ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2994

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-656055-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van harddrugs in Amersfoort

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 november 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van drugshandel. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst. De zaak kwam voort uit signalen van wijkagenten over mogelijke drugshandel in de omgeving van de Wiekslag te Amersfoort. Na een onderzoek en een actiedag op 11 juli 2012 werd de verdachte staande gehouden. Tijdens de achtervolging gooide hij een plastic zakje weg, dat later bleek te bevatten verschillende bolletjes heroïne en cocaïne. Getuigenverklaringen bevestigden dat de verdachte als dealer werd herkend en dat hij regelmatig contact had met gebruikers via een specifieke telefoonlijn, die als dealertelefoon werd gekarakteriseerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de handel in harddrugs gedurende een periode van bijna drie maanden en dat hij op de dag van zijn aanhouding in het bezit was van een aanzienlijke hoeveelheid drugs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en diverse bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een arbeidsvaardigheidstraining. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/656055-12 (Promis)
Datum uitspraak: 6 november 2012
Vonnis van de meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in “PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein” te Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. E.H. Bokhorst, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van feit 1: in de periode van 6 april 2012 tot en met 11 juli 2012 heroïne en/of cocaïne heeft gedeald;
ten aanzien van feit 2: op 11 juli 2012 in Amersfoort heroïne en/of cocaïne aanwezig heeft gehad.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en heeft daarbij gelet op de processen-verbaal van bevindingen, de getuigenverklaringen en de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2], welk telefoonnummer volgens de officier van justitie in de gehele ten laste gelegde periode aan verdachte toebehoorde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten en heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat de getuigen geconfronteerd zijn met slechts één foto van verdachte. Deze enkelvoudige fotoconfrontatie mag, zo blijkt uit de jurisprudentie, alleen gebruikt worden in de hoedanigheid van een ‘opsporingsconfrontatie’ en niet als een ‘bewijsconfrontatie’. De verklaringen van de getuigen dienen derhalve uitgesloten te worden van het bewijs. De overige inhoud van de getuigenverklaringen wijzen niet naar verdachte. Hierdoor dient vrijspaak te volgen, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
[verbalisant 1] kreeg vanuit wijkagenten signalen binnen dat er mogelijk in verdovende middelen gehandeld werd in de directe omgeving van de Wiekslag te Amersfoort. Hierop heeft hij een onderzoek ingesteld in het politie-informatiesysteem. Hierin zag hij veel meldingen voorkomen aangaande de vermoedelijke verkoop van drugs in de directe omgeving van de Wiekslag. [verbalisant 1] heeft daarop een actiedag gepland op woensdag 11 juli 2012.
[verbalisant 2] maakt op 11 juli 2012 deel uit van het actieteam in de omgeving van de Wiekslag te Amersfoort. Hij stond omstreeks 13.16 uur op de Wielewaalstraat te Amersfoort. Vanuit zijn positie zag hij bij de Wiekslag de hem ambtshalve bekende [verdachte] lopen. Hij kent [verdachte] van de jaren die hij werkzaam is in het district Eemland Zuid. Hij heeft hem diverse keren gecontroleerd bij onder andere overlast meldingen jeugd. Ook is hij meerdere keren bij hem thuis geweest. [verdachte] liep op de stoep richting de Wiekslag. De verbalisant zag dat [verdachte] gekleed was in een donkerblauwe jas en een donkere spijkerbroek. Hij zag dat er aan de rechterzijde een witte Opel stond met kenteken
[kenteken]. Hij zag dat [verdachte] naar de bestuurderszijde van de witte Opel liep. [verdachte] boog voorover en ging met beide handen en een deel van zijn hoofd via de openstaande ruit naar binnen. Hij zag dat de handen van de bestuurder in de richting gingen van [verdachte]. Hierdoor kreeg [verbalisant 2] het vermoeden dat er mogelijk drugs verkocht werd. Hij zag dat [verdachte] weg liep in de richting van de Wiekslag. [verbalisant 2] is toen naar de witte Opel gefietst. Via de portofoon heeft hij collega’s opgeroepen om [verdachte] staande te houden. [verbalisant 2] is vervolgens naar de bestuurder van de witte Opel gelopen en vroeg aan hem wat hij had gekocht van de jongen met wie hij zojuist contact had. De bestuurder verklaarde dat hij een bolletje bruin van hem gekocht had. In de drugs wereld wordt onder een bolletje bruin een bolletje heroïne verstaan, volgens [verbalisant 2]. De bestuurder bleek te zijn genaamd, [getuige 1].
