parketnummer: 16/711132-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 oktober 2012
na tussenvonnis d.d. 17 april 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende te [woonplaats].
raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 14 februari 2012,
3 april 2012 en 8 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Gedurende de behandeling van de strafzaak heeft de rechtbank - gelet op het verhandelde ter zitting van 3 april 2012 en met name gelet op de uitgebrachte rapporten van de psycholoog en psychiater omtrent de persoonlijkheid van verdachte – bij tussenvonnis d.d. 17 april 2012 voorlopig vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de twee zwaarste van de ten laste gelegde feiten en daarnaast geconstateerd dat er grote discrepanties zitten tussen de uitgebrachte pro justitia rapporten en de advisering ter zitting. Derhalve heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden teneinde zich nader te laten adviseren omtrent de diagnose en de op te leggen straf/maatregel.
In dit kader is door dr. I.E. Troost, kinder- en jeugdpsychiater, de Jeugdreclassering alsmede door de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg nader gerapporteerd omtrent de persoonlijkheid en welke straf/maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte geboden zou zijn.
Het voorlopig oordeel in het tussenvonnis van 17 april 2012 over feit 1 en feit 2 maakt de rechtbank tot haar uiteindelijke beslissing over de bewezenverklaring. Hieronder volgt dit oordeel, dat tot punt 4.4. gelijk is aan en overgenomen is uit het vonnis van 17 april 2012.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: primair: samen met (een) ander(en), [slachtoffer 1] op 30 april/1 mei 2011 heeft
verkracht;
subsidiair: medeplichtig is aan de (groeps)verkrachting van [slachtoffer 1] op 30 april/1
mei 2011;
feit 2: samen met (een) ander(en), [slachtoffer 1] op 5/6 mei 2011 heeft verkracht;
feit 3: [slachtoffer 2] op 5 mei 2011 heeft aangerand.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair onder 1 en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De verdediging heeft dit onderbouwd door aan te voeren dat:
- de verklaring van verdachte bij de politie d.d. 22 juni 2011 moet worden uitgesloten van het bewijs nu er sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering omdat hij ’s middags in strijd met de jurisprudentie geen bijstand heeft gehad van een raadsman en vanwege de intensieve en indringende manier waarop verdachte op die dag is verhoord (Salduz verweer);
- het bewijs voor deze feiten is voornamelijk afkomstig uit één bron, aangeefster [slachtoffer 1], en er moeten vraagtekens gezet worden bij haar betrouwbaarheid; het rapport Wolters is ondeugdelijk en mag niet worden gebruikt;
- er zijn door aangeefster [slachtoffer 1] ambigue signalen afgegeven; er is geen sprake van dwang;
- er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking;
- er is niet voldaan aan de drie voorwaarden voor medeplichtigheid.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De politieverhoren
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van verdachte op 22 juni 2011 als bewijs dient te worden uitgesloten. Verdachte heeft tijdens dat verhoor niet steeds bijstand van een raadsman of vertrouwenspersoon gehad en het verhoor is te intensief en indringend geweest en dit levert een vormverzuim op.
De rechtbank stelt het volgende vast. Verdachte is op 15 juni 2011 aangehouden. Hij is nadien meerdere keren door de politie gehoord. Tot het verhoor op 22 juni 2011 is verdachte bij het verhoor steeds bijgestaan door een raadsman of een van zijn ouders als vertrouwenspersoon. Uit de processen-verbaal van verhoor van 22 juni 2012 blijkt dat het verhoor die dag is gestart omstreeks 10.05 uur zonder vertrouwenspersoon of advocaat. Verdachte zegt dat hij zijn ouders er niet bij wil hebben, maar wel zijn advocaat omdat hij wil verklaren. Hij wil zijn verhaal doen. Om 10.25 uur arriveerde de advocaat en heeft verdachte eerst overleg met zijn advocaat. Tot dat tijdstip is niet over het ten laste gelegde gesproken. Verdachte wordt vervolgens tot omstreeks 11.30 uur gehoord en verklaart inhoudelijk over de ten laste gelegde feiten.
Om 13.30 uur wordt het verhoor hervat. De advocaat kan niet aanwezig zijn en verdachte wil liever niet dat een van zijn ouders aanwezig is. Verdachte doet afstand van verhoorbijstand door een van zijn ouders. Verdachte legt vervolgens een nadere inhoudelijke verklaring af. Het verhoor wordt om 15.35 uur tot 16.12 uur voor een pauze onderbroken. De politie belt de raadsman die zegt nog op zitting te zijn. Afgesproken wordt later nog contact te hebben als het verhoor nog in de avonduren zou doorgaan. De politie spreekt later om 17.35 uur de voicemail van de advocaat in. Van 17.25 tot 18.15 uur is er een onderbreking voor diner. Vanaf 18.48 uur wordt de verdachte weer bijgestaan door zijn raadsman. Om 21.10 uur eindigt het verhoor, inclusief lezen en ondertekenen van het proces-verbaal van 39 pagina’s. Op 23 juni 2012 is verdachte verder verhoord steeds in aanwezigheid van de raadsman. Op 15 augustus wordt verdachte wordt voor de laatste keer gehoord. Hij heeft dan afstand gedaan van verhoorbijstand door ouders en zijn raadsman.
