ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2644

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/656054-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor huiselijk geweld met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote en dochter gedurende een lange periode heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 juli 2012 zijn vrouw en dochter heeft mishandeld, waarbij hij zijn vrouw met kracht bij haar arm heeft gepakt en haar meermalen op haar lichaam heeft geslagen. Ook heeft hij zijn dochter met een pak water bekogeld en haar meermalen in het gezicht geslagen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod. De rechtbank heeft ook een werkstraf van 160 uren opgelegd en de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 1.200,00 toegewezen heeft gekregen. De rechtbank heeft de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, maar heeft geoordeeld dat hij strafbaar is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden toegewezen, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/656054-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 9 juli 2012 zijn vrouw heeft mishandeld;
feit 2: op 9 juli 2012 zijn dochter heeft mishandeld;
feit 3: in de periode van 8 juli 2000 tot en met 8 juli 2012 zijn vrouw en dochter meerdere keren heeft mishandeld;
feit 4: terwijl hij een huisverbod had, op 13 juli 2012 telefonisch contact met zijn vrouw heeft opgenomen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan; verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte dient derhalve daarvan vrijgesproken te worden. Subsidiair kan het onder 4 ten laste gelegde feit bewezen worden, gelet op de verklaring van verdachte ter zitting, dat hem het huisverbod op het politiebureau is uitgereikt.
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten stelt de verdediging dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzonderring van het onder feit 1 ten laste gelegde waar het het laatste gedachtenstreepje betreft.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL 0940 2012153383. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Feit 1
Aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat zij getrouwd is met [verdachte] (hierna te noemen: verdachte) en met hem in [woonplaats] woonde. Zij heeft verklaard dat verdachte haar ‘s ochtends op 9 juli 2012 met zijn vuist hard op een zere plek op haar rug sloeg, waardoor zij veel pijn voelde. ‘s Avonds pakte verdachte haar heel stevig bij haar linker onderarm. Zij voelde pijn. Verdachte hield haar vast en sloeg haar op haar linker onderarm en de linker kant van haar gezicht. Zij had als gevolg hiervan een rode plek in haar hals en voelde pijn. Verdachte had haar ook in haar linker bovenbeen geknepen. Dit deed erg zeer en zij hield daar blauwe plekken aan over.
Bij aangeefster zijn op 10 juli 2012 diverse blauwe plekken op haar linker bovenbeen waargenomen, voorts had aangeefster pijn in haar onderrug en linkerhand.
Verder zijn foto’s genomen van het letsel van aangeefster waarop een plek in haar hals, een plek op haar linker onderarm en blauwe plekken op haar linker bovenbeen te zien zijn.
[Dochter] –dochter van verdachte en aangeefster [benadeelde], heeft verklaard dat zij op 9 juli 2012 ’s avonds hoorde dat haar vader (hierna te noemen: verdachte) haar moeder sloeg. Zij zag dat verdachte haar moeder bij de pols vasthield en haar sloeg. Verdachte kneep haar moeder in haar been.
[Zoon] heeft verklaard dat hij op 9 juli 2012 zag dat zijn vader (hierna te noemen: verdachte) zijn moeder (de rechtbank begrijpt: [benadeelde]) sloeg. Hij zag dat verdachte zijn moeder bij haar arm vasthield en haar op haar arm sloeg. Verdachte sloeg zijn moeder in haar gezicht en kneep haar in haar bovenbeen.
Feit 2
[Dochter] heeft verklaard dat haar vader (hierna te noemen: verdachte) op 9 juli 2012 een vol pak water naar haar toegooide. Het pak water raakte haar buik en zij voelde pijn. Verdachte pakte haar en haar moeder bij de haren en sloeg op die manier hun hoofden tegen elkaar, waardoor zij pijn voelde. Verdachte sloeg haar hard met zijn vlakke hand meermalen in het gezicht, waardoor zij pijn voelde. Verdachte sloeg haar ineens heel hard tegen haar oor. Zij voelde erg veel pijn en er kwam vocht uit haar oor.
Bij [Dochter] is op 10 juli 2012 door een arts waargenomen dat zij pijnklachten had aan haar rechter gezichtsveld en nek, voorts had zij een zeer pijnlijke linker onderarm.
[benadeelde] heeft verklaard dat verdachte een pak water tegen de buik van haar dochter [Dochter] gooide en dat verdachte [Dochter] meerdere keren in het gezicht sloeg.
[Zoon], heeft verklaard dat verdachte een pak water tegen de buik van zijn zus [Dochter] gooide. Verdachte pakte [Dochter] en zijn moeder bij de haren en sloeg hun hoofden tegen elkaar. Verdachte sloeg [Dochter] in haar gezicht en heel hard tegen haar hoofd, ter hoogte van haar oor.
Feit 3
Aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat zij in 1991 met verdachte is getrouwd, dat het een gearrangeerd huwelijk was en dat verdachte haar tijdens hun huwelijk meerdere keren heeft mishandeld. Soms sloeg hij haar dagelijks, soms maanden niet, afhankelijk van zijn humeur. Ook heeft verdachte hun dochter meerdere keren mishandeld.
[Dochter], heeft verklaard dat verdachte haar in het verleden meerdere keren heeft mishandeld. Haar hele leven hebben verdachte en haar moeder al ruzie en elke keer sloeg hij. Als zij zag dat verdachte haar moeder sloeg en zij, [Dochter], begon te huilen dan sloeg verdachte haar ook. Vorig jaar heeft verdachte haar hard tegen haar hoofd geslagen.
[Zoon], heeft verklaard dat hij er altijd bij was al zijn ouders ruzie hadden. Verdachte sloeg zijn moeder dan – soms met zijn vuisten - heel hard op haar lichaam, been of rug.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 juli 2012 zijn vrouw en zijn dochter heeft mishandeld.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende een lange periode zijn vrouw en dochter heeft mishandeld.
Overweging ten overvloede
Het bewijsoordeel van de rechtbank vindt bevestiging in het reclasseringsrapport dat inhoudt dat verdachte in de periode 2005/2006 door zijn huisarts is doorverwezen naar het RIAGG in verband met dreigende impulsdoorbraken. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij al eens een behandeling had gevolgd.
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een brandende aansteker onder de arm van zijn vrouw heeft gehouden. De rechtbank overweegt daartoe dat zij hierover in haar aangifte alleen heeft verklaard dat verdachte een aansteker aan deed en deze bewoog in de richting van haar arm. Aangeefster verklaart zelf niet dat verdachte de aansteker onder haar arm heeft gehouden en dat zij hierdoor pijn voelde en/of letsel bekwam.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Feit 4
Bij beschikking van de burgemeester van de gemeente [woonplaats] van 10 juli 2012 is aan verdachte een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen, derhalve tot 20 juli 2012, met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en een contactverbod ten aanzien van (onder meer) de personen [benadeelde] en [Dochter].
[benadeelde] heeft verklaard dat zij op 13 juli 2012 door verdachte op haar telefoon werd gebeld. Haar dochter [Dochter] nam op en hoorde de stem van verdachte en gaf vervolgens de telefoon aan haar. Zij hoorde de stem van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op vrijdag 13 juli 2012 vanuit de Penitentiaire Inrichting (P.I.) de telefoon van zijn vrouw heeft gebeld. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij op het politiebureau, voordat hij werd overgeplaatst naar de P.I., een papier van de hulpofficier van justitie had ontvangen. Het papier was afkomstig van de burgemeester en daarop stond dat hij, verdachte, een huisverbod had en dat hij twee weken lang geen contact mocht zoeken met zijn familie.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op de hoogte was van het hem opgelegde huisverbod en dit verbod heeft overtreden.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 09 juli 2012 te [woonplaats] opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten [benadeelde],
- met kracht bij haar arm heeft gepakt en
- terwijl hij die [benadeelde] bij haar arm vasthield die [benadeelde] meermalen op haar arm en gezicht en (elders) tegen haar lichaam heeft geslagen en/of gestompt en
- die [benadeelde] met kracht in haar been heeft geknepen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van feit 2:
hij op 09 juli 2012 te [woonplaats] opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [Dochter],
- een 2-liter verpakking water tegen de buik van die [Dochter] heeft gegooid en
- die [Dochter] bij haar haar heeft vastgepakt en het hoofd van die [Dochter] tegen het hoofd van haar moeder heeft geslagen en
- die [Dochter] meermalen tegen haar gezicht heeft geslagen en
- die [Dochter] met kracht tegen haar oor geslagen (zodanig dat er vocht uit dat oor is gekomen),
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van feit 3:
op verschillende tijdstippen gelegen in de periode van 8 juli 2000 tot en met 8 juli 2012 te [woonplaats] telkens opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [benadeelde], telkens op/tegen haar lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden en zijn kind [Dochter] telkens op/tegen haar lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van feit 4:.
op 13 juli 2012 te [woonplaats] en/of te [woonplaats] in strijd met een door of namens de burgemeester van [woonplaats] bij beschikking d.d. 10 juli 2012 aan hem opgelegd tijdelijk huisverbod, voor de duur van 10 dagen, (vanuit de penitentiaire inrichting waar verdachte op dat moment verbleef) telefonisch contact heeft opgenomen met een of meer van de in dat huisverbod genoemde perso(o)n(en);
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn echtgenote;
feit 2: mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn dochter;
feit 3: mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen zijn echtgenote en zijn dochter, meermalen gepleegd;
feit 4: handelen in strijd met een met toepassing van artikel 9, lid 1 Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
A. Bayram, psychiater, die op 24 september 2012 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van van afhankelijkheid van cannabis en alcoholmisbruik. Voorts is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis (NAO) met antisociale trekken en beperkingen in het intellectueel functioneren. Volgens de deskundige zijn deze psychische problematiek en beperkingen van invloed geweest op het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden van:
- verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt: een meldingsgebod en/of deelname aan een gedragsinterventie en/of een behandelverplichting en/of een drug- /alcoholverbod;
- een contactverbod ten aanzien van [benadeelde] en [Dochter];
- een locatieverbod betreffende de gemeente [woonplaats] dmv elektronisch toezicht.
- een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis, met aftrek.
Daarnaast vordert de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak,verzocht het voorwaardelijke deel van de geëiste gevangenisstraf te matigen en verdachte geen werkstraf op te leggen.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd voor wat betreft de door de officier van justitie gevorderde proeftijd van drie jaar en de te stellen bijzondere voorwaarden, inclusief een contactverbod. Ten aanzien van een locatieverbod heeft de raadsvrouw verzocht dit te beperken tot een huis- of straatverbod.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vrouw en zijn dochter gedurende een lange periode. Verdachte heeft hierdoor geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van zijn vrouw, [benadeelde], en dochter, [Dochter], en deze op ernstige wijze aangetast. Bovendien heeft verdachte ervoor gezorgd dat hun gevoel van veiligheid en vertrouwen is aangetast, terwijl zij zich juist veilig zouden moeten voelen bij hun partner/vader. Slachtoffers van huiselijk geweld kunnen daar nog lange tijd de vervelende gevolgen, zoals gevoelens van onveiligheid en angst, van ondervinden. Uit de verklaring van [benadeelde] en [Dochter] blijkt dat zij tot op heden nog steeds de psychische gevolgen ondervinden van de mishandelingen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Tevens heeft verdachte telefonisch contact opgenomen met zijn vrouw, terwijl hij een huisverbod opgelegd had gekregen en hij wist dat hij geen contact op mocht nemen met zijn vrouw.
Wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met:
- het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 september 2012 waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld, maar dat verdachte niet eerder ter zake van geweldsmisdrijven is veroordeeld;
- het omtrent verdachte uitgebrachte psychiatrische rapport opgemaakt door A. Bayram d.d. 24 september 2012, waarin de deskundige concludeert dat verdachte gebaat is bij een ambulante behandeling bij een Forensische Polikliniek gericht op agressieregulatie en verslavingsproblematiek.
- het omtrent verdachte uitgebracht reclasseringsadvies, opgemaakt door E. Ebbinkhuizen d.d. 25 september 2012, waarin de reclassering aangeeft dat bij verdachte sprake is van een jarenlang hard-/softdruggebruik, een gebrek aan een structurele en concrete dagbesteding. Voorts acht de reclassering het gebrek aan zelfinzicht en het niet nemen van de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag in combinatie met een gebrekkige probleemhantering, uiterst zorgwekkend. De reclassering adviseert om bij een voorwaardelijke straf aan verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen, inhoudende een meldingsgebod, een behandelverplichting, een drugsverbod en een contact-/ en locatieverbod.
Het recidiverisico wordt door de psychiater en de reclassering als hoog ingeschat.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte inziet dat hij begeleiding en hulp nodig heeft bij het omgaan met zijn problemen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wil meewerken aan de echtscheidingsprocedure, die zijn vrouw is gestart.
Alles afwegend en rekeninghoudende met de strafmaat in soortgelijke zaken, is de rechtbank van oordeel dat straf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden is. Een enkele, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf zou onvoldoende recht doen aan de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank acht begeleiding van verdachte door Reclassering Nederland en behandeling van verdachte noodzakelijk en zal aan de voorwaardelijke straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte een flinke stok achter de deur nodig heeft om hem ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Tevens acht de rechtbank, mede gelet op het hoge recidive risico en de veiligheid van de slachtoffers, een contactverbod met zijn vrouw, dochter en zoon en een locatieverbod noodzakelijk. De rechtbank zal het locatieverbod beperken tot de wijk [adres] in [woonplaats], zijnde de wijk waar de vrouw en dochter van verdachte wonen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat verdachte zijn leven in Nederland in [woonplaats] heeft opgebouwd en daar zijn sociale contacten en familie heeft.
De rechtbank overweegt dat het recidiverisico door de psychiater en de reclassering als hoog wordt ingeschat. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee gehouden dient te worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, met name zijn (ex)vrouw en kinderen. Om die redenen zal de rechtbank aan de verdachte ten aanzien van de bijzondere voorwaarde een langere proeftijd dan twee jaar opleggen, te weten een proeftijd voor de duur van drie jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn genoemd in het rapport van de reclassering d.d. 25 september 2012 en de dadelijke uitvoerbaarheid van het vonnis gelasten.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit overigens ook in het belang van de verdachte, omdat zo de hulp en begeleiding snel in gang wordt gezet, hetgeen verdachte ook wil.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 3.627,00 voor feit 1 en 2, waarvan € 2.000,00 ter zake van immateriële schade, €1.500,00 ter zake van materiële schade en € 127,00 ter zake van juridische bijstand.
7.1 De vordering van officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het bedrag voor wat betreft de materiële schade geheel dient te worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 1.500,00 en dient de immateriële schade te worden gematigd tot een bedrag van € 1.200,00, beide vermeerderd met de wettelijke rente. Daarbij dient eveneens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
Voor het overige deel verzoekt de officier van justitie de vordering niet ontvankelijk te verklaren.
Voorts heeft de officier gevorderd de kosten van juridische bijstand ad € 127,00 toe te wijzen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de gederfde inkomsten af te wijzen, nu de benadeelde partij er zelf voor gekozen heeft om onbetaald verlof op te nemen. Ten aanzien van de post zorgkosten heeft de raadsvrouw primair bepleit deze te matigen, subsidiair heeft de verdediging gesteld dat deze geheel toegewezen kan worden.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsvrouw primair bepleit de vordering niet ontvankelijk te verklaren, nu deze niet is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit het materiële deel van de vordering te matigen en daarbij rekening te houden met het gegeven dat het inkomen van verdachte nog steeds naar de bankrekening van de benadeelde partij gaat.
Ten aanzien van de kosten van juridische bijstand heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 200,00 (ter zake niet vergoede zorgkosten) een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit.
De rechtbank stelt de door [benadeelde] geleden immateriële schade in redelijkheid vast op
€ 1.000,00. De rechtbank overweegt daartoe dat zich bij de vordering geen overzicht van vergelijkbare zaken bevindt en voorts is het onder feit 2 ten laste gelegde te weinig specifiek om voldoende houvast te bieden voor een toewijzing van een hoger bedrag dan voornoemd bedrag.
De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt zodat zij de vordering tot € 1.200,00 zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van het meer gevorderde verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Wat betreft de vordering lijkt met de stelling dat [benadeelde] het geld dat toebehoort aan verdachte achterhoudt, een beroep op verrekening gedaan te worden waarvan de rechtbank niet eenvoudig kan vaststellen of dit terecht wordt gedaan.
Voor het niet toegewezen deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 11 van de Wet tijdelijk huisverbod zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn echtgenote;
feit 2: mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn dochter;
feit 3: mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen zijn echtgenote en zijn dochter, meermalen gepleegd;
feit 4: handelen in strijd met een met toepassing van artikel 9, lid 1 Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
- een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte (één van) de navolgende bijzondere voorwaarde(n) tijdens de daarvoor geldende proeftijd van drie jaren niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte gehoor moet geven aan elke oproep van de reclassering Nederland in de regio van zijn feitelijke woonplaats, thans afdeling Rotterdam-Dordrecht op het adres: Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
* dat verdachte zich, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, gedurende de proeftijd onder elektronisch toezicht zal laten stellen, op basis van de overeenkomst elektronisch toezicht tussen de reclassering Nederland en verdachte;
* dat verdachte deel zal nemen aan de navolgende gedragsinterventies:
- Cognitieve Vaardigheidstraining+ (CoVa+),
- Leefstijltraining;
* dat verdachte geen drugs zal gebruiken zolang de reclassering dit nodig acht en dat verdachte mee zal werken aan de controle op deze voorwaarde door middel van urineonderzoek;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal hebben en/of zoeken met [benadeelde], [Dochter] en [Zoon];
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zich niet zal bevinden en/of begeven binnen en/of op de hieronder aangegeven grenzen, betreffende de wijk [adres] van de gemeente [woonplaats]:
[adres] (watergebied)
Overgang [adres]/[adres]
[adres]
Kruising [adres]/[adres]
[adres]
[adres]
Kruising [adres]/[adres]
[adres]
Kruising [adres]
[adres]
[adres] (tot aan de op-/afritten [adres])
[adres] ([adres], incl op- en afritten, niet inbegrepen)
Kruising Spoorlijn/[adres]
Kruising spoorlijn/verbindingsweg gelegen langs de [adres]
Verbindingsweg
Kruising verbindingsweg/[adres]
[adres]
[adres] (watergebied)
en zoals aangegeven op de aan dit vonnis gehechte plattegrond.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- een werkstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht -voor zover die niet in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf-, in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag ;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 1.200,00, waarvan € 200,00 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 127,00;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 1.200,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 22 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 november 2012.