ECLI:NL:RBUTR:2012:BY0935

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711480-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van straatroof met scooter

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, heeft de rechtbank Utrecht op 28 september 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van een straatroof waarbij een scooter was buitgemaakt. Tijdens de zitting op 14 september 2012 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie meende dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, gebaseerd op bewijsmiddelen zoals aangifte en herkenningen door verbalisanten. De verdediging daarentegen betwistte de betrokkenheid van de verdachte, wijzend op het gebrek aan overtuigend bewijs en het feit dat het slachtoffer de verdachte niet had herkend.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De herkenningen door de verbalisanten waren voornamelijk gebaseerd op camerabeelden van een dag voor het incident, en de rechtbank vond deze niet betrouwbaar genoeg om tot een veroordeling te komen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de dader was. Daarnaast werd besloten dat de in beslag genomen kleding van de verdachte teruggegeven zou worden aan de rechthebbende zodra het vonnis onherroepelijk werd.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht, met mr. H.A. Brouwer als voorzitter, en de andere rechters mr. Z.J. Oosting en mr. P.P.C.M. Waarts. De griffier was mr. M. van der Meulen. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 28 september 2012.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711480-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 september 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1995] te [geboorteplaats]
wonende te ([postcode]) [woonplaats], [adres]
Raadsman mr. J.R.A. Röschlau, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een straatroof, waarbij onder andere een scooter buit is gemaakt.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, waaronder de aangifte, de herkenningen door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde feit, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte diegene is geweest die aangever van de scooter heeft getrokken. Dit mede gelet op het feit dat aangever verdachte niet heeft herkend en verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hun herkenningen baseren op de kleding en het haar van de jongen op de camerabeelden die overeen zouden komen met verdachte. Verdachte heeft zijn betrokkenheid ontkend.
De raadsman verzoekt derhalve verdachte vrij te spreken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
In de onderhavige zaak is door het slachtoffer aangifte gedaan van een straatroof door een groepje personen. Verdachte heeft ontkend één van de daders te zijn geweest van deze straatroof.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken die zich thans in het dossier bevinden niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de persoon is waarover in de aangifte wordt gesproken als diegene die het slachtoffer achterover van zijn scooter trekt. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het slachtoffer verdachte kennelijk niet heeft herkend als één van de daders, terwijl hij zegt verdachte te kennen van de basisschool. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaren verdachte te herkennen als één van de daders op de camerabeelden van de beroving. Deze herkenningen zijn echter voornamelijk gebaseerd op de camerabeelden van 8 augustus 2011, de dag vóór het incident. Op de camerabeelden van het incident zelf zien zij slechts gelijkenissen met betrekking tot kleding, postuur en houding. De rechtbank acht deze herkenningen onvoldoende betrouwbaar om zonder redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat verdachte één van de daders is van de straatroof, te meer nu andere bewijsmiddelen die het daderschap van verdachte kunnen ondersteunen, niet aanwezig zijn.
De rechtbank acht – mede op basis van de overige inhoud van onderhavig dossier – niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem tenlastegelegde heeft begaan en zal hem hier dan ook van vrijspreken.
5 Beslag
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen kleding (vest en jas) met ingang van de datum waarop het vonnis onherroepelijk wordt terug kan naar de rechthebbende.
De rechtbank gelast derhalve de teruggave aan de rechthebbende met ingang van de datum waarop het vonnis onherroepelijk wordt.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen kleding bij het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. Z.J. Oosting en mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 september 2012.