachte aangetroffen spullen werden getoond aan aangever [aangever 2]. [aangever 2] verklaarde de spullen te herkennen en de eigenaar daarvan te zijn.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij de fotocamera en de mobiele telefoon had gekocht van iemand. Hij had aan die persoon gevraagd waar deze spullen vandaan kwamen. Verdachte verklaarde dat hij door het antwoord dat hij kreeg wist dat het geen zuivere koffie was en dat hij dus wist dat de fotocamera en de telefoon gestolen waren.
Verdachte verklaarde voorts dat het geldkistje van hem was en dat dit geldkistje niet van diefstal afkomstig was. Gelet op het feit dat het in de woning van verdachte aangetroffen geldkistje qua uiterlijk volledig overeenkomt met het geldkistje dat bij de woninginbraak is weggenomen, namelijk kleur grijs, een los muntenbakje en een bijbehorend sleuteltje aan een touwtje, het feit dat aangever deze spullen als de zijne heeft herkend en de bij dezelfde woninginbraak weggenomen fotocamera en mobiele telefoon ook in het bezit van verdachte waren, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat het geldkistje van hem was niet aannemelijk.
De rechtbank acht op grond van het voornoemde wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de fotocamera, het geldkistje en de mobiele telefoon voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren.
Bewezenverklaring parketnummer 16/656131-12 feit 1 primair
Aangever [aangever 3] heeft bij de politie verklaard dat er tussen 26 december 2010 en 30 december 2010 was ingebroken in zijn woning aan de [adres] te Driebergen-Rijsenburg, gelegen binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Aan de achterzijde van de woning werd een ruitje van een openslaand raam ingeslagen waarna via het ontstane gat het raam werd ontsloten. Hierna is men door het raam naar binnen gestapt. Weggenomen waren een partij sieraden.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend deze woninginbraak te hebben gepleegd.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van aangever en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 27 december 2010 tot en met 30 december 2010 heeft ingebroken in de woning aan de [adres] te Driebergen-Rijsenburg.
Bewezenverklaring parketnummer 16/656131-12 feit 4
Aangeefster [aangever 4] heeft bij de politie verklaard dat er op 28 februari 2012 was geprobeerd om in te breken in haar woning aan de [adres] te Driebergen-Rijsenburg, gelegen binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Aan de achterzijde van de woning was een ruit van de tuindeur vernield door er een steen doorheen te gooien. Door het ontstane gat werden de espagnolet en het bovenste bijzetslot met het in het slot stekende sleuteltje ontsloten. Het onderste bijzetslot werd niet geopend, waardoor de deur ook niet werd geopend en men niet binnen was geweest.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij had geprobeerd in te breken in deze woning.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van aangeefster en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 februari 2012 heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] te Driebergen-Rijsenburg.
Bewezenverklaring parketnummer 16/656261-12 feit 1 primair
Aangever [aangever 5] heeft bij de politie verklaard dat er op 16 september 2011 was ingebroken in zijn woning aan de [adres] te Driebergen-Rijsenburg, gelegen binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Het ruitje midden in de voordeur was ingeslagen. Aangever sprak buiten een paar vrienden aan. Hij zag toen dat er vanaf de zijkant van zijn woning een man op het tuinpad aan kwam lopen. De man had een fiets en een oranje plastic tas bij zich. [getuige 2], een vriend van aangever, sprak de man aan. De tas viel en aangever pakte deze op. Hij zag dat er een playstation en twee laptops in zaten. Aangever herkende deze spullen als zijn eigendom. De tas die de man bij zich had was de tas die aangever in de woning in zijn prullenbak had gedaan.
Aangever [aangever 5] omschreef de dader als een Marokkaanse man met een pokdadig gezicht en kort zwart haar. Aangever heeft voorts verklaard dat hij vermoedde dat de man woonde aan de [adres] in Driebergen-Rijsenburg. Hij had de man wel eens zien lopen in de richting van de [adres].
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat [aangever 5] kwam aanlopen en zei dat er was ingebroken in zijn woning. Getuige zag toen een Marokkaanse man aankomen vanuit de [adres]. Volgens [aangever 5] moest dat de man zijn die had ingebroken in zijn woning. De man werd door [getuige 2] aangesproken. Op dat moment liet de man de plastic tas die hij bij zich had vallen. Getuige zag dat er in de tas een playstation en een laptop zaten.
