ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2615

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-654605-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ramkraak bij Bruna met jeugddetentie en begeleiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met twee mededaders betrokken was bij een ramkraak op de Bruna in Veenendaal. De ramkraak vond plaats in de vroege ochtend van 7 juni 2012, waarbij de verdachten met een gestolen Volkswagen Golf door de pui van de winkel reden en een grote hoeveelheid sigaretten wegnamen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn beroep op het zwijgrecht, wettig en overtuigend schuldig is aan de diefstal door middel van braak. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die een blanco strafblad had en nog in het praktijkonderwijs zat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 104 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de maatregel Hulp en Steun opgelegd, waarvan drie maanden in de vorm van ITB-Criem, en een leerstraf So Cool van 40 uur. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 15.102,00 toegewezen aan de benadeelde partij, de eigenaar van de Bruna, voor de materiële schade die door de ramkraak is veroorzaakt. De rechtbank heeft de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de geleden schade en de ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt de impact van dergelijke delicten op de samenleving en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/654605-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 september 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1995] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. H. Verheyen, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen op 6 juni 2012 en/of 7 juni 2012 een ramkraak heeft gepleegd bij de [bedrijf 1] in Veenendaal, waarbij zij een grote hoeveelheid sigaretten hebben weggenomen;
Feit 2 primair: de bij die ramkraak gebruikte auto samen met anderen op 5 juni 2012 heeft gestolen;
Feit 2 subsidiair: de bij die ramkraak gebruikte auto heeft geheeld.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
De zaak wordt met instemming van de raadsman van verdachte behandeld door de meervoudige strafkamer van de rechtbank tegelijk met de zaken van de twee volwassen medeverdachten. De kinderrechter heeft aan het onderzoek ter terechtzitting deelgenomen.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder
2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie vordert om verdachte van die feiten vrij te spreken.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
1 ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de aangifte, de beelden van de beveiligingscamera’s en de door de politie opgemaakte processen-verbaal van bevindingen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft daarbij aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde te kunnen komen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 subsidiair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarom van die feiten vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit en overweegt daartoe als volgt.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 7 juni 2012 tussen 2.45 uur en 3.00 uur wakker werd van een harde klap. Toen zij naar buiten keek zag zij dat een lichtgrijze auto met de achterkant tegen de pui van de [bedrijf 1] stond. De achterklep stond open. Ze kon zien dat de pui naar binnen was gedrukt. Getuige heeft daarop direct 112 gebeld. Even later zag zij een persoon uit het gat van de pui van de [bedrijf 1] komen. Deze persoon ging voor in de auto zitten. De auto toeterde twee keer kort achter elkaar, waarna er twee personen door het gat in de pui naar buiten kwamen. Deze personen droegen een groot zeil. Getuige zag dat de auto een klein stukje naar voren reed en de twee personen het zeil in de kofferbak legden. Ze stapten in de auto en de auto reed snel weg.
[verbalisant 1] en [verbalisant 3] relateren in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij op 7 juni 2012 omstreeks 3.04 uur hoorden dat er bij de [bedrijf 1] aan de [adres] te Veenendaal een ramkraak zou zijn gepleegd. Zij besloten om vanuit Doorn richting Amerongen te rijden om daar richting de [adres] te rijden om een mogelijke vluchtroute af te sluiten. Om 3.10 uur kwam de verbalisanten op de [adres] te Amerongen een grijze Volkswagen Golf tegemoet rijden. De bestuurder van de Golf negeerde het stopteken en reed met hoge snelheid weg. Bij de groenstrook van de [adres] te Amerongen verloor de bestuurder de macht over het stuur. Het voertuig botste via de oprit van perceel 21 op een grote steen in de voortuin van deze woning en kwam tot stilstand. De bestuurder stapte uit de auto en rende weg. [verbalisant 2] is achter de bestuurder aangereden. De bestuurder rende een steeg in, waarna verbalisant [verbalisant 3] te voet achter de bestuurder is aangerend. Aan het eind van de steeg sloeg de bestuurder rechtsaf, stak de weg (de [adres]) over en rende richting een woning. [verbalisant 3] zag dat er een tweede persoon over de weg rende. [verbalisant 3] is de oprit van de woning, waar hij de bestuurder na het verlaten van de steeg naar toe had zien gaan, opgerend en zag in de achtertuin net de bestuurder over de schutting klimmen. Hij zag dat de tweede persoon een Marokkaans uiterlijk had. [verbalisant 3] heeft aan deze tweede in die tuin aangetroffen persoon kenbaar gemaakt dat hij was aangehouden. Als verdachte werd aangehouden [verdachte].