[getuige 1] heeft vervolgens bij de politie verklaard dat hij het laatste drie kwart jaar heroïne gebruikt. Hij gebruikt zo’n 5 bolletjes per week. Hij koopt zijn heroïne bij een vaste dealer. Hij koopt zijn drugs ongeveer drie kwart jaar bij deze jongen. Het is dezelfde jongen waarvan hij vandaag ook drugs gekocht heeft. [getuige 1] belt de jongen op het nummer
[telefoonnummer 2] om een afspraak te maken om drugs te kopen. Het nummer van [getuige 1] is
[telefoonnummer 3]. [getuige 1] betaalt 10 euro voor een bolletje. De kwaliteit is redelijk.
Vandaag belde [getuige 1] hem op en spraken ze af op de Wielewaalstraat. [getuige 1] gaf zijn dealer tien euro en [getuige 1] kreeg van zijn dealer het bolletje heroïne. Hij zag dat de dealer weg liep en dat er vervolgens een persoon aan kwam rennen die een portofoon vast hield. Hij wist gelijk dat dit een agent was. [getuige 1] heeft het bolletje aan die agent gegeven.
Direct na de oproep van verbalisant [verbalisant 2] om [verdachte] staande te houden fietste [verbalisant 1] de Wielewaalstraat te Amersfoort in. Hij zag daar de hem ambtshalve bekende [verdachte] lopen. Hij kent [verdachte] omdat hij hem meerdere keren gesproken en gecontroleerd heeft. De laatste keer dat hij [verdachte] gesproken heeft was op 8 juli 2012. [verbalisant 1] zag dat [verdachte] hem recht aankeek en een geschrokken indruk maakte. Hierop zag hij dat [verdachte] begon te rennen. [verbalisant 1] heeft de achtervolging ingezet. Hij zag dat [verdachte] een brandgang in rende en zijn rechterhand in zijn rechterbroekzak stak. [verbalisant 1] zag dat hij zijn rechterhand uit zijn broekzak haalde en een gooiende beweging maakte. Hij zag dat [verdachte] een plastic zakje weggooide en dat het zakje op een grindvak in een voortuin terecht kwam. [verbalisant 1] heeft de achtervolging gestaakt en het zakje opgeraapt. Hij zag dat in het zakje verschillende witte en bruine bolletjes zaten. De bolletjes zijn door [verbalisant 1] in beslag genomen.
[verbalisant 3] hoorde via de portofoon dat de hem ambtshalve bekende [verdachte] gezocht werd. Hij zag [verdachte] op 11 juli 2012 omstreeks 16.58 uur in een brandgang staan in Amersfoort. Hij zag dat [verdachte] een donkere jas droeg en een blauwe spijkerbroek. Hij wilde [verdachte] staande houden, maar [verdachte] rende weg. [verbalisant 3] is [verdachte] rennend achterna gegaan en heeft ondertussen collega’s ingeschakeld. Op een gegeven moment zag hij dat [verdachte] door verbalisant [verbalisant 4] staande werd gehouden.
De bolletjes die [verbalisant 1] in een zakje van straat heeft geraapt en het bolletje dat verbalisant [verbalisant 2] van getuige [getuige 1] heeft gekregen, zijn bij de afdeling Forensische Opsporing aangeboden. De aangeboden partij bestond uit:
- 0,15 gram bruin poeder, verpakt in 1 bolletje (AAEO7708NL)
- 1,38 gram bruin poeder, verpakt in 9 bolletjes (AAEO7709NL)
- 0,99 gram wit poeder, verpakt in 6 bolletjes (AAEO7710NL)
Uit het rapport identificatie van drugs en precursoren van het NFI volgt dat het onderzochte materiaal heroïne of cocaïne bevat.