Het door aangever [aangever 5] opgegeven signalement van de verdachte kwam volgens de verbalisant [verbalisant] overeen met verdachte [verdachte]. Daarbij woonde verdachte [verdachte] op de [adres] te Driebergen. De politie heeft aangever [aangever 5] daarom een foto van [verdachte] laten zien. [aangever 5] verklaarde dat de man op de foto de man was die hij uit zijn woning had zien komen en die met de tas liep waarin de playstation en de twee laptops zaten. [aangever 5] verklaarde dit voor 100% zeker te weten.
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 september 2011 heeft ingebroken in de woning aan de [adres]. De rechtbank overweegt daarbij dat de verklaring van aangever grotendeels wordt bevestigd door de verklaring van getuige [getuige 1], aangever de straat noemt waarin de dader zou wonen, in welke straat verdachte blijkt te wonen, aangever een kloppend signalement van verdachte geeft en aangever verdachte op een foto heeft herkend als de dader. Ondanks het feit dat aan aangever alleen de foto van verdachte is getoond en door de politie geen meervoudige fosloconfrontatie is gehouden, hecht de rechtbank waarde aan deze herkenning. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit de verklaring van aangever en getuige [getuige 1] blijkt dat aangever de verdachte goed in zijn gezicht heeft gekeken, omdat er even sprake is geweest van communicatie tussen hen, alsmede dat de herkenning wordt ondersteund door het overige hiervoor genoemde bewijsmateriaal. Het standpunt van de raadsman dat er beperkte bewijswaarde aan de enkelvoudige foto confrontatie moet worden toegekend deelt de rechtbank daarom in dit geval niet.
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig voor de aan verdachte ten laste gelegde bedreiging met geweld bij deze woninginbraak, gelet op de uiteenlopende verklaringen hierover van aangever [aangever 5] en getuige [getuige 1]. De rechtbank zal verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Bewezenverklaring parketnummer 16/656261-12 feit 2 primair
Aangever [aangever 6] heeft bij de politie verklaard dat er op 28 februari 2012 was ingebroken in zijn woning aan de [adres] te Driebergen-Rijsenburg, gelegen binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In de ruit van het draairaam zat een gat. Met behulp van een baksteen was de ruit ingegooid. Via het ontstane gat had men toegang tot de woning verkregen. Bij de inbraak werd de vitrage weggenomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend deze woninginbraak te hebben gepleegd.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van aangever en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 februari 2012 heeft ingebroken in de woning aan de [adres].
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16/700394-12
1.
Primair
op 14 januari 2012 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning ([adres]) heeft weggenomen meerdere zilveren beeldjes en een kristallen zwaan en een zilveren aansteker en een bankpas en een OV-chipkaart en een gouden armband, toebehorende aan
[aangever 1] en/of [naam], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
3.
in de periode van 2 maart 2012 tot en met 7 maart 2012 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, een fotocamera (Panasonic) en een geldkistje met inhoud en een mobiele telefoon (HTC met imeinummer 35525701729150) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
16/656131-12
1.
Primair
in de periode van 27 tot en met 30 december 2010 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een aantal goederen, waaronder sieraden, toebehorende aan [aangever 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
4.
op 28 februari 2012 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen enig goed en/of geld, toebehorende aan [aangever 4], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, immers heeft hij een steen door de ruit van de achterdeur gegooid, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
16/656261-12
1.
op 16 september 2011 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een tas, playstation en twee laptops, toebehorende aan [aangever 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2.
Primair
op 28 februari 2012 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen vitrage, toebehorende aan [aangever 6], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van parketnummer 16/700394-12 feit 1 primair en parketnummer
16/656261-12 feit 1:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van parketnummer 16/700394-12 feit 3:
Opzetheling.
Ten aanzien van parketnummer 16/656131-12 feit 1 primair en parketnummer
16/656261-12 feit 2 primair:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van parketnummer 16/656131-12 feit 4:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij betoogd dat in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling eventueel voorwaarden kunnen worden gesteld en dat dat een prima moment is voor begeleiding door de Reclassering of Arta.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en een voorwaardelijk strafdeel, zoals voorgesteld door de reclassering. De verdediging heeft aangegeven dat verdachte thans een eerder opgelegde werkstraf aan het uitvoeren is en in deze zaak eventueel aanvullend een werkstraf kan worden opgelegd als de rechtbank het nodig acht dat verdachte een zinvolle dagbesteding blijft houden.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier woninginbraken, een poging tot woningbraak en opzetheling. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Vaak hebben de gestolen zaken ook een emotionele waarde voor de bestolene die (veel) groter is dan de materiële waarde. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
Door opzettelijk spullen te helen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een crimineel circuit waar het voor plegers van diefstallen loont om hun criminele activiteiten te blijven voortzetten, omdat zij weten dat er een afzetmarkt is voor door hun gestolen waar.