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] relateren in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij werden ingezet bij de zoektocht naar de overige verdachten. Hierbij werd ook de politiehelikopter voorzien van een infraroodcamera ingezet. De verbalisanten hoorden de meldkamer zeggen dat er mogelijk in een vuilniscontainer in de achtertuin van een woning aan [adres] een persoon zich verstopt zou hebben. De verbalisanten zijn vervolgens vanaf de voorzijde van de woning de achtertuin ingelopen. Zij zagen dat net achter het schuurtje drie vuilniscontainers stonden. Zij hoorden van de meldkamer dat het zou gaan om de meest rechter vuilniscontainer. Verbalisanten zagen deze vuilniscontainer bewegen. Ze deden het deksel van de vuilniscontainer open en zagen een man in de vuilniscontainer zitten. Als verdachte werd aangehouden [medeverdachte 1].
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] relateren in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat zij op 7 juni 2012 om 3.45 uur uit de politiehelikopter hoorden dat er een warmtebron was te zien in de achtertuin van perceel [adres]. De verbalisanten waren op dat moment op [adres] en zij zijn onmiddellijk naar het genoemde perceel gelopen. Verbalisanten hoorden dat er gezien werd dat er iemand rommelde in een kliko. De verbalisanten zijn de achtertuin van de woning ingelopen. Verbalisanten zagen dat aan de overkant van de tuin een kliko op de zijkant lag. Zij zagen dat de kliko openstond en dat er twee benen uit de opening van de kliko kwamen. Verbalisant [verbalisant 7] heeft de kliko van de persoon afgetrokken. Als verdachte werd aangehouden [medeverdachte 2]. Op de plek waar de verdachte lag werden een blauw/wit gestreepte sjaal en een paar handschoenen aangetroffen. Verbalisanten zagen dat verdachte [medeverdachte 2] een trui met blauw/witte horizontale strepen aan de buitenzijde droeg.
[verbalisant 3] relateert in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat toen de Volkswagen Golf tot stilstand kwam hij een man met een kaal hoofd en gestreepte bovenkleding van de bestuurdersstoel uit de auto zag stappen. [verbalisant 3] was achter de man aangerend en [verbalisant 3] zag dat hij aan het einde van de steeg de [adres] opging. Op de [adres] zag [verbalisant 3] tenminste nog twee andere personen rennen. Hij zag dat een tweede man, die iets groter en steviger gebouwd was, zich bij de bestuurder voegde waar [verbalisant 3] achteraan zat. Hij zag ze met z’n tweeën in de achtertuin verdwijnen van het perceel op [adres]. De bestuurder klom in de achtertuin de schutting over. De tweede persoon werd in de achtertuin aangehouden. [verbalisant 3] hoorde later dat zijn collega’s met behulp van de ter plaatse gekomen politiehelikopter een persoon hadden aangehouden die zich ophield in een kliko aan de [adres]. [verbalisant 3] is naar die locatie gereden. Hij herkende de aangehouden persoon direct als de persoon die vanuit de bestuurdersstoel van de grijze Golf vluchtte. Deze persoon bleek [medeverdachte 2] te zijn.
[aangever 1] heeft als eigenaar van de [bedrijf 1], gevestigd aan de [adres] in Veenendaal, aangifte gedaan bij de politie. [aangever 1] heeft verklaard dat de winkel een grote toegangsdeur heeft die uit zes delen bestaat. Toen aangever op 7 juni 2012 om 3.05 uur bij zijn winkel aankwam zag hij dat de toegang was vernield en dat de hele deur was ontzet. Aangever zag in de winkel dat de schappen van de sigaretten zo goed als leeg waren. Aangever heeft later de camerabeelden bekeken en hij zag daarop dat een auto achteruit de winkelpui inreed. Aangever zag op de beelden drie personen zijn winkel inlopen. Deze personen reden later weg in de auto.