Het verweer roept twee vragen op. Ten eerste of het recht op verhoorbijstand op 22 juni 2011 is geschonden en ten tweede of het verhoor voor verdachte zodanig intensief en indringend was dat aan de inhoud geen waarde kan worden gehecht.
De eerste vraag beantwoordt de rechtbank negatief. De verdachte had gezien de ernst van de feiten waarvan hij wordt verdacht en zijn leeftijd recht op consultatie- en verhoorbijstand. De rechtbank is van oordeel dat aan het afstand doen van deze rechten in geval van een minderjarige verdachte strenge eisen mogen worden gesteld. Gelet op de hiervoor genoemde gang van zaken spitst de beoordeling zich toe op de verhoorbijstand bij het verhoor op 22 juni 2011. Die middag is verdachte van 13.30 uur tot terugkeer van de raadsman om 18.48 uur zonder verhoorbijstand gehoord. Die ochtend en avond, vanaf 18.48 uur, is hij wel gehoord in het bijzijn van zijn advocaat. Tijdens het gehele verhoor van die dag verklaart verdachte over de feiten waarvan hij wordt verdacht. De verdachte is op de pleegdatum en ten tijde van het betreffende verhoor een 17-jarige verdachte. Aan het verhoor op 22 juni 2011 zijn meerdere verhoren vooraf gegaan. Verdachte heeft na zijn aanhouding de raadsman geconsulteerd en bij de verhoren is steeds een raadsman of vertrouwenspersoon aanwezig geweest. Op 22 juni 2011 is voor en na het gedeelte van het verhoor waar geen verhoorbijstand was, geen bezwaar of opmerking gemaakt met betrekking tot de afwezigheid van verhoorbijstand en bij aanvang op 13.30 uur doet verdachte afstand, expliciet afstand van bijstand van zijn ouders en impliciet van bijstand door zijn raadsman. Gelet op deze feiten en omstandigheden is er geen sprake van een vormverzuim als door de verdediging is betoogd. Overigens neemt verdachte op 15 augustus geen afstand van zijn verklaring afgelegd op 22 juni.
Ten aanzien van de tweede vraag die het verweer heeft opgeroepen overweegt de rechtbank het volgende. Uit de informatie in dossier over de persoon van de verdachte komt naar voren dat verdachte zich minder dan gemiddeld gedurende langere tijd goed kan concentreren. De tijden en de onderbrekingen van het verhoor op 22 juni zijn naar het oordeel van de rechtbank echter zodanig dat geen sprake is geweest van een te intensief verhoor. Van op hem uitgeoefende ongeoorloofde druk of anderszins te indringende verhoormethode is evenmin gebleken. De rechtbank wordt in dit oordeel gesterkt door de volgende drie feiten. Ten eerste heeft de raadsman op 22 juni 's middags tijdens telefonisch contact met de politie niets gezegd over het doorgaan van het verhoor of de lengte ervan. In de tweede plaats doet de raadsman dit evenmin 's avonds als hij er weer bij is vanaf 18.48 uur. In de derde plaats doet verdachte dit ook niet, eigenlijk integendeel. Zo zegt verdachte in de middag (voor de pauze van 17.25) dat hij nieuwsgierig is wat hem te wachten staat in de ondervraging. Voorts zegt hij 's avonds: "Ik ben al zo lang verhoord. (...) En vandaag ben ik al vanaf 11.00 uur hier om te worden gehoord. Dus dat is al lang. Ik weet niet hoe laat het is." De politie geeft aan dat het 19.05 uur is. De reactie van verdachte luidt: "Oh, dat valt dan wel mee". De raadsman reageert hier niet op.
De rechtbank overweegt over de inhoud van de verklaring van die dag nog dat verdachte wordt geconfronteerd met de verklaring van [slachtoffer 1]. Er worden hem onderdelen van haar verklaring voorgehouden. Soms delen die uit tientallen zinnen bestaan. In reactie daarop verklaart verdachte over delen die hem zijn voorgehouden dat het klopt, soms dat delen wel kloppen of weer op andere voorgehouden delen dat het onzin is. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte gedurende het verhoor voldoende oplettend en aandachtig was om inhoudelijk te reageren op de hem voorgehouden vragen. Dit past niet bij het verweer van de verdediging dat het verhoor te intensief en indringend was voor deze verdachte met een beperkte concentratie. De rechtbank betrekt hierbij de eigen indruk ter zitting waarop verdachte eerst als getuige en later als verdachte heeft verklaard. De rechtbank ziet dan ook geen reden om verdachte niet aan de inhoud van de door hem afgelegde verklaringen bij de politie te houden en zal deze, ook die op 22 juni 2011, niet uitsluiten van het bewijs.
