ECLI:NL:RBUTR:2012:BY3109
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een cocaïnezaak met matiging van betalingsverplichting
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 november 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die betrokken was bij de handel in cocaïne. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die strekte tot betaling van € 20.533,44, beoordeeld en vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 12.406,00 werd geschat. De rechtbank heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Walet, gehoord tijdens de zitting op 29 oktober 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 27 december 2011 tot en met 27 juni 2012 cocaïne heeft verhandeld, waarbij hij gebruik maakte van verschillende telefoonnummers. De rechtbank heeft de kosten van de cocaïnehandel en de gemaakte kosten voor telefoons en autokosten in aanmerking genomen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft de totale kosten van de verdachte op € 23.084,00 geschat, maar heeft de betalingsverplichting gematigd tot € 7.500,00, rekening houdend met de financiële positie van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de financiële situatie van de verdachte in overweging te nemen bij het opleggen van betalingsverplichtingen.