ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2923

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655975-12 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Utrecht op 10 oktober 2012 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van €2.500,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor diefstal en poging tot diefstal, dit bedrag had verkregen door het gebruik van een gestolen bankpas. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hoger bedrag had gevorderd, deels afgewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte was vrijgesproken van een vierde ten laste gelegd feit, waardoor dit niet in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kon worden meegenomen. De verdediging stelde dat de verdachte minder voordeel had genoten, maar deze stelling werd niet voldoende onderbouwd met bewijs. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat van het vastgestelde bedrag van €2.500,00, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/655975-12 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 10 oktober 2012
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Wolvenplein
raadsman mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 18 september 2012, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/655975-12 waaruit blijkt dat verdachte op 10 oktober 2012 door de rechtbank is veroordeeld ter zake van:
Feit 1: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Feit 2 en feit 3: telkens: poging diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
tot de in die uitspraak vermelde straf;
- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, proces-verbaal nr. PL0971 2012140525, pagina 177;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 26 oktober 2012;
- de overige stukken;
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Hij heeft daarbij zijn vordering gewijzigd. Tevens is de verdachte gehoord, bijgestaan door raadsman mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht.
2 De beoordeling
2.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn vordering ter terechtzitting gewijzigd en gevorderd een bedrag te ontnemen van € 10.500,00, bestaande uit € 2.500,00 verkregen voordeel uit de diefstal op 18 oktober 2012 en € 8.000,00 verkregen uit witwassen.
2.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vierde ten laste gelegde feit en verdachte slechts een vergoeding kreeg voor het plegen van het eerste ten laste gelegde feit. Verdachte heeft niet het volledige bedrag van € 2.500,00 verkregen. De verdediging stelt zich subsidiair op het standpunt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel lager dient te worden vastgesteld en wel op een bedrag van € 3.000,00.
2.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 10 oktober 2012 heeft de rechtbank bewezen verklaard dat veroordeelde
– kort gezegd – een diefstal door middel van een valse sleutel en twee pogingen diefstal door middel van een valse sleutel heeft gepleegd.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van de in de strafzaak genoemde bewijsmiddelen het oordeel dat de veroordeelde door middel van het begaan van de bewezenverklaarde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
De rechtbank overweegt dat verdachte is vrijgesproken van het vierde ten laste gelegde feit. De vordering van de officier van justitie is deels op dit feit gebaseerd. De rechtbank zal het bedrag in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel die betrekking heeft op dit feit daarom niet meenemen in de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag derhalve vaststellen op € 2.500,00, en de vordering van de officier van justitie voor het overige afwijzen. De stelling van [verdachte] dat hij minder voordeel heeft genoten dan dit bedrag, omdat hij een deel van het gepinde bedrag aan een derde heeft moeten afstaan, wordt gepasseerd. De juistheid van deze stelling is namelijk onvoldoende aannemelijk geworden (onder meer door het ontbreken van bewijs), terwijl wel vast staat dat [verdachte] het bedrag van € 2.500,00 met een gestolen bankpas heeft opgenomen en dat door deze handeling een wederrechtelijk voordeel is genoten ter hoogte van dit bedrag.
3 De beslissing.
De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 2.500,00.
Zij legt [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van € 2.500,00, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Zij wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Dit vonnis is gegeven door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier drs. E.M.S. Arduin en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 oktober 2012.