parketnummer: 16/653337-12; 16/512645-11 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 november 2012
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
raadsman mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
Primair: samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd
Subsidiair: medeplichtig is geweest bij een woninginbraak.
Feit 2: zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een mobiele telefoon.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank met betrekking tot feit 1 niet tot een bewezenverklaring van het zowel primair als subsidiair tenlastegelegde kan komen. De raadsman stelt dat het voorhanden liggende bewijs ruimte laat voor diverse interpretaties en derhalve ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs. Het feit dat de onbekende medeverdachte een schroevendraaier aan cliënt heeft gegeven is onvoldoende om te kunnen spreken van een bewuste en nauwe samenwerking.
De raadsman is van mening dat het onder feit 2 tenlastegelegde wel wettig bewezen kan worden, maar dat wat hem betreft de overtuiging ontbreekt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer 2012137319. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en heeft hierbij gelet op het volgende:
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 17 juni 2012 omstreeks 19.00 uur zijn woning aan de [adres] te De Meern heeft verlaten. Toen aangever op 18 juni 2012 omstreeks 00.15 uur terug kwam bij zijn woning zag hij dat het alarm van de woning was afgegaan. Tevens zag aangever dat het raam van de slaapkamer helemaal openstond. Op de eerste verdieping waren de slaapkamers helemaal doorzocht. Hij zag dat er overal op de grond spullen lagen welke afkomstig waren uit opengetrokken lades. Aangever constateert dat er een gouden horloge, een laptop merk Packard Bell en een kussensloop van FC Utrecht zijn weggenomen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 17 juni 2012 omstreeks 23.15 uur voor zijn woning aan de [adres] te De Meern stond toen hij een scooter zag komen aanrijden waarop twee personen zaten. Getuige zag dat de scooter zonder verlichting reed. De scooter reed de Kerkstraat op en even later kwamen de twee jongens die op de scooter zaten de Kerkstraat uitlopen. Getuige zag dat de jongens de Castellumlaan op liepen in de richting van Parkwijk. De bestuurder van de scooter was een blanke jongen van ongeveer 16 tot 17 jaar oud en was in het donker gekleed. Deze jongen was samen met een negroïde jongen van dezelfde leeftijd die ook geheel in het donker was gekleed. Voorts verklaart de getuige dat hij de Kerkstraat is ingelopen en zag dat de scooter waar de jongens op reden na ongeveer 50 meter rechts op een parkeerplaats stond tussen twee auto’s in. Getuige vertrouwde het niet en heeft de politie gebeld. Na ongeveer 10 minuten zag getuige dat de blanke jongen alleen terug kwam rennen over de Castellumlaan en richting de Kerkstraat liep. Getuige zag dat deze jongen dezelfde jongen was als de jongen die eerder de scooter bestuurde. Ook zag de getuige dat de jongen een telefoon in zijn hand had en aan het bellen was. De jongen liep richting zijn scooter en kwam even later met de scooter weer terug. Hierna zag de getuige dat de negroïde jongen op de Kerkstraat liep en dat hij uit de richting van de [adres] kwam. Getuige zag dat de negroïde jongen nu een stoffen tas bij zich had. Getuige heeft deze stoffen tas niet gezien toen de jongens eerder samen de Castellumlaan opliepen. Getuige zag dat beiden jongens op de scooter zaten en wegreden op de Castellumlaan. Getuige zag dat een motoragent de jongen die de scooter bestuurde staande hield.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 17 juni 2012 omstreeks 23.30 uur thuis kwam en toen hij in zijn schuur stond een alarm af hoorde gaan. Hierop is hij naar buiten gelopen en heeft hij gekeken waar het alarm vandaag kwam. Getuige zag toen dat bij nummer 45 aan de voorzijde van de woning een alarm knipperde. Vervolgens zag de getuige opeens een man uit de voortuin van perceel 45 komen. Ook zag de getuige dat de man gehaast wegliep in de richting van de Zandweg. De getuige omschrijft deze man als een negroïde man met een slank postuur, 25 tot 30 jaar oud, kort donker haar en 1.75-1.80 meter lang en getuige zag dat deze man een fel oranje tas onder zijn arm droeg.
