ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2996
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J. Veldhuijzen
- M.J. Grapperhaus
- P.P.C.M. Waarts
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit drugshandel
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor drugshandel. De verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd in PI Utrecht, was betrokken bij de verkoop van cocaïne en heroïne in de periode van 16 april 2012 tot en met 11 juli 2012. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 6.228,38 als wederrechtelijk verkregen voordeel, terwijl de raadsman pleitte voor afwijzing van de vordering of een aanzienlijk lager bedrag van € 4,86, gerelateerd aan één bolletje heroïne.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld aan de hand van een proces-verbaal dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel onderbouwde. Dit rapport, opgesteld door de politie, concludeerde dat de verdachte in de genoemde periode 870 bolletjes drugs had verkocht, wat leidde tot een geschatte opbrengst van € 8.700,-. Na aftrek van de inkoopkosten van € 4.475,67, werd het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 4.224,-.
De rechtbank oordeelde dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op gangbare drugsprijzen, in beginsel juist was en niet gemotiveerd was weersproken door de verdediging. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen, en wees de vordering van de officier van justitie voor het overige af. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank.