sector handel en kanton
kantonrechter
zaaknummer: 807547 UC EXPL 12-6024 4215
vonnis van 24 oktober 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder te noemen: [eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. S.M. van Meer,
de naamloze vennootschap
Reaal N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: Reaal,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.W. Polak.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 11 juli 2012. De comparitie is gehouden op 11 september 2012, waarvan aantekening is gehouden. Hierna is uitspraak bepaald.
2.1. Tussen [eiseres] en Reaal is een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de graafmachine van het merk Case CX 240 Longreach nr. 7B. De ingangsdatum van de overeenkomst is 1 oktober 2004. Op de overeenkomst is onder meer clausule 0804 van toepassing. Deze clausule luidt:
“Kabel, buizen en/of leidingschade
In geval van kabel-, buizen- en/of leidingschade is de navolgende clausule van toepassing:
A) Het verzekerde bedrag voor schade aan kabels, buizen en/of leidingen, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende gevolgschade, bedraagt maximaal EUR 250.000.00 per gebeurtenis.
B) Uitdrukkelijk wordt bepaald dat verzekerde voorafgaande aan het uitvoeren van graaf- of grondwerkzaamheden onderzoek dient uit te voeren naar de ligging van kabels, buizen en/of leidingen door middel van het opvragen van gegevens bij het bureau KLIC. (…)
C) De eigen risico’s voor deze verzekering bedragen als volgt:
Indien is voldaan aan de in lid B gestelde eisen geldt er een eigen risico van: zie onderhavige verzekering met een minimum van EUR 500,00 per gebeurtenis.
Voor zover verzekerde niet voldoet aan het gestelde in lid B geldt er een eigen risico van EUR 12.500,00 per gebeurtenis.”
2.2. Op 4 mei 2005 is tussen [eiseres] en [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]) een mondelinge overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [eiseres] als onderaannemer van [bedrijf 1] baggerwerkzaamheden met de graafmachine moest uitvoeren. Deze werkzaamheden vonden plaats in de Kromme Rijn, langs de Venuslaan in Utrecht.
2.3. Voorafgaand aan de baggerwerkzaamheden heeft [bedrijf 1] op 22 juni 2005 een KLIC-melding gedaan bij het (toenmalige) bureau KLIC (Kabels en Leidingen Informatie Centrum). De melding is geregistreerd onder nummer 05G079946.
Naar aanleiding van deze melding heeft KPN Telecom BV (hierna: KPN) met een tekening met een schaal van 1:500 gemeld dat zij in het betreffende gebied kabels heeft lopen.
Vervolgens heeft [bedrijf 1] detailbladen opgevraagd waarop de watergang van de Kromme Rijn is ingetekend in een schaal van 1:100.
2.4. Op 25 augustus 2005 heeft [eiseres] tijdens de baggerwerkzaamheden een telefoonkabel van KPN beschadigd. Op 23 december 2005 heeft KPN [bedrijf 1] aansprakelijk gesteld voor de schade die volgens haar € 27.190,51 bedraagt.
2.5. Op 28 februari 2006 heeft [bedrijf 1] [eiseres] aansprakelijk gesteld, waarbij hij heeft verzocht de schade rechtstreeks met KPN af te wikkelen.
2.6. [eiseres] heeft de schade aan Reaal, althans de tussenpersoon via wie de verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen, gemeld. In het expertiserapport van Toplis Hettema van 13 september 2007 is onder meer vermeld:
“Onderzoek
Kortheidshalve kwam het hier op neer, dat verzekerde ([eiseres]; toevoeging kantonrechter) diens werkzaamheden verrichte vanaf een door [bedrijf 1] gehuurd ponton met een oppervlakte van ongeveer 100m2. Het ponton dreef in de Kromme Rijn (…). Op het ponton was de rupskraan van verzekerde geplaatst. Deze kraan was voorzien van een extra lange arm, waarmede de bagger vanuit het tracé van de Kromme Rijn werd genomen. Omdat het werk in de bebouwde kom van de stad Utrecht plaatsvond, moest omzichtig worden gewerkt. (…)
Het detailblad D waarop de waterdoorgang van de Kromme Rijn staat ingetekend met een schaal van 1 : 100, treft u onder bijlage 4 aan. Hierbij komt naar voren dat de zinker oorspronkelijk is gelegd in de vaste grond met een dekking van om en nabij 1 m.
Vaststaat dat [bedrijf 1] noch, verzekerde pogingen heeft ondernomen om de zinker op welke wijze dan ook te lokaliseren. Wij merken op dat de desbetreffende zinker door middel van bebording aan de oever van de Venuslaan is aangegeven. Uit het overleg dat wij met [bedrijf 1] voerden, kwam naar voren dat niet is overgegaan tot het lokaliseren van de zinker, omdat de hoofdaannemer ([bedrijf 1]; toevoeging kantonrechter) verwachtte dat deze in de vaste grond zou liggen en om deze reden voldoende dekking zou bieden.