Nadat getuige [getuige 1] de politie heeft gebeld is verbalisant [verbalisant 2] ter plaatse gegaan. Hij zag een scooter rijden waarop twee personen zaten die aan het signalement voldeden. Nadat verbalisant een stopteken had gegeven, rende de bijrijder – de negroïde jongen – weg. Verbalisant zag dat het pakket dat de deze jongen in zijn handen had door hem in het bosschage van Het Lint werd gegooid. Verbalisant heeft vervolgens de bestuurder van de scooter het rijbewijs ter inzage gevorderd. De bestuurder bleek te zijn genaamd: [verdachte]. Bij de aanhouding van verdachte [verdachte] werd door verbalisant in de rechtermouw van diens jas een schroevendraaier aangetroffen van het merk Gamma (type 175x10). Op 18 juni 2012 omstreeks 00.06 uur werd door de collega’s van verbalisant een onderzoek ingesteld op de locatie waar verbalisant de bijrijder het voorwerp in het bosschage had zien gooien. [verbalisant 6] trof een voorwerp aan. Dit betrof een kussensloop voorzien van het logo van FC Utrecht. Verbalisant zag dat dit kussensloop gevuld was met een aantal voorwerpen, te weten een doosje met het opschrift Maurice Lacroix, een portemonnee met het opschrift Super de Boer en een lichtbruin sieradendoosje. Tijdens de insluiting van verdachte trof verbalisant [verbalisant 1] een mobiele telefoon en een paar zwarte handschoenen aan. Voorts is de laptop met bijhorende snoeren door betrokkene [betrokkene] op 19 juni 2012 in het bosschage aan de Castellumlaan te De Meern gevonden waarna zij deze aan de politie heeft overgedragen.
Door aangever [slachtoffer] is bevestigd dat alle in de kussensloop aangetroffen goederen in het nachtkastje van de ouderslaapkamer lagen en bij de woninginbraak zijn weggenomen.
Aangever [slachtoffer] heeft op 21 juni 2012 aan verbalisant [verbalisant 3] het inklimraam getoond waarbij verbalisant zag dat de raamhefboom die volgens aangever beschadigd was inmiddels was vervangen. Voorts zag verbalisant dat er beschadigingen in de raamstijl en het raamhout waren welke overeenkwamen met het tussen de sluitnaad van het draairaam wrikken met een schroevendraaier. Het proces-verbaal van het vergelijkend werktuigenonderzoek vermeldt dat met behulp van de schroevendraaier Gamma (type 175x10) de schade bij het raam van de woning aan de [adres] is veroorzaakt.
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met de onbekend gebleven mededader de woninginbraak aan de [adres] in De Meern heeft gepleegd. De rechtbank acht hierbij in het bijzonder de twee getuigenverklaringen van belang en het feit dat verdachte de schroevendraaier onder zich had waarmee de bij de woning aangetroffen braaksporen zijn veroorzaakt. De twee getuigen en verbalisanten verklaren dat zij verdachte samen met een andere jongen hebben gezien. De jongens zijn samen op de scooter aan komen rijden, samen bij de scooter weggegaan in de richting van de woning en zijn vervolgens samen op de scooter weggereden. De rechtbank classificeert deze gedragingen als een nauwe en bewuste samenwerking waarvan geen van de jongens zich gedistantieerd heeft.
Feit 2:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en heeft hierbij gelet op het volgende:
Aangever [aangever] – die aangifte doet namens [slachtoffer 2] – heeft op 16 maart 2012 bij de politie verklaard dat bij een inbraak in de woning van zijn broer ondermeer een mobiele telefoon van het merk Blackberry is weggenomen. Aangever had via ‘ping’ contact gehad met de ‘nieuwe eigenaar’ van de telefoon.
[verbalisant 4] en [verbalisant 5] verklaren dat op 16 maart 2012 een man genaamd [aangever] verklaarde dat hij contact gehad met de nieuwe gebruiker van de gestolen Blackberry. Deze nieuwe gebruiker had in ping-gesprekken verklaard dat hij de eigenaar was van tattooshop [tattooshop], gevestigd aan de [adres] te Utrecht. Verbalisanten zijn naar deze tattooshop gegaan alwaar zij een man genaamd [getuige 3] spraken. Deze [getuige 3] verklaarde dat hij de telefoon van een vriend voor € 150, - had gekocht. [getuige 3] verklaarde dat de naam van deze vriend ‘[verdachte]’ was.