Ten aanzien van feit 1
Aangifte [slachtoffer 1]
Verdachte en [slachtoffer 1] kennen elkaar van het ROC Midden Nederland in Utrecht. Ze hebben via MSN regelmatig contact met elkaar en spreken een aantal keer af bij verdachte thuis aan de [adres] in Utrecht. De ene keer zijn de ouders van verdachte thuis, de andere keer niet. In zijn huis gaan zij altijd gelijk naar de slaapkamer van verdachte op de zolderverdieping. Kijken dan tv/films en hebben seks. [slachtoffer 1] vindt verdachte leuk en zij voelt zich fijn bij hem. De derde afspraak die zij (weer bij verdachte thuis) hebben, vindt plaats op 29 april 2011.
[slachtoffer 1] verklaart dat zij op vrijdag 29 april 2011 seks heeft met verdachte. Daarna stelt verdachte een trio voor. [slachtoffer 1] zegt tegen hem dat ze dat niet wil. Zij ziet dat verdachte boos wordt. Verdachte zegt dat hij een vriend heeft die vast heeft gezeten en dat die het wel verdient om seks te hebben. [slachtoffer 1] zegt dan tegen verdachte dat hij daarvoor maar iemand anders moet zoeken. [slachtoffer 1] ziet dat verdachte aan het sms’en is en vraagt hem “Ben je het al aan het regelen dan?”. [slachtoffer 1] hoort verdachte zeggen: “Ik heb alleen je toestemming nog nodig”. [slachtoffer 1] zegt dat als er iemand zou komen dat zij dan weg zou gaan. Er komt niemand. Daarna hebben zij nog een keer seks. Rond 16.00 uur gaat [slachtoffer 1] naar huis. Zij zit dan nog wel met de vraag van verdachte over het triootje. [slachtoffer 1] is toen gaan sms’en hierover toen zij op de bus zat te wachten. Zij krijgt van vriendinnen te horen dat zij niet meer naar verdachte moet gaan, omdat hij haar alleen maar zou gebruiken.
Op 30 april 2011 gaat [slachtoffer 1] naar haar werk in Driebergen. Zij werkt vanaf 17.00 uur tot 21.30/22.00 uur. Zij heeft dan geen contact meer gehad met verdachte. Zij heeft verdachte nog wel gezien in de Koninginnenacht, maar dat was alleen maar even dag zeggen. [slachtoffer 1] ziet op haar telefoon dat zij gemiste oproepen heeft van verdachte. Ook heeft zij een sms’je ontvangen waarin verdachte vraagt waar zij is. Rond 22.00 uur belt verdachte haar op en vraagt hoe het gaat en wat zij gaat doen. Hij vraagt of zij langs wil komen. [slachtoffer 1] zegt dat het wel kan, maar zij weet het niet goed. Zeker na wat hij haar die dag ervoor had gevraagd, over een trio. Verdachte vraagt of zij vriendinnen mee wil nemen. [slachtoffer 1] twijfelt of ze moet gaan, omdat hij met vrienden was. [slachtoffer 1] wilde er eigenlijk niet naar toe, omdat verdachte die vrijdag had gevraagd om ook seks te hebben met een vriend van hem.