Conform het bestek beperkte [bedrijf 1] zich tot het door verzekerde laten verwijderen van de losse bagger en niet van de vaste grond in het tracé van de Kromme Rijn. (…)”
2.7. Reaal heeft de schade aan KPN vergoed met daarop in mindering een bedrag van € 12.500,- ter zake van het eigen risico van [eiseres]. Bij brief van 11 juli 2008 sommeert KPN [eiseres] het resterende bedrag van € 12.500,- voor 2 juli 2008 te betalen.
2.8. Bij mail van 19 juni 2009 aan [medewerker tussenpersoon] (vermoedelijk werkzaam bij de tussenpersoon; toevoeging kantonrechter) schrijft Reaal:
“Voor de goede orde wil ik verwijzen naar de rapportage van Toplis Hettema.
Daaruit blijkt dat vaststaat dat noch [bedrijf 1] (hoofdaannemer) noch [eiseres] (werkmaterieel) pogingen heeft ondernomen om de zinker op welk wijze dan ook te lokaliseren. (…)
Er is weliswaar een KLIC-melding gedaan, maar geen onderzoek dat te allen tijde noodzakelijk is en de van toepassing zijnde clausule vereist.
(…)
Van beide betrokken gespecialiseerde partijen mag worden verwacht volledig op de hoogte te zijn dat grond altijd in beweging is en dat de ligging van kabels en andere ondergrondse zaken kan wijzigen. (…)”
2.9. Nadien heeft de raadsman van [eiseres] vergeefs geprobeerd Reaal te bewegen tot het betalen van € 12.000,- (€ 12.500,- minus het in ieder geval toepasselijke eigen risico van € 500,-).
Het geschil en de beoordeling daarvan
2.10. [eiseres] vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis Reaal veroordeelt tot betaling van:
a) de hoofdsom van € 12.000,-;
b) de buitengerechtelijke kosten van € 800,-;
c) de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 25 augustus 2005 tot de dag van algehele voldoening,
alsmede Reaal veroordeelt in – samengevat – de (na)kosten van de procedure en de wettelijke rente daarover.
2.11. [eiseres] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij heeft gehandeld conform onderdeel B) van clausule 0804, omdat hij onderzoek heeft laten doen naar de ligging van kabels door de KLIC-melding en het opvragen van detailbladen. Dat [bedrijf 1] feitelijk de melding heeft gedaan en de detailbladen heeft opgevraagd, maakt dit niet anders. De breedteligging van de kabels was door de opgevraagde gegevens en de bebording bekend.
Uit de detailbladen bleek verder dat deze kabel een meter diep in de vaste grond (onder de grens tussen zand en klei) in een zinker was gelegd. Volgens [eiseres] mocht hij er daarom van uitgaan dat de kabel nog steeds op zijn plek lag.
Het voorgaande leidt ertoe dat een eigen risico van € 500,- van toepassing is, aldus [eiseres].
2.12. Volgens Reaal heeft [eiseres] zich niet gehouden aan clausule 0804. Ten eerste had hij zelf een KLIC-melding moeten doen. Het zelf doen van een melding had toegevoegde waarde gehad, aldus Reaal.
Daarbij gaat [eiseres] uit van een te beperkte uitleg van de clausule, aldus Raal. Een redelijke uitleg hiervan brengt volgens haar mee dat [eiseres] niet alleen informatie moest opvragen, maar ook gehouden was er iets mee te doen. Dit geldt temeer omdat een dergelijke clausule niet standaard is, maar alleen wordt opgenomen in het geval van werkzaamheden met een verhoogd risico op schade aan kabels, leidingen en buizen.
Tijdens de zitting heeft Reaal toegelicht dat men zich niet mag verlaten op de informatie die is verkregen naar aanleiding van een KLIC-melding, omdat deze informatie niet altijd accuraat is. Volgens haar had [eiseres] zelfstandig onderzoek moeten verrichten en dat heeft hij ten onrechte niet gedaan.
Tot slot betwist Reaal dat de zinker boven de zandgrond heeft gelegen op het moment dat de graafmachine van [eiseres] de zinker en de kabel heeft geraakt. Kennelijk bedoelt Reaal hiermee te zeggen dat het niet uitgesloten is dat [eiseres] te diep heeft gegraven en daarom de kabel heeft beschadigd.
2.13. De kantonrechter oordeelt als volgt. Vaststaat dat de kabel van KPN in een zinker onder de Kromme Rijn is gelegd. Vaststaat verder dat [eiseres] bij de uitvoering van de baggerwerkzaamheden de kabel heeft geraakt, waardoor deze is beschadigd. De discussie tussen partijen heeft in de kern als inzet of [eiseres] ter zake van dit schade-evenement een eigen risico van € 500,- of van € 12.500,- heeft.