De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij de Blackberry van een jongen uit Sterrenwijk heeft gekregen. Verdachte wil de naam van deze jongen niet noemen. Verdachte verklaart dat hij deze telefoon aan [getuige 3] heeft gegeven, waarop [getuige 3] een geldbedrag aan verdachte gaf, welk geldbedrag verdachte vervolgens weer aan de jongen uit Sterrenwijk heeft gegeven. Verdachte verklaart dat de telefoon niet nieuw was en dat er verder niets bij de telefoon zat. Verdachte verklaart dat hij niet wist dat de telefoon van diefstal afkomstig was, wel heeft verdachte eraan gedacht dat de telefoon misschien gestolen was. De verdachte heeft niet aan de jongen uit Sterrenwijk gevraagd of de telefoon van diefstal afkomstig was.
De rechtbank stelt vast op grond van bovenstaande bewijsmiddelen dat het niet anders kan dan dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de telefoon van een misdrijf afkomstig was, nu verdachte de telefoon zonder verpakking of toebehoren van een jongen waar hij de naam niet van wil noemen heeft gekregen. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat de mogelijkheid dat de telefoon van diefstal afkomstig was bij hem is opgekomen De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 17 juni 2012 te De Meern, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een (gouden) horloge en een laptop (merk Packard Bell) en een (plastic) doosje (kleur bruin, inhoudende medailles en een oude Postbankpas ten name van [A]) en een (leeg) horlogedoosje (met opschrift Maurice & Lacroix) en een portemonnee (met opschrift Super de Boer) en één, kussensloop (met opschrift FC Utrecht), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
in de periode van 09 maart 2012 tot en met 16 maart 2012 te Utrecht, een mobiele telefoon (Blackberry Bold) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon
redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2:
schuldheling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van negentig dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan zeventien dagen jeugddetentie voorwaardelijk met de proeftijd van twee jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Primair verzoekt de raadsman om vrijspraak van zijn cliënt.
Subsidiair verzoekt de raadsman om een straf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 73 dagen jeugddetentie.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan is de rechtbank van oordeel dat woninginbraken niet alleen de nodige materiële schade veroorzaken, maar zij maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. De rechtbank tilt hierom zwaar aan dit feit. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Dankzij de helers is het stelen van telefoons lucratief. Het criminele circuit wordt door de heling in stand gehouden en verdachte heeft hieraan bijgedragen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 september 2012, waaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld. Tevens heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 27 september 2012 en de verklaring van mevr. F.L. de Jong, namens de Raad voor de Kinderbescherming, ter zitting inhoudende dat verdachte zijn leven nu op positieve wijze op lijkt te pakken. Hulp in vrijwillig kader slaat bij verdachte beter aan dan gedwongen hulpverlening.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend is gelet op de ernst van de feiten. Mede gelet op hetgeen door de mevr. F.L. de Jong namens Raad voor de Kinderbescherming is verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.091,42 bestaande uit materiële schade voor feit 1.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 533,96 met de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie vordert afwijzing van het overige gedeelte van de vordering nu de goederen waar dit overige gedeelte op ziet reeds aan benadeelde zijn teruggegeven.
De raadsman is van mening dat de vordering benadeelde partij dient te worden afgewezen aangezien vrijspraak is bepleit. Subsidiair stelt de raadsman dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is nu de waarde van het horloge niet voldoende is onderbouwd. Met betrekking tot vergoeding van de schade aan het kozijn refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 33,95 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, ter zake van materiële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht de rechtbank tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Met betrekking tot het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 500,- als vergoeding van het gouden horloge acht de rechtbank dit bedrag onvoldoende onderbouwd of aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen nu de goederen waarop het overige deel van de vordering betrekking heeft –ook de laptop- reeds aan benadeelde zijn teruggegeven.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de schade is ontstaan.
Met betrekking tot het toegekende gedeelte van de vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van deze rechtbank op 10 april 2012 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman verzoek om afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging. Subsidiair verzoekt de raadsman de rechtbank om de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77dd en 310, 311, 417bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2: schuldheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 73 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 10 april 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/512645-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 33,95, ter zake ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het gedeelte van de vordering wat betrekking heeft op het gouden horloge, te weten € 500,-, niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- wijst de vordering van de bepaalde partij voor het overige gedeelte af.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 33,95 te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. E.A.A. van Kalveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.W. Kuper, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 november 2012.