Verbalisanten hebben de camerabeelden van de [bedrijf 1] en de camerabeelden van [naam] bekeken. De camera’s van de [naam] hangen bij de [naam] in winkelcentrum de [naam] aan de [adres]. De [naam] is gevestigd tegenover de [bedrijf 1].
Verbalisant [verbalisant 8] ziet op de camerabeelden van de [bedrijf 1] dat:
Camera C9:
om 2.55.11 uur een man komt aanlopen. De man draagt een donkere jas/vest met een capuchon over zijn hoofd;
om 2.55.15 uur een tweede man komt aanlopen welke naar de eerste man toeloopt. Deze man draagt een grote zak bij zich;
om 2.55.33 uur een auto achteruit de [bedrijf 1] in rijdt. Direct daarna rijdt de auto weer een klein stukje naar voren en blijft stilstaan;
om 2.55.35 uur twee mannen de [bedrijf 1] in rennen met de grote zak;
om 2.55.42 uur een man uit de auto komt vanuit de bestuurdersstoel en de kofferbak opent. Deze man draagt een wit/zwart gestreept vest met capuchon over zijn hoofd. Deze man loopt ook de [bedrijf 1] in;
om 2.56.44 uur de man met het wit/zwart gestreepte vest de [bedrijf 1] weer uit komt lopen. Hij loopt naar de linkervoorzijde van de auto en verdwijnt uit beeld;
om 2.57.11 uur een man de [bedrijf 1] verlaat met een grote zak in zijn handen. Hij zet deze zak in de kofferbak en doet de kofferbak dicht. Hij loopt weg aan de rechterzijde van de auto en verdwijnt uit beeld.
Verbalisant [verbalisant 9] ziet op de beelden van de [naam] dat:
Camera 1: een zilvergrijze 5-deurs Volkswagen met kenteken [kenteken] om 3.01.38 uur achteruit het beeld komt inrijden;
Camera 2:
om 3.01.31 uur: twee personen komen aanlopen. Persoon 1 draagt een zwarte bivakmuts, zwarte jas met capuchon, zwarte trainingsbroek met een witte streep in de lengte aan de buitenzijde en zwarte handschoenen. Persoon 2 draagt een zwarte jas met capuchon, zwarte broek, zwarte handschoenen en zwarte schoenen. Beiden hebben een grote zwarte zak bij zich die zij met z’n tweeën vasthouden;
Camera 8:
om 3.01.39 uur een zilvergrijze auto komt aanrijden. Deze auto rijdt met de achterzijde tegen de voorzijde van de [bedrijf 1]. De twee personen met de zwarte zak rennen de winkel in. Het linkerportier van de auto gaat open en er stapt een persoon uit. Deze persoon draagt een gestreept vest of een gestreepte jas. Deze persoon doet de achterklep open en rent ook de [bedrijf 1] in.
om 3.03.05 uur de persoon met het gestreepte vest of jas vanuit de winkel naar de linkervoorzijde van de auto rent, het linkervoorportier opent en instapt;
om 3.03.32 uur de andere twee personen de winkel uit komen rennen. De voorste persoon stapt in de kofferbak van de auto en trekt de zwarte zak mee de kofferbak in. De achterste persoon duwt het andere deel van de zwarte zak in de kofferbak en sluit het kofferbakdeksel. Hij stapt in aan de rechterzijde van de auto.
De auto van de verdachten betrof een grijze Volkswagen Golf met kenteken [kenteken]. Onderzoek wees uit dat in de kofferbak van deze auto een grote zak lag gemaakt van een soort afdekzeil met daarin een onbekend aantal sigarettenpakjes en shagpakjes. Ook lagen er onderdelen van winkelschappen in.