- AAEO7708NL bevat heroïne
- AAEO7709NL bevat heroïne
- AAEO7710NL bevat cocaïne
Naar aanleiding van de verklaring van getuige [getuige 1], dat hij zijn vaste dealer altijd belt op het nummer [telefoonnummer 2], worden de historische gegevens van dit telefoonnummer opgevraagd. Dit nummer blijkt sinds 13 februari 2012 in gebruik te zijn. Sinds die tijd zijn er 2267 inkomende en uitgaande contacten geweest. Alle contacten zijn kort van duur en er vinden meerdere korte contacten achter elkaar plaats met hetzelfde tegennummer.
Deze historische gegevens ondersteunen de verklaring van getuige [getuige 1] dat hij op dit nummer zijn dealer belde. Vanaf 16 april 2012 zijn er namelijk tussen het nummer
[telefoonnummer 2] en het nummer van [getuige 1] meerdere en regelmatige contacten geweest.
Uit een verdere inventarisatie blijkt dat er veelvuldig telefonisch contact is met de navolgende personen: [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4].
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij sinds 1992 cocaïne gebruikt. Zijn nummer is
[telefoonnummer 1]. Na confrontatie met het nummer [telefoonnummer 2] zegt [getuige 2]: “dat is volgens mij van die jongen die nu vast zit, toch? Jullie hebben hem gepakt.”
[getuige 2] verklaart voorts dat hij drugs van degene koopt die bij dat telefoonnummer hoort. Het kan zijn dat [getuige 2] vanaf maart 2012 drugs bij hem koopt. Hij betaalde een tientje voor een bolletje cocaïne. Er waren meestal twee gesprekken nodig voor een deal. De gesprekken gingen altijd over het kopen van drugs.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij tussen een halve en een hele gram heroïne per dag gebruikt. Zij kocht altijd 1 of 2 bolletjes heroïne tegelijk. Zij betaalde 10 euro per bolletje en er zit 0,2 gram in een bolletje. De kwaliteit van de heroïne was ok, maar er zat meestal te weinig in een bolletje.
Getuige [getuige 4] is ook bij de politie geconfronteerd met de contacten tussen haar telefoonnummer en het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Zij heeft daarop bij de politie verklaard: “Dat kan allemaal wel wezen maar ik wil geen dealers erbij lappen’’.
Uit de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] blijkt voorts dat getuige [getuige 2] tussen 4 maart 2012 en 11 juli 2012 contacten onderhield met dit telefoonnummer, [getuige 4] tussen 4 maart 2012 en 11 juli 2012 en De [getuige 3] tussen
14 februari 2012 en 10 juli 2012.
De rechtbank stelt vast dat de telefoon met het nummer [telefoonnummer 2] een klassiek voorbeeld is van een ‘dealertelefoon’. Het nummer is sinds 13 februari 2012 in gebruik en sinds die tijd zijn er 2267 inkomende en uitgaande contacten geweest. Alle contacten zijn kort van duur en er vinden meerdere korte contacten achter elkaar plaats met hetzelfde tegennummer. Deze wijze van communiceren sluit aan op de verklaring van een drugsgebruiker die gezegd heeft dat om een afspraak te maken om drugs te kopen er meestal twee gesprekken nodig waren alvorens de afspraak vast staat en dat alle gesprekken over het kopen van drugs gaan.
[getuige 1] heeft op 11 juli 2012 [verdachte] als zijn vaste dealer aangewezen. De politie is getuige geweest van de deal tussen [verdachte] en [getuige 1] en de rechtbank ziet geen aanleiding om aan de processen-verbaal van bevindingen alsmede de getuigenverklaring van [getuige 1] te twijfelen. De historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ondersteunen de verklaring van getuige [getuige 1] dat hij op dit nummer zijn vaste dealer belde voor de periode die de rechtbank hierna bewezen zal verklaren. Vanaf 16 april 2012 zijn er namelijk tussen het nummer [telefoonnummer 2] en het nummer van [getuige 1] meerdere en regelmatige contacten geweest. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte [verdachte] vanaf in ieder geval 16 april 2012 in bezit is geweest van de dealertelefoon met het nummer [telefoonnummer 2].
[verdachte] heeft met nummer [telefoonnummer 2],na 16 april 2012 ook veelvuldig contact gehad met de telefoonnummers van [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4]. [getuige 2] en [getuige 3] hebben in hun verklaring aangegeven dat zij drugsgebruikers zijn en telefonisch contact opnemen met hun dealer voor het maken van een afspraak om drugs te kopen.