[slachtoffer 1] vindt verdachte nog steeds leuk en wil daarom wel naar hem toe. [slachtoffer 1] praat er nog over met [collega slachtoffer 1], een jongen van haar werk. [collega slachtoffer 1] zegt dat ze niet moet gaan. [collega slachtoffer 1] heeft de vriendin van [slachtoffer 1] ([getuige 1]) een sms-bericht gestuurd om haar tegen te houden. [getuige 1] komt er ook aan en met haar heeft [slachtoffer 1] nog een gesprek op het werk. [getuige 1] zegt ook dat zij niet naar verdachte moet gaan, omdat zij nooit kan weten wat er zou kunnen gebeuren. [slachtoffer 1] drinkt anderhalf glaasje witte wijn na haar werk. Ondertussen belt verdachte nog een keer en vraagt of ze komt. [slachtoffer 1] zegt dat ze geen vriendinnen kan regelen. [getuige 1] staat bij dit gesprek. Ze staat naast [slachtoffer 1]. Verdachte vraagt of [slachtoffer 1] niet alleen kan komen, hij wil haar wel ophalen. [slachtoffer 1] zegt dat hij later terug moet bellen. [slachtoffer 1] maakt haar gesprek met [getuige 1] af en zegt dat zij verdachte erg leuk vindt en dat ze wel wil gaan. [getuige 1] snapt het wel, maar ze zegt ook dat ze niet moet gaan. In het telefoongesprek met verdachte, waar [getuige 1] bij stond heeft [slachtoffer 1] gezegd dat zij het niet met verdachte zijn vrienden wilde doen. [slachtoffer 1] hoort dat verdachte zegt “waarom dan niet”? [slachtoffer 1] zegt dan dat zij geen hoer is. Later belt verdachte haar weer en hij zegt dat hij met vrienden haar komt ophalen in Driebergen op de [adres], dat konden ze vinden. De Tom Tom kon namelijk alleen die straat vinden. Verdachte zegt dat ze wel moet meewerken en naar hem toe moet komen. Zij moet er ook een beetje moeite voor doen om bij hem te zijn. [slachtoffer 1] vindt het wel eng. [slachtoffer 1] is ongesteld. Dat heeft ze dan al in een sms aan verdachte verteld. [slachtoffer 1] gaat toch omdat zij hem eigenlijk wel gewoon leuk vindt. Ze gaat per fiets naar Driebergen en is daar omstreeks 23.30 uur. [slachtoffer 1] weet dat omdat zij dan op haar mobiel kijkt om te sms’en met verdachte, om te kijken waar hij is. Verdachte en zijn vrienden zijn er eerder. Verdachte is met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] rijdt. [slachtoffer 1] gaat achterin naast verdachte zitten en zegt “hoi” tegen de rest. Zij gaan vervolgens naar Utrecht via een coffeeshop. [slachtoffer 1] heeft het er dan over met verdachte dat zij het toch echt niet met zijn vrienden hoeft te doen. Verdachte zegt: “Nee, nee echt niet”. [slachtoffer 1] bespreekt dat niet al te hard met verdachte. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] horen dit niet omdat de muziek hard aan staat. [medeverdachte 2] gaat naar binnen om wiet te halen. [slachtoffer 1] drinkt in de auto de helft van het blikje bier van verdachte op. Ze moeten heel zachtjes doen bij het huis van verdachte, want de buren mogen het niet horen. De buurman heeft geklaagd dat het te luidruchtig was. Dan lopen ze via achter, de tuin in. Er zitten binnen allemaal vrienden. [slachtoffer 1] ziet [medeverdachte 3], de Chinees, de jongen die ze homo noemen en de dikke Marokkaan. Ze zitten op de bank en bij de eettafel. [slachtoffer 1] zegt “hoi” en stelt zich voor. Dan gaat ze aan de eettafel zitten. [medeverdachte 3] gaat erbij zitten en zegt:“He ouwe klasgenoot”. [slachtoffer 1] gaat dan met hem praten over waarom hij niet meer in de klas komt. [medeverdachte 3] zegt dat hij twee maanden had vastgezeten voor zware mishandeling. [slachtoffer 1] wordt vervolgens gebeld door [getuige 1] en zij gaat even bij de trap staan. [slachtoffer 1] vertelt dat ze toch naar verdachte is gegaan en dat het wel goed is, omdat ze wel aardig voor haar zijn. [slachtoffer 1] vertelt ook dat er een oude klasgenoot is. [getuige 1] zegt tegen [slachtoffer 1] dat zij altijd kan bellen als het niet goed gaat. [slachtoffer 1] zit half op de trap als verdachte er aan komt. [slachtoffer 1] wil naar beneden lopen, maar verdachte zegt tegen haar dat ze maar vast naar boven moet lopen. [slachtoffer 1] vindt dat wel raar, maar ze doet het. [slachtoffer 1] vindt dat raar omdat het lijkt of het alleen maar om de seks gaat. Ze was er nog maar net en dan wil verdachte alweer naar boven. [slachtoffer 1] gaat naar de slaapkamer van verdachte. Op de slaapkamer doet zij haar jas uit. Daarna komt verdachte al vrij snel. Verdachte vraagt aan haar: “Je bent niet ongesteld hè?” [slachtoffer 1] zegt van wel. [slachtoffer 1] vraagt dan nog een keer aan verdachte of zij het echt niet met zijn vrienden hoeft te doen. Ze hoort verdachte zeggen dat het echt niet hoeft. Dit vraagt [slachtoffer 1] omdat zij er bang voor is dat zij het wel moet doen. Ze hoort dat verdachte aan haar vraagt of zij hem wil pijpen. Ze heeft er niet zo’n zin in, maar ze doet het toch. Dit omdat ze bang is dat Verdachte anders boos wordt. Ze neuken niet omdat [slachtoffer 1] ongesteld is. Ze heeft haar kleren nog aan en zit op zijn bed. Verdachte staat voor haar met zijn broek en zijn boxer naar beneden. Hij komt klaar in haar mond. Ze slikt het door.
