ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2261

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/712111-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs voor opzettelijk veroorzaken van gasexplosie en poging tot inbraak

Op 5 november 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk veroorzaken van een gasexplosie in zijn woning en van poging tot inbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte was op 27 november 2011 betrokken bij een explosie in zijn woning, waarbij hij brandwonden opliep. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de gasfles in de woning aanwezig was en deze niet lekte, er niet kon worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de explosie had veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte de gasfles had opengezet met de intentie om een explosie te veroorzaken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het opzettelijk veroorzaken van de explosie, omdat er geen wettig bewijs was voor opzet, ook niet in voorwaardelijke zin.

Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van de poging tot inbraak in een schoolgebouw in Amersfoort op 17 november 2011. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden, die mogelijk bewijs konden leveren, onvoldoende duidelijk waren om met zekerheid vast te stellen dat de verdachte de persoon op de beelden was. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig bewijs was dat de verdachte op het plaats delict aanwezig was geweest, waardoor ook voor dit feit vrijspraak volgde. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft de in beslag genomen gasflessen onttrokken aan het verkeer, omdat deze waren gebruikt bij de explosie.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/712111-11; 16/601108-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1979] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres], [adres],
raadsvrouwe mr. H. Seton, advocaat te Amersfoort
1. Onderzoek van de zaak
De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/712111-11: op 27 november 2011 opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht in een woning, waardoor personen en/of goederen in gevaar werden gebracht;
16/601108-11: op 17 november 2011 heeft geprobeerd een computer en/of een beeldscherm van [bedrijf 1], [bedrijf 1] weg te nemen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem onder parketnummer 16/712111-11 en onder parketnummer 16/601108-11 tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie heeft zich daarbij met name gebaseerd op de processen-verbaal van bevindingen, het rapport van het NFI, de getuigenverklaringen en de camerabeelden.
4.2. Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/712111-11 tenlastegelegde is de verdediging van mening dat bij verdachte geen opzet is geweest voor het teweegbrengen van de ontploffing en de brandstichting. De verdediging meent voorts dat ook geen sprake is van voorwaardelijk opzet op het teweeg brengen van de ontploffing en de ten gevolge daarvan ontstane brand. Volgens de verdediging kan niet worden gekomen tot wettig en overtuigend bewijs van het ten laste gelegde feit en dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/601108-11 ten laste gelegde stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat de camerabeelden onrechtmatig zijn verkregen en dat de beelden en de daarop gebaseerde processen-verbaal uitgesloten dienen te worden van het bewijs. De verdediging is voorts van mening dat, ook indien de rechtbank de camerabeelden en de processen-verbaal zou gebruiken voor het bewijs, niet kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van dit feit. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van dit feit.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
16/712111-11
Op 27 november 2011 vond in de woning van verdachte te Utrecht een explosie plaats, waarbij er veel schade in de woning is ontstaan en de gehele voorgevel van de woning en de deur van het balkon compleet werden weggeslagen. Verdachte werd door de verbalisanten aangetroffen in de woning. Hij had brandwonden over zijn gehele lichaam. Verdachte verklaarde aan de verbalisanten dat hij met gas en een lamp had gespeeld en dat de lamp explodeerde waar de gasfles bij stond. In de woning constateerde de brandweer een brand die zij hebben geblust.
De politie, afdeling Forensische Opsporing deed onderzoek in de woning. Bij binnenkomst in de woning troffen zij een afgesloten gasfles aan. Deze gasfles bleek ongeveer voor de helft leeg te zijn. De Forensische Opsporing constateerde dat de gasfles niet heeft gelekt en er een handeling moest zijn verricht om het gas te doen ontsnappen uit de gasfles. In de woning is geen aardgasaansluiting aangetroffen. De Forensische Opsporing komt tot de conclusie dat door het in de woning, deels in de badkamer, inbrengen van het explosieve propaangas, waarbij deze tot ontsteking werd gebracht, een explosie ontstond met gemeen gevaar voor goederen en personen.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft in haar rapport van 14 september 2012 aangegeven dat de gasfles niet lek was en de afsluiter van de gasfles goed functioneerde en niet lek was. Volgens het NFI was de explosie qua uiterlijke kenmerken onmiskenbaar een gasexplosie. Voor een explosie als in casu heeft plaatsgevonden is volgens het NFI waarschijnlijk ongeveer 0,8 liter vloeibaar propaan nodig geweest. Volgens het NFI kan niet met zekerheid worden vastgesteld wat precies de ontstekingsbron is geweest, die de explosie heeft veroorzaakt. Zij kunnen wel aangeven dat de explosie ofwel door open vuur is ontstaan, door middel van een lucifer of een aansteker, ofwel door de bouwlamp in de badkamer, doordat deze aan is gezet. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de explosie volgde direct nadat hij de bouwlamp had aangezet.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of kan worden bewezen dat verdachte door het aanzetten van de bouwlamp of door een andere gedraging, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een explosie zou volgen.