Aangever [aangever 2] heeft bij de politie verklaard dat in de nacht van 4 juni 2012 op
5 juni 2012 was ingebroken in zijn woning. Bij deze inbraak waren de autosleutels en zijn auto gestolen. De auto betrof een grijze Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken].
Getuige [getuige 2], wonende aan de [adres] te Amerongen, heeft bij de politie verklaard dat hij op 7 juni 2012 een enorme knal hoorde. Getuige keek naar buiten en zag direct een jongen rennen. Ook hoorde hij meerdere stemmen tegelijk schreeuwen ‘rennen, rennen, rennen’. De jongen die getuige zag rennen had een getinte huidskleur en een beetje een bol gezicht. Getuige heeft daarop een tijdje buiten gestaan. Hij zag op een gegeven moment een politieauto met een getinte jongen erin. Volgens getuige was dit de jongen die hij had zien wegrennen. De jongen die achterin het voertuig zat herkende hij voor 100% als de jongen die voorbij zijn woning rende en waarachter de politie de achtervolging inzette.
De rechtbank maakt uit de inhoud van het dossier op dat verdachte [verdachte] als eerste is aangehouden en door verbalisant [verbalisant 2] in een politieauto is geplaatst, terwijl ondertussen nog werd gezocht naar de andere verdachten.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen mobiele telefoon. Uit dit onderzoek bleek dat in de telefoon een simcard met het nummer [telefoonnummer] was geplaatst. Binnen de gevorderde periode van 25 januari 2012 tot en met 7 juni 2012 was door dit telefoonnummer en het telefoonnummer [telefoonnummer] in totaal 69 keer contact geweest of gezocht. Het telefoonnummer [telefoonnummer] komt voor in de contactlijst van de in beslag genomen telefoon onder de naam ‘[naam]’. Niet uit te sluiten valt dat met deze contactpersoon de verdachte [medeverdachte 1] wordt bedoeld. In de contactlijst staat ook als contactpersoon ‘[naam]’ met als telefoonnummer [telefoonnummer] vermeld. Dit nummer staat op naam van [naam], wonende [adres] te [woonplaats]. Dit betreft vermoedelijk de broer van verdachte [medeverdachte 1]. [adres] te [woonplaats] is hetzelfde woonadres als van verdachte [medeverdachte 1]. Op dit adres staan twee personen ingeschreven met als voorletter ‘M’, namelijk [naam] en [naam]. Middels GBA blijkt dat [naam] de broer is van de verdachte [medeverdachte 1].
De rechtbank stelt op basis van de genoemde bewijsmiddelen vast dat op 7 juni 2012 tussen 2.45 uur en 3.00 uur een ramkraak is gepleegd bij de [bedrijf 1] aan de [adres] in Veenendaal met behulp van een gestolen Volkswagen Golf en dat deze ramkraak is gepleegd door drie personen. De politie is na de melding snel ter plaatse gekomen en treft kort nadat de ramkraak is gepleegd en nadat de bij de ramkraak gebruikte Volkswagen Golf is achtervolgd en te Amerongen op de [adres] tot stilstand is gekomen, drie verdachten aan in de directe omgeving van deze plaats. [verdachte] wordt al rennende in de achtertuin op de [adres] door de politie aangehouden en vervolgens worden verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [naam], beiden aangetroffen in een kliko op de [adres] respectievelijk [adres]. Dit terwijl het midden in de nacht is en alle drie de verdachten niet in Amerongen dan wel in de buurt van Amerongen wonen. De rechtbank maakt uit de telefoongegevens van verdachte [verdachte] op dat de verdachten [verdachte] en [naam] elkaar kenden.Verdachte [medeverdachte 2] wordt door verbalisant [verbalisant 3] herkend als de man die vanaf de bestuurdersstoel uit de Volkswagen Golf stapte. [verdachte] wordt door getuige [getuige 2] herkend als degene die hij kort na het horen van de klap had zien wegrennen. De rechtbank heeft door middel van een via de openbare bron Google maps kenbare plattegrond kennis genomen van de situatie ter plaatse. De rechtbank heeft daarbij geconstateerd dat de plekken waar de drie verdachten afzonderlijk worden aangetroffen zich op korte afstand van elkaar bevinden.