Dan zegt verdachte dat hij een vriend gaat halen. [slachtoffer 1] en verdachte krijgen daar discussie over. Verdachte blijft zeggen dat zijn vriend twee maanden heeft vastgezeten en dat hij toch wel seks heeft verdiend. [medeverdachte 3] komt naar boven. [slachtoffer 1] heeft haar jas alweer aangedaan en staat voor de spiegel. Zij ziet [medeverdachte 3] naar boven lopen. Ze kletsen eerst wat op de trap. Dan komt hij helemaal naar boven. Ze gaan op het bed zitten en kletsten over school. Dat duurt ongeveer drie minuten. [medeverdachte 3] vraagt waarom [slachtoffer 1] haar jas aan heeft. [slachtoffer 1] zegt dat als zij het met iemand moet doen dat zij dan weg zou gaan. [medeverdachte 3] vraagt of ze naast hem komt zitten. Ze hebben er een gesprek over. [slachtoffer 1] zegt dat Verdachte tegen haar zei dat zij het met [medeverdachte 3] moet doen. [slachtoffer 1] ziet dat [medeverdachte 3] lacht en zegt: “ja, gekke [verdachte]..”. [slachtoffer 1] zegt dat zij slechte ervaringen heeft met jongens. Ze zegt tegen [medeverdachte 3] dat ze het niet wil. Verdachte komt dan boven en [slachtoffer 1] hoort verdachte zeggen: “Je moet niet kletsen maar ketsen”. Verdachte zegt dit lacherig. Het komt op [slachtoffer 1] een beetje gemeen over. Verdachte doet een dakraam open en zegt tegen verdachte dat ze niet wil. Dat ze [medeverdachte 3] niet wil pijpen en dat ze niet wil neuken. Terwijl ze het er nog over hebben, trekt verdachte haar naar het bed toe aan haar bovenarm. [slachtoffer 1] wil niet. Ze hoort verdachte zeggen: “Doe toch gewoon, hij is toch lief”. Dan zegt verdachte dat ze het moet doen voor hem. [slachtoffer 1] ziet dat verdachte tussen [medeverdachte 3] en haar in gaat zitten. Zij ziet dat verdachte de hand van [medeverdachte 3] op haar been legt. [slachtoffer 1] hoort dat hij tegen [medeverdachte 3] zegt: “Kijk zo moet je dat doen”. Verdachte gaat weg en doet de deur dicht. [medeverdachte 3] zit dan aan [slachtoffer 1]. Hij doet haar bh naar beneden en zit aan haar borsten met zijn hand en zijn mond. Dan doet [medeverdachte 3] zijn broek naar beneden en duwt haar hoofd naar zijn piemel. Met zijn hand hard tegen haar achterhoofd. Zijn piemel is stijf. Zijn piemel zit in haar mond en zijn hand zit steeds tegen haar achterhoofd en hij duwt haar hoofd steeds omhoog en beneden bij zijn piemel. [medeverdachte 3] komt al heel snel. Het duurt ongeveer twee minuten. [slachtoffer 1] slikt het door. [medeverdachte 3] doet zijn broek weer aan en vraagt aan [slachtoffer 1] of hij verdachte moet halen. [slachtoffer 1] zegt dat het goed is, want zij voelt zich heel erg klote omdat zij het toch heeft toegelaten, ze heeft hem niet geslagen of iets. [slachtoffer 1] is bang. Bang dat hij haar zou terugslaan als zij hem zou slaan. Ze is ook bang dat verdachte heel erg boos zou worden. Wel heeft ze zijn hand weggetrokken als [medeverdachte 3] aan haar zat. [slachtoffer 1] doet haar bh weer aan.
Maar vervolgens komt niet verdachte, maar [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] zegt dan: “Ik ben [verdachte]”. [slachtoffer 1] zit op het bed en [medeverdachte 2] springt op haar. Ze zegt dat ze niet wil dat hij op haar springt. Zij wil steeds rechtop gaan zitten, door [medeverdachte 2] weg te duwen. Ze probeert overeind te komen omdat ze weg wil gaan. Zij voelt dat [medeverdachte 2] haar steeds terugduwt. [medeverdachte 2] gaat dan een condoom halen. [slachtoffer 1] hoort hem zeggen: “je bent echt ongesteld hè?” [slachtoffer 1] denkt dat hij dit van verdachte weet. [medeverdachte 2] komt weer naar boven en verdachte komt ook mee. [slachtoffer 1] ziet dat verdachte een handdoekje heeft dat hij op het bed legt, omdat [slachtoffer 1] zou kunnen lekken in verband met haar ongesteldheid. [medeverdachte 2] doet zijn broek uit en daarna ook de broek van [slachtoffer 1]. Hij heeft een stijve. [slachtoffer 1] zegt dat ze niet wil. Voordat ze het wist zit zijn piemel in haar kut. [medeverdachte 2] gaat stoten. Hij maakt kreungeluiden. [slachtoffer 1] denkt dat dit ongeveer vijf minuten duurt. Dan komt [medeverdachte 2] klaar en gaat hij van haar af. [slachtoffer 1] heeft het condoom met het sperma erin gepakt, omdat zij bang was dat het anders in haar kwam. Zij legt er een knoopje in en gooit het in de prullenbak. [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] kleden zich aan. [medeverdachte 2] loopt snel naar beneden en [slachtoffer 1] wil dat dan ook doen.