Ook is er veelvuldig contact geweest met andere telefoonnummers, waarvan uit het dossier niet altijd blijkt aan wie het telefoonnummer toebehoort.
De rechtbank concludeert dat [verdachte] vanaf 16 april 2012 tot en met 11 juli 2012 drugs heeft verkocht en afgeleverd aan in ieder geval [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4], maar eveneens aan andere gebruikers, waarvan de identiteit onbekend is gebleven.
Daarnaast staat vast dat [verdachte] op 11 juli 2012 6 bolletjes cocaïne en 9 bolletjes heroïne op zak had, hetgeen de rechtbank als een dealerindicatie aanmerkt.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 16 april 2012 tot en met 11 juli 2012 te Amersfoort, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd, (gebruikers)hoeveelheden cocaïne en/of heroïne,
aan [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] en [getuige 4] en (een) andere gebruiker(s)
in elk geval telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine en/of cocaine, zijnde (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 11 juli 2012 te Amersfoort, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 6 (gebruikershoeveelheden) cocaïne (ongeveer 0,99 gram) en
- 9 (gebruikershoeveelheden) heroïne (ongeveer 1,38 gram)
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
heroïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact, meldingsgebod, deelname aan een arbeidsvaardighedentraining, elektronisch toezicht met een locatiegebod op de Liendertseweg 222 te Amersfoort voor de duur van zes maanden en meewerken aan een traject naar toeleiding dagbesteding door Topzorg van De Waag Amersfoort.
8.2. Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit.
Subsidiair is de raadsman van mening dat slechts het in bezit hebben van een hoeveelheid verboden middelen op alleen 11 juli 2012 kan worden bewezen en meer subsidiair eveneens de verkoop van drugs aan alleen getuige [getuige 1] en alleen op 11 juli 2012.
Hiervoor dient hooguit een straf gelijk aan de duur van het voorarrest opgelegd te worden, aldus de raadsman.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende overwogen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handel in cocaïne en heroïne gedurende een periode van bijna drie maanden, alsmede aan het voorhanden hebben van harddrugs op de dag van zijn aanhouding, kennelijk bestemd voor de handel. De rechtbank acht deze feiten zeer ernstig. Cocaïne en heroïne zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de randcriminaliteit en het overlastgevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. Verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen. De handel in harddrugs dient krachtig te worden bestreden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
17 september 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder veroordeeld is. De rechtbank zal dit ten nadele van verdachte laten meewegen.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsrapport d.d. 19 september 2012, opgemaakt door H. Wiebe, reclasseringswerkster, waaruit volgt dat de reclassering mogelijkheden ziet om verdachte te helpen en te begeleiden. De reclassering heeft een plan van aanpak opgemaakt. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard mee te willen werken aan de uitvoering van het plan van aanpak, zoals door de reclassering voorgesteld.
De rechtbank zal de reclassering volgen en reclasseringstoezicht opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is voorgesteld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde weliswaar een kortere pleegperiode bewezen dan de officier van justitie, maar is van oordeel dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde goed tot uitdrukking brengt. De rechtbank zal om die reden de eis van de officier van justitie volgen en geen lagere straf opleggen.
9. Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 18 september 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht, in de zaak met parketnummer 16/513588-11, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 31 mei 2011 van de kinderrechter in het arrondissement Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot twee maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stellen.
- Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
- Veroordeelde moet zich (uiterlijk) op 13 november 2012 melden bij de reclassering te Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE, Utrecht.
- Veroordeelde moet deelnemen aan de gedragsinterventie arbeidsvaardigheden training (ARVA).
- Veroordeelde moet gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd van twee jaren aanwezig zijn op de volgende locatie: Liendertseweg 222 te Amersfoort. De rechtbank laat de invulling van het locatiegebod over aan de reclassering nu verdachte als meerderjarige is berecht.
- Het locatiegebod zal gecontroleerd worden door middel van het elektronische controlemiddel, de enkelband.
- Veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een traject naar toeleiding dagbesteding door Topzorg van De Waag Amersfoort of soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 31 mei 2011 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie weken.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, mrs. M.J. Grapperhaus en P.P.C.M. Waarts, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2012.