4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn rubberen boot tussen 3 juli 2012 te 19:30 uur en 4 juli 2012 te 12:00 uur te [woonplaats]. Aangever heeft verklaard dat hij woonachtig is aan de [adres] te [woonplaats], dat zijn vrijstaande woning aan twee kanten is gelegen aan de Vecht, dat aan de linker zijde van de woning een houten vlonder is gelegen en dat op elke hoek van die vlonder een metalen ring is gemonteerd om een boot aan vast te leggen. Op dinsdag 3 juli 2012 omstreeks 19.30 uur heeft aangever zijn boot voor het laatst gezien. Op woensdag 4 juli 2012, omstreeks 12:00 uur, zag aangever dat zijn rubberen boot, kleur: wit en grijs, die aan de vlonder lag, verdwenen was, dat een metalen ring verwijderd was van de vlonder en dat hij de schroeven van die ring naast de vlonder op een waterlelie zag liggen. Aangever heeft het vermoeden uitgesproken dat de metalen ring door de dader(s) is losgeschroefd, waarna zijn boot met daaraan een metalen kabelslot is meegenomen. Op de boot waren buiten een buitenboordmotor twee peddels gemonteerd, aldus aangever.
[getuige 2] heeft aangifte gedaan van poging tot diefstal van een boot met buitenboordmotor en van bedreiging op 4 juli 2012 te [woonplaats]. Aangever heeft verklaard dat hij woonachtig is aan de [adres] te [woonplaats] en dat zijn boot direct achter de achtertuin aan een vlonder in de Vecht ligt. Aangever heeft voorts verklaard dat hij op 4 juli 2012 omstreeks 04:00 uur niet kon slapen, dat hij naar buiten ging om te roken, dat hij in zijn achtertuin gerommel hoorde en dat hij zag dat er een man in zijn boot zat. Aangever zag dat de man in zijn boot bij de buitenboordmotor zat en dat de man een grote donkerkleurige tang in zijn handen had en hiermee bij de buitenboordmotor zat. Verder zag aangever een zwart-witte doek bij de buitenboordmotor liggen. Aangever heeft vervolgens een grashark gepakt waarmee hij de man heeft bedreigd. Aangever hoorde de man zeggen ‘ik zit gewoon te vissen’. Aangever zag vervolgens dat de man wat met zijn linkerhand in het water liet zakken. Later zag aangever een tang met rood handvat en een dodemanskoord in het water liggen. Aangever zag ook dat een deel van het ijzeren hekje rond de vlonder in zijn achtertuin los was en dat een deel vernield was. Aangever heeft verklaard dat de donkerkleurige tang die de man in zijn hand had en de zwart-witte theedoek die bij zijn buitenboordmotor lag, zijn eigendom zijn en normaal gesproken in zijn schuur liggen.
Aangever zag dat achter zijn boot een grijs bootje lag, dat aan de kabel waar het bootje mee vastligt nog een stalen plaat met ring zat, dat het dodemanskoord van de buitenboordmotor van het bootje niet meer aanwezig was en dat de uiteinden van de peddels nat waren.
Voordat de politie ter plaatse kwam hoorde aangever de man een paar keer tegen hem roepen: ‘Ik weet nou waar je woont, ik heb een pistool. Die ga ik halen en dan schiet ik je door je kop!’
Door getuige [getuige] is verklaard dat zij op 4 juli 2012 omstreeks 04:00 uur wakker werd van pratende mensen in de tuin. Getuige zag haar man in de tuin staan en met een voor haar onbekende man praten die in hun boot zat. Getuige hoorde haar man roepen dat zij de politie moest bellen. Getuige is de tuin ingelopen, zag dat haar man een grashark in zijn hand hield en heeft toen 112 gebeld. Op het moment dat de politie nagenoeg ter plaatse was, heeft getuige de politie opgewacht bij de poort op ongeveer 15 meter van de plek waar haar man bij de haar onbekende man stond. Getuige hoorde de onbekende man tegen haar man zeggen: ‘Ik weet je nu te vinden. Ik heb een pistool en ik schiet je door je kop’ althans woorden van gelijke strekking.
Getuige heeft op 4 juli 2012 tijdens daglicht gezien dat iemand de buitenlamp inclusief de bewegingsmelder omlaag heeft geduwd. Deze lamp hangt aan de schuur.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat zij op 4 juli 2012 omstreeks 04:25 uur in verband met een melding over de [adres] in [woonplaats] reden, dat zij een vrouw zagen gebaren, dat later bleek dat deze vrouw mevrouw [getuige 2]was, dat deze vrouw hen langs een woning naar de achtertuin leidde, dat zij zagen dat de achtertuin aan de Vecht lag, dat zij een houten vlonder met stalen hekwerk zagen en dat aan de vlonder een boot met buitenboordmotor lag. Verbalisanten zagen op de vlonder een man staan, die later bleek te zijn aangever [getuige 2], die een grashark in zijn handen hield, zij zagen dat hij het uiteinde van die hark gericht hield in de richting van de boot en dat in de boot een man zat, verder te noemen verdachte. Zij hoorden aangever [getuige 2] zeggen dat verdachte wat in het water had gegooid.
Verbalisant [verbalisant 1] keek hierop in het water, zag dat het water ongeveer 20 cm diep was, zag dat hij op de bodem kon kijken, zag dat op de bodem een tang met een rood handvat en een rood koord, een zogenoemd dodemanskoord, lagen. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de slang die uit de buitenboordmotor van de boot van aangever [getuige 2] stak, enigszins geknakt was. Verbalisant [verbalisant 1] zag voorts tegen de boot van aangever [getuige 2] een grijsgekleurde boot liggen, zag dat het dodemanskoord in die boot niet meer aanwezig was, zag dat aan één van de kabels die in die boot lag nog een stalen plaat met ring vast zat, en zag dat de uiteinden van de peddels van die boot vochtig waren.
Verdachte is aangehouden door voornoemde verbalisanten .