[slachtoffer 1] ziet op de trap dat [medeverdachte 1] er aan komt. [medeverdachte 1] houdt haar op de trap tegen. Hij zegt: “Nee, nee eerst even mee naar boven en dan mag je wat drinken”. Bij de slaapkamerdeur van verdachte houdt hij haar tegen door zijn arm tegen de deurpost te houden, zodat zij er niet door kan. Vervolgens trekt [medeverdachte 1][slachtoffer 1] aan haar arm op het bed en doet hij zijn broek open. [slachtoffer 1] moet hem dan pijpen. Hij heeft een wat stijve piemel. Hij duwt met zijn hand haar hoofd naar zijn piemel. [slachtoffer 1] zegt dat ze het niet wil en hoort [medeverdachte 1] zeggen: “Nog eventjes”. Hij doet haar hoofd dan weer terug naar zijn piemel. De piemel wordt steeds harder. Dit duurt wel een minuut of zeven. Langer dan bij [medeverdachte 3] of Verdachte. [slachtoffer 1] slikt het sperma door als [medeverdachte 1] klaarkomt. Dan doet [medeverdachte 1] zijn broek aan en gaat naar beneden.
Verdachte komt boven met wat water voor [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] zit op het bed. Verdachte zegt dan dat ze nog even moet. De homo komt de kamer binnen. De homo zegt tegen [slachtoffer 1]: “Je wilt het niet hè?” [slachtoffer 1] zegt dat dit klopt. [slachtoffer 1] hoort de homo vervolgens zeggen dat hij ook eigenlijk niet weet of hij wel wil. [slachtoffer 1] zegt dan tegen de homo dat hij gewoon moet zeggen dat hij het met haar heeft gedaan. Dat zegt de homo vervolgens ook tegen de jongens. Later hoort [slachtoffer 1] de jongens tegen de homo zeggen: “Je hebt het niet met haar gedaan hè?” Dit zeiden [medeverdachte 2] en die dikke Marokkaan.
Verdachte zegt dat [slachtoffer 1] het echt zelf wil en [slachtoffer 1] zegt dat dit echt niet zo is. [slachtoffer 1] herinnert zich nog dat verdachte zei: “Dit is je laatste”. Daarna mag ze dan blijven slapen. De Chinees komt boven en gaat op het bed zitten. Verdachte doet de broek en de string van [slachtoffer 1] uit en gaat weg. Die Chinees doet zijn broek uit en doet een condoom om. [slachtoffer 1] ziet echter dat deze is gescheurd. [slachtoffer 1] ligt op haar rug en die Chinees doet zijn piemel in haar kut en gaat stoten. [slachtoffer 1] denkt dan “laat maar”. Het had geen zin meer om hem tegen te houden. Hij komt klaar. [slachtoffer 1] hoort dat die Chinees zegt dat het condoom gescheurd is en [slachtoffer 1] voelt dit ook. Ze voelt sperma. Die Chinees doet zelf zijn condoom af. [slachtoffer 1] gaan dan plassen om dat spul er uit te doen. [slachtoffer 1] is dus eerder weg dan die Chinees.
[slachtoffer 1] gaat dan naar beneden en drinkt iets. [medeverdachte 2] en de dikke Marokkaan zitten vervolgens weer aan haar. Als [slachtoffer 1] aan de eettafel zit met wat water staan zij achter [slachtoffer 1] en zitten aan haar borsten en trekken aan haar haren. Verdachte zit ook nog aan haar borsten. Hij zegt dan tegen [slachtoffer 1]: “Je kan maar beter naar boven gaan, want anders verkrachten ze je nog”. [slachtoffer 1] gaat naar boven om te gaan slapen. [slachtoffer 1] kan niet meer weg. [slachtoffer 1] wil gaan slapen, maar de jongens komen steeds naar boven. Eerst [medeverdachte 2] en die dikke Marokkaan. Ze komen bij haar liggen en zitten aan haar in de slaapkamer van verdachte. Dan komt [medeverdachte 3] bij [slachtoffer 1] liggen. [medeverdachte 2] komt op haar liggen. De dikke Marokkaan wil zijn broek uittrekken. [slachtoffer 1] zegt dan heel hard: “Hou op”. Verdachte komt naar boven en [slachtoffer 1] hoort hem zeggen: “Laat haar nu maar even met rust”. De jongens gaan naar beneden. Later komt die Chinees nog een keer naar boven.