Gelet op voornoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met twee mededaders een grote hoeveelheid (sloffen) sigaretten in de [bedrijf 1] heeft weggenomen, waarbij zij de toegang tot de [bedrijf 1] hebben verschaft door met een personenauto door de pui van de [bedrijf 1] te rijden.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 7 juni 2012 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een pand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid (sloffen) sigaretten, toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [aangever 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, immers is verdachte met een personenauto achteruit door de pui van voornoemd pand gereden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Ten aanzien feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen waarvan 104 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft gevorderd de maatregel Hulp en Steun, waarvan drie maanden in de vorm van de ITB-Criem, als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke straf te koppelen. De officier van justitie heeft voorts gevorderd om aan verdachte de leerstraf So Cool op te leggen.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat verdachte een first-offender is. Het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming is een passende straf en de eis van de officier van justitie is te hoog, aldus de verdediging. De verdediging heeft verzocht om het advies van de Raad voor de Kinderbescherming te volgen en de eis van de officier van justitie af te wijzen voor zover deze ziet op de voorwaardelijke jeugddetentie.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan een brute ramkraak bij de [bedrijf 1]. Verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en zijn handelwijze lijkt enkel ingegeven door eigenbelang. Door het plegen van de ramkraak is grote schrik en aanzienlijke financiële schade veroorzaakt. Het mag als bekend worden verondersteld dat het plegen van dergelijke feiten grote gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt in de samenleving in het algemeen en bij de direct betrokkenen (slachtoffers en omwonenden) in het bijzonder. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan toen hij samen met zijn mededaders het plan opvatte om voornoemde strafbare feiten te gaan plegen en hiertoe ook voorbereidingen ging treffen. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte zijn betrokkenheid hierbij zwaar aan.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft daarmee geen enkel inzicht willen geven in zijn betrokkenheid bij het bewezen verklaarde feit en geen verantwoordelijkheid genomen voor hetgeen hij heeft gedaan.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 juli 2012 niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 5 september 2012 volgt dat verdachte in de vijfde klas van het praktijkonderwijs zit, maar dat hij cognitief een erg zwakke leerling is. Verdachte staat er slecht voor op school. Wanneer er iets van hem verwacht wordt ontwijkt hij dit. De mentor van verdachte heeft de indruk dat verdachte weinig zelfvertrouwen heeft en dat hij steeds meer beïnvloedbaar wordt. Verdachte kan snel dingen aannemen van leeftijdsgenoten en gaat snel mee. De familie houdt verdachte nu goed in de gaten. Het vastzitten in de gevangenis en de begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de schorsing hebben veel effect op verdachte. Verdachte heeft moeite met het overzien van oorzaak gevolg relaties en dat verhoogd de kans op recidive. Het recidiverisico wordt geschat op midden. Verdachte lijkt op de grens te staan tussen een positieve kant opgaan en verder afglijden. Dat laatste moet worden voorkomen. Als eerste dienen daarom de vaardigheden van verdachte te worden aangepakt. Verdachte moet leren om nee te zeggen en hoe hij moet omgaan met emoties en moeilijke situaties. Zijn beïnvloedbaarheid zal verminderen als hij zekerder is van zichzelf. Met de leerstraf So Cool kan verdachte die vaardigheden worden bijgebracht. Deze leerstraf is gericht op jongeren met cognitieve beperkingen en zal aansluiten bij het niveau van verdachte. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert dan ook om deze gedragsinterventie op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad voor de Kinderbescherming om verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen met de maatregel Hulp en Steun, waarvan de eerste drie maanden in de vorm van de ITB-Criem, als bijzondere voorwaarde. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert een proeftijd van één jaar, nu de jeugdreclassering een proeftijd van die duur passend acht in dit geval.