2.14. Juist is dat [eiseres], bij een letterlijke lezing van onderdeel B) van clausule 0804, gehouden was zelf een KLIC-melding te doen. Omdat gesteld noch gebleken is dat [bedrijf 1] de naar aanleiding van deze melding verkregen informatie niet volledig met [eiseres] heeft gedeeld, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien welke meerwaarde een eigen KLIC-melding door [eiseres] – naast de melding door [bedrijf 1] – zou hebben gehad. Onder deze omstandigheden kan de melding door [bedrijf 1] op een lijn gesteld worden met een melding door [eiseres]. Het verweer van Reaal dat [eiseres] zelf een KLIC-melding had moeten doen, faalt onder deze omstandigheden dan ook.
2.15. Met Reaal is de kantonrechter van oordeel dat een aannemer zich niet zonder meer mag verlaten op informatie die naar aanleiding van een KLIC-melding is ontvangen. Zeker als deze informatie geen uitsluitsel geeft over de diepteligging van kabels, is de aannemer gehouden daarnaar nader onderzoek te doen. Dit geldt ook in het geval de oorspronkelijke diepteligging wel bekend is, maar niet uitgesloten is dat de kabels door grondwerking zijn verplaatst.
2.16. In het onderhavige geval staat vast dat uit de door [eiseres] verkregen informatie bleek dat de zinker een meter onder het zand was gelegd (productie 6 van [eiseres]). Tijdens de zitting heeft [eiseres] gemotiveerd toegelicht dat er in het onderhavige geval op grond van ervaringsfeiten geen enkele reden was te veronderstellen dat de zinker omhoog was gekomen. Hij heeft uitgelegd dat kabels die in veengrond worden gelegd, in het algemeen worden gezekerd, omdat zij in een dergelijke ondergrond kunnen verplaatsen. Dat geldt niet voor kabels die, zoals hier, onder een meter nat zand liggen. Bovendien stelt [eiseres] dat bekend was dat zelfs deze kabel gezekerd was.
De kantonrechter stelt vast dat Reaal deze stellingen niet nader heeft weersproken. Verder heeft zij evenmin toegelicht welke reële mogelijkheid [eiseres] in dit geval had om via nader onderzoek de diepteligging van de kabel vast te stellen.
Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat Reaal onvoldoende heeft gemotiveerd waarom [eiseres] naar aanleiding van de KLIC-melding nog zelfstandig onderzoek had moeten doen.
2.17. De tijdens de comparitie betrokken stelling van Reaal dat [eiseres] mogelijk te diep heeft gegraven, wordt als tegenstrijdig met de overige verweren gepasseerd. Immers, deze zijn erop gebaseerd dat [eiseres] onvoldoende onderzoek heeft gedaan, zodat hij niet heeft ontdekt dat de zinker en de kabel in de bagger boven de zandgrond lag.
Daar komt bij dat [eiseres] tijdens de zitting genoegzaam heeft toegelicht dat hij uitsluitend bagger heeft verwijderd en niet in de zandgrond daaronder heeft gegraven. In het bijzonder heeft hij uitgelegd dat de aard van de ondergrond meebrengt dat een baggeraar goed voelt of hij slib opgraaft of zand. Dit standpunt is niet door Reaal weersproken.
2.18. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] clausule 0804 niet heeft geschonden, zodat een eigen risico van € 500,- geldt. Dit brengt mee dat de vordering tot betaling van € 12.000,- zal worden toegewezen.
2.19. Reaal heeft op zichzelf geen verweer gevoerd tegen de gevorderde rente. De kantonrechter overweegt evenwel dat voor vergoeding van de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) geen plaats is, omdat geen sprake is van een handelstransactie. De subsidiair gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal worden toegewezen.
2.20. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten hanteert de kantonrechter conform het rapport Voorwerk II het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van de gestelde buitengerechtelijke incassokosten twee (standaard) brieven overgelegd. Daarmee is niet althans onvoldoende gesteld en onderbouwd dat daadwerkelijk verdergaande buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt voor verrichtingen als hiervoor omschreven. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten, zodat de kantonrechter dit onderdeel van de vordering zal afwijzen.
2.21. Reaal zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 76,17
- griffierecht € 873,00
- salaris gemachtigde € 600,00 (2 punten x tarief € 300,00)
Totaal € 1.549,17
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten zullen op de hierna te vermelden wijze worden toegewezen.
3.1. veroordeelt Reaal aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 12.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 25 augustus 2005 tot de voldoening,
3.2. veroordeelt Reaal tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.549,17, waarin begrepen € 600,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3. veroordeelt Reaal, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2012.