[slachtoffer 1] doet haar jas aan en gaat naar beneden. Het is 05.45 uur als zij buiten staat. Een jongen die zij niet kent die haar wel naar huis wil brengen omdat hij ook naar Zeist moet, vertrouwt ze niet en ze gaat uiteindelijk lopend naar het station. Daar belt ze haar moeder. Die haalt haar vervolgens op bij station Driebergen.
Ten aanzien van feit 2
Verklaringen [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] verklaart bij de politie dat verdachte haar op 5 mei 2011‘s avonds had gebeld. Verdachte zei dat [slachtoffer 1] naar hem toe moest komen. Verdachte had ‘sorry’ gezegd en omdat zij hem toch nog leuk vond, wilde ze wel naar hem toe. [slachtoffer 1] vond het wel eng. Thuis heeft ze tegen haar ouders gezegd dat zij bij een vriendin zou slapen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij tegen Verdachte had gezegd dat zij geen seks meer wilde hebben met zijn vrienden. Verdachte zei dat het niet hoefde. [slachtoffer 1] gaat met de trein van 23.03 uur naar het station in Utrecht en neemt aansluitend de bus. Verdachte haalt haar op vanaf de bushalte. Toen hij [slachtoffer 1] ophaalde hebben zij gepraat. [slachtoffer 1] heeft gevraagd: “ik hoef het toch echt niet met je vrienden te doen hè? Dat wil ik echt niet”. [slachtoffer 1] hoort verdachte zeggen dat het niet hoeft en dat zij van hem is. In het huis aangekomen ziet [slachtoffer 1] een heleboel jongens zitten. Ook jongens die er op 30 april 2011 waren. Zij vond het best eng om daar weer te zijn. In ieder geval zag zij [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], de Chinees, de dikke Marokkaan, [medeverdachte 1] en twee jongens die zij niet kende. Als ze later op hyves kijkt ziet ze dat een van de twee onbekende jongens [medeverdachte 4] heet of zoiets. De andere onbekende jongen had een hele bruine tint, mogelijk Surinaams en een oorbel. Een zilveren knopje, zij weet niet in welk oor. [slachtoffer 1] schat hem 17 jaar. Hij was iets langer dan zij zelf, dun en heeft zwart, kort en stijl haar. Op de hyves-pagina van verdachte kwam ze twee foto’s tegen waar die Chinees en die Surinamer op stonden. De hyvesnaam van die Surinamer is [hyvesnaam].
[slachtoffer 1] geeft bij het begroeten een paar jongens een paar kussen. [medeverdachte 4] geeft zij een hand en [slachtoffer 1] stelt zich voor aan de Surinamer. Vervolgens gaat [slachtoffer 1] met verdachte naar boven. Zij vraagt dan nog een keer aan verdachte of zij het niet met zijn vrienden hoeft te doen. Vervolgens hebben verdachte en zij boven seks. Daarna kleden zij zich aan. Verdachte was al naar beneden aan het lopen toen [slachtoffer 1] naar beneden ging en op de trap [medeverdachte 3] tegen kwam. [slachtoffer 1] hoort hem zeggen “kom mee naar boven”. Zij zegt “nee” en zij gaat naar de beneden naar de eettafel. Zij ziet dat [medeverdachte 4], de Surinamer en die dikke Marokkaan aan tafel videoclips aan het kijken zijn op YouTube. De andere jongens zitten op de bank. Dit zijn [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en die Chinees. De jongen die de homo werd genoemd belt aan en kwam binnen. Verdachte vraagt aan [slachtoffer 1] of zij mee gaat naar boven om te douchen. Ze hebben seks onder de douche. Vervolgens doet [slachtoffer 1] haar kleding weer aan en zij en verdachte gaan naar beneden. Zij gaat weer aan de eettafel zitten. Vervolgens ziet zij dat [medeverdachte 2] een nagelvijl heeft en achter haar gaat staan. Zij weet niet zeker of het een vijl of een mesje is. Zij voelt dat hij de vijl langs haar nek haalt en hoort dat hij tegen haar zegt dat zij hem een kusje moet geven. [slachtoffer 1] kijkt verdachte aan en dan zegt [medeverdachte 2] “geef, geef”. Toen moest verdachte lachen en omdat [slachtoffer 1] bang is dat [medeverdachte 2] haar gaat snijden, geeft zij hem toch maar een kusje op zijn wang. [medeverdachte 2] wil het nog een keer doen, maar dan zegt verdachte dat hij moet ophouden en [medeverdachte 2] legt het mesje weg. Verdachte zegt tegen [slachtoffer 1] dat zij mee moet komen naar boven. Zij gaan naar zijn slaapkamer op het bed. Verdachte