In het nadeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 juli 2012 blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten tot kortdurende en langdurende voorwaardelijke en onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, waaronder het plegen van (poging tot) woninginbraken en opzetheling. In 2005 heeft verdachte voor het plegen van een winkeldiefstal de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar opgelegd gekregen.
Uit de rapporten van Centrum Maliebaan d.d. 4 juni 2012 en 28 augustus 2012 volgt dat verdachte een redelijk tevreden man is zolang hij financieel rond kan komen. Wanneer verdachte teveel moet laten, omdat hij daar geen geld voor heeft wordt hij somber en opstandig. Het is gebleken dat verdachte met name over zijn administratie het overzicht verliest. Om deze reden heeft de reclassering verdachte verwezen naar woonbegeleiding van Arta, welke woonbegeleiding op 22 februari 2012 van start is gegaan. Verdachte staat open voor deze begeleiding en is hier blij mee. Verdachte lijkt zijn verslaving over het algemeen redelijk onder controle te hebben. De reclassering schat het recidiverisico in als hooggemiddeld. Verdachte heeft een lang strafblad en zijn financiële situatie is niet erg hoopgevend voor de nabije toekomst. Verdachte kan hier moeilijk mee omgaan. De reclassering is van mening dat toezicht is geïndiceerd.
De reclassering adviseert verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een meldingsgebod.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het best goed ging met hem, maar dat hij weer inbraken is gaan plegen op het moment dat hij boetes bleef ontvangen. Zijn woonbegeleider zorgt er nu voor dat hij de boetes betaalt en zijn woonbegeleider helpt hem bij alles waar hij hulp bij nodig heeft.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat de ernst en de hoeveelheid gepleegde strafbare feiten een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Verdachte heeft in het verleden voldoende kansen gekregen om te laten zien dat hij wil en kan veranderen, maar hij heeft deze kansen tot op de dag van vandaag niet gegrepen. Verdachte blijft maar doorgaan met het plegen van strafbare feiten. Eerder opgelegde voorwaardelijke straffen worden telkens ten uitvoer gelegd, omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. De rechtbank ziet er dan ook geen meerwaarde in om nu weer een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Verdachte is immers wederom de fout in gegaan door een flink aantal delicten te plegen. De mogelijkheid om verdachte te verplichten een vorm van begeleiding te accepteren kan mogelijk in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden bekeken. Rekening houdend met de richtlijnen die gelden voor feiten als in deze zaak bewezenverklaard, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/600247-08:
De officier van justitie heeft betoogd dat van de voorwaardelijke straf van vier maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 15 april 2008 inmiddels tachtig dagen ten uitvoer zijn gelegd. De officier van justitie heeft gevorderd om de resterende voorwaardelijke gevangenisstraf van veertig dagen ten uitvoer te leggen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de proeftijd, die bij vonnis van 15 april 2008 aan de voorwaardelijke gevangenisstraf was gekoppeld, inmiddels is verstreken. De vordering tot tenuitvoerlegging moet dan ook worden afgewezen, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt vast dat de proeftijd zowel bij vonnis van 18 februari 2009 als bij vonnis van 25 maart 2010 is verlengd met één jaar. Het is echter wettelijk gezien niet mogelijk om een proeftijd tot tweemaal toe te verlengen. Nu de tweede verlenging geen rechtsgrond heeft, moet het ervoor worden gehouden dat de proeftijd inmiddels ruimschoots is verstreken. Nu de vordering niet binnen drie maanden na het beëindigen van die proeftijd is ingediend dient de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/601365-09:
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van vier maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 25 maart 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft verzocht de proeftijd die aan deze voorwaardelijke straf is gekoppeld te verlengen met één jaar.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank heeft in het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding gezien om van dit uitgangspunt af te wijken.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/600768-10:
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van één maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 15 oktober 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft verzocht als de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging toewijst om de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank heeft in het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding gezien om van dit uitgangspunt af te wijken.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 45, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het bij parketnummer 16/700394-12 onder 2 ten laste gelegde feit en de bij parketnummer 16/656131-12 onder 2, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 16/700394-12 feit 1 primair en parketnummer
16/656261-12 feit 1:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van parketnummer 16/700394-12 feit 3:
Opzetheling;
Ten aanzien van parketnummer 16/656131-12 feit 1 primair en parketnummer
16/656261-12 feit 2 primair:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Ten aanzien van parketnummer 16/656131-12 feit 4:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 16/600247-08;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 25 maart 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/601365-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 15 oktober 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600768-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en
mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 september 2012.
Mr. Oostendorp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.