Gezien het feit dat de woning niet is voorzien van een aardgasaansluiting, er in de woning een deels gevulde fles met propaangas is aangetroffen en verdachte als enige aanwezig was in zijn woning kan het niet anders dan dat de gasexplosie is veroorzaakt met gas uit de aangetroffen fles en dat verdachte degene is die de gasfles heeft open gezet en het gas uit de fles heeft laten ontsnappen. Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet vast te stellen hoelang de gasfles heeft open gestaan en wat de duur is geweest van de uitstroom van het gas. Onduidelijk is dan ook wat het tijdsverloop is geweest tussen het openzetten van de gasfles en de gedraging waardoor de explosie is veroorzaakt. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet bewezen kan worden dat verdachte, op het moment dat hij de bouwlamp aanzette, het opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om de explosie te veroorzaken. Dit laat onverlet dat naar het oordeel van de rechtbank verdachte wellicht wel enige schuld heeft aan de explosie, doch ontploffing door schuld als bedoeld in artikel 158 Wetboek van Strafrecht is hem niet ten laste gelegd. Aan de vraag of sprake is van de in dat artikel bedoelde schuld, komt de rechtbank dan ook niet toe. De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
De voorlopige hechtenis is reeds bij separaat opgemaakte beslissing opgeheven.
16/601108-11
De rechtbank is van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het onder parketnummer 16/601108-11 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. De verdachte wordt verdacht van een poging diefstal door middel van braak in/uit een schoolgebouw aan de [adres] in Amersfoort. Hierbij was een ruit vernield waarachter een computer met beeldscherm stond. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 17 november 2011 omstreeks 01.40 uur een blanke man met donker haar, gekleed in een zwarte jas en een donkere broek aantrof bij het schoolgebouw. Deze man stond aan een computer te trekken welke uit het raam hing. De man rende de daarnaast gelegen bossen in. De inmiddels gewaarschuwde verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] troffen omstreeks 04.50 uur bij een tankstation aan de [adres] een blanke man aan met donker haar, gekleed in een donkerbruine lederen jas en een zwarte broek, die later bleek te zijn verdachte. De kleding van verdachte was smerig. Er zat groene aanslag op zijn jas en zijn broek en modder op zijn broekspijpen. Tevens had verdachte redelijk vers bloed op zijn linkerhand.
In het dossier bevinden zich camerabeelden. [verbalisant 1], die de beelden heeft uitgekeken, verklaarde dat de persoon op de beelden herkenbaar in beeld kwam. De verbalisant zag dat de persoon op de beelden exact dezelfde kleding droeg als verdachte ten tijde van zijn aanhouding. Tevens zag de verbalisant dat de persoon op de beelden dezelfde haardracht en postuur had en de lichaamshouding van deze persoon overeen kwam met de lichaamshouding van verdachte.
De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken. Op deze beelden zag zij een manspersoon gekleed in een donkere lederen jas, maar acht de beelden onvoldoende duidelijk om met voldoende zekerheid vast te stellen dat verdachte de manspersoon op de beelden is.
Verdachte heeft ter zitting verklaard over zijn aanwezigheid in Amersfoort op 17 november 2011 en over de route die hij die nacht heeft afgelegd. De rechtbank acht zijn verklaring over zijn gedrag in Amersfoort hoogst merkwaardig. Weliswaar zijn er aanwijzingen dat verdachte betrokken is bij het ten laste gelegde feit, maar nu er geen (technisch) bewijs voorhanden is op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte minstgenomen op het plaatsdelict aanwezig is geweest, de camerabeelden geen duidelijkheid verschaffen en verdachte ontkent iets met de poging diefstal met braak te maken te hebben, is de rechtbank van oordeel dat het wettig bewijs ontbreekt. De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde feit behoeft het verweer van de raadsvrouwe –betreffende het onrechtmatig verkregen zijn van de camerabeelden- geen bespreking.
5. Het beslag
5.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen gasflessen van verdachte verbeurd te verklaren.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verbeurdverklaring noch onttrekking aan het verkeer van de gasflessen aan de orde kan zijn nu zij concludeert tot vrijspraak.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen gasflessen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de explosie is veroorzaakt door ondermeer het gas uit een van de gasflessen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het ongecontroleerde bezit van de gasflessen in strijd kan zijn met de wet en/of het algemeen belang.
6. De benadeelde partij
6.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu zij vrijspraak heeft bepleit.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 1100,-. Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
7. De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing op het beslag berust op de artikelen 36b en 36c van het wetboek van strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 16/712111-11 en parketnummer 16/601108-11 ten laste gelegde feiten;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken de in beslag genomen voorwerpen, te weten de gasflessen;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangever 1] en verdachte, ieder in de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. P. Bender en mr. R.P. den Otter, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 november 2012.