Mevrouw Kadirpaks, verbonden aan Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, was ter terechtzitting aanwezig. Mevrouw Kadirpaks heeft naar voren gebracht dat zij verdachte begeleid in het kader van de ITB-Criem. Verdachte had aangegeven dat hij graag naar het [naam] wilde en dat is nu in gang gezet. Verdachte moet daarvoor wel een werkplek vinden en daar is hij de afgelopen week druk mee bezig geweest. Verdachte heeft twee opties op een werkplek en kan zich aanmelden bij het [naam]. Als deze school hem niet aanneemt kan verdachte terug naar het praktijkonderwijs. Mevrouw Kadirpaks heeft voorts aangegeven dat het thuis goed gaat. Zij ziet wel dat verdachte beïnvloedbaar is. Volgens mevrouw Kadirpaks zijn er geen grote zorgen over verdachte, maar zijn er wel een aantal punten waaraan gewerkt moet worden. Gelet hierop is een proeftijd voor de duur van één jaar voldoende. Het is wenselijk de begeleiding in het kader van de ITB-Criem ook bij het vonnis op te leggen, omdat zij verdachte dan vaker kan spreken, een goed beeld van hem kan krijgen en intensiever kan bekijken wat hij nodig heeft.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij de begeleiding die hij krijgt goed vindt, maar dat deze begeleiding niet te lang moet duren.
Gelet op de ernst van het feit, het blanco strafblad van verdachte en de bevindingen van de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf een passende sanctie is. Om de ernst van het feit te benadrukken zal de rechtbank het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om een voorwaardelijke werkstraf in plaats van een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen niet volgen. De rechtbank volgt de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering wel voor zover deze zien op de leerstraf So Cool en de maatregel Hulp en Steun en de ITB-Criem, omdat duidelijk is geworden dat verdachte een aantal vaardigheden moet aanleren om herhaling in de toekomst te kunnen voorkomen en hij hulp en begeleiding nodig heeft om zijn leven verder op de rit te krijgen. De rechtbank zal een proeftijd van twee jaar aan het voorwaardelijke strafdeel koppelen. De rechtbank heeft in het verhandelde ter zitting geen aanleiding gezien om van dit uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank zal verdachte een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen waarvan 104 dagen voorwaardelijk opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en met een proeftijd van twee jaar, alsmede de maatregel Hulp en Steun, waarvan drie maanden in de vorm van de ITB-Criem, als bijzondere voorwaarden en daarnaast de leerstraf So Cool voor de duur van 40 uur te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 20 uur als verdachte deze leerstraf niet verricht.
7. De benadeelde partij
Vordering van benadeelde partij [aangever 2]
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk te verklaren in de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen de geleden schade en de ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen de geleden schade en de ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 5.000,00 voor feit 2 primair.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de schade door dit feit is toegebracht nu de benadeelde partij een schadebedrag vordert voor de bij de inbraak in zijn woning weggenomen computer, maar de diefstal van deze computer niet aan verdachte is tenlastegelegd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van benadeelde partij [aangever 1]
De officier van justitie heeft gevorderd de door de benadeelde partij [aangever 1] ingediende vordering geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze vordering een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert.
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 16.272,65 voor
feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 15.102,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 12.304,00 voor de reparatie van de pui, € 2.710,00 voor de noodvoorziening en € 88,00 voor zestien vertrapte pakjes sigaretten. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Gelet op de door [aangever 1] overgelegde stukken is het gevorderde tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Het verweer dat een offerte niet kan dienen als voldoende onderbouwing van geleden schade wordt verworpen. Daartoe is redengevend dat in een offerte, zoals ook in het onderhavige geval, duidelijk kan worden gemaakt welke kosten moeten worden gemaakt om de pui in kwestie in de oude toestand te herstellen. Het is vervolgens aan de verdediging om inhoudelijk en gemotiveerd tegen de schadeopstelling in de offerte verweer te voeren. Dat heeft verdachte niet gedaan.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Ten aanzien feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 104 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, zolang die instelling dat nodig vindt, waarvan drie maanden in de vorm van de ITB-Criem;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een leerstraf, te weten de leerstraf So Cool van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 20 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 15.102,00, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 7 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 1], € 15.102,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 110 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. P.L.C.M. Ficq en
mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 september 2012.
Mr. Oostendorp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.