vraagt aan [slachtoffer 1] of zij hem wil pijpen. Vervolgens komen er twee jongens binnen, waaronder [medeverdachte 2]. Die andere jongen gaat weg, maar [medeverdachte 2] niet. [slachtoffer 1] ligt op haar rug op het bed. Verdachte houdt haar vast en [medeverdachte 2] doet haar joggingbroek uit. [slachtoffer 1] moet huilen. Ze zegt dat ze het niet wil maar verdachte heeft haar vast bij haar schouders. [medeverdachte 2] doet ook haar onderbroek uit. [slachtoffer 1] hoort verdachte zeggen: “ik ben toch bij je schatje, het komt goed”. [slachtoffer 1] hoort verdachte tegen [medeverdachte 2] zeggen: “steek hem er in dan”. [slachtoffer 1] hoort en ziet dat ze allebei moeten lachen. Ze stribbelt tegen door zich om te draaien en steeds omhoog te komen, maar verdachte heeft haar vast. Dan doet [medeverdachte 2] zijn pik in haar kut. [slachtoffer 1] huilt en zegt dat ze het niet wil. Ze zegt ook vragend tegen verdachte dat het toch niet hoefde. Maar hij reageert niet. [medeverdachte 2] lacht alleen maar. [medeverdachte 2] zegt vervolgens tegen Verdachte dat hij weg moet gaan, maar verdachte zegt dat [slachtoffer 1] alleen maar zou gaan schreeuwen als hij weg zou gaan. [slachtoffer 1] is bang en verdrietig en bang dat ze tegen mensen zouden zeggen dat zij het allemaal vrijwillig heeft gedaan of dat verdachte boos zou worden en haar zou slaan. Op MSN had verdachte immers al een keer verteld dat hij een meisje wilde slaan omdat zij niet gereageerd had op zijn sms-je. [medeverdachte 2] stoot in [slachtoffer 1]. Zij weet niet of hij is klaargekomen. Ze denkt dat hij een condoom om had, maar dat weet ze niet zeker. Verdachte heeft haar nog vast op het moment dat [medeverdachte 2] aan het stoten is. Verdachte zegt steeds “doe maar rustig, ik ben bij je, het komt wel goed”. Dan gaan [medeverdachte 2] en verdachte weg.
Vervolgens gaat verdachte in de slaapkamer van zijn ouders liggen om te slapen. [medeverdachte 2] en de Surinamer komen in het bed bij [slachtoffer 1] liggen. [medeverdachte 2] zit aan haar maar verdachte komt weer naar boven en neemt [slachtoffer 1] mee naar het bed van zijn ouders. De Surinamer komt er ook bij liggen en begint aan [slachtoffer 1] te zitten. Vervolgens komt [medeverdachte 4] er nog bij liggen. [medeverdachte 4] zegt: “kom [slachtoffer 1], wij gaan neuken”. [slachtoffer 1] zegt dat zij dat niet wil. Verdachte moet lachen. [medeverdachte 4] probeert de broek van [slachtoffer 1] uit te trekken maar [slachtoffer 1] trekt haar broek steeds weer terug. Zij hoort dat verdachte tegen [medeverdachte 4] zegt dat hij rustig moet praten. Dan zegt verdachte tegen [slachtoffer 1]: “werk gewoon mee”. [slachtoffer 1] zegt dat zij dat niet wil. [slachtoffer 1] gaat uit bed en zegt dat ze naar huis wil. Ze gaat bij verdachte liggen. [medeverdachte 4] ligt achter haar en daarachter ligt de Surinamer. [medeverdachte 4] houdt haar vast bij haar heupen. Verdachte vraagt of zij hem nog een keer wil pijpen. [slachtoffer 1] zegt tegen verdachte dat ze dat niet wil waar iedereen bij is. Verdachte blijft zeuren en doet zijn broek half naar beneden. Dan zegt [medeverdachte 4] “ja, doe gewoon anders gaan wij neuken”. Vervolgens willen verdachte en [medeverdachte 4] haar broek naar beneden doen maar [slachtoffer 1] trekt haar broek steeds weer naar boven. Uiteindelijk doet [medeverdachte 4] de broek toch naar beneden, terwijl de [slachtoffer 1] vast houdt bij haar armen. Verdachte moet lachen. [medeverdachte 4] doet zijn broek en zijn boxer uit en stopt zijn stijve piemel in haar vagina. [slachtoffer 1] huilt en zegt tegen hen allemaal dat ze moeten stoppen. [medeverdachte 4] stoot. [slachtoffer 1] weet niet of hij een condoom gebruikt. [slachtoffer 1] hoort hem tegen verdachte zeggen dat hij twee keer in haar is klaargekomen. [slachtoffer 1] is boos en verdrietig. Ze trekt haar kleding weer aan. Verdachte komt vervolgens bij [slachtoffer 1] en vraagt of zij hem wil pijpen. [slachtoffer 1] wil het niet, maar doet het toch.
[medeverdachte 4] en de Surinamer komen er weer bij. Vervolgens slaan zij met z’n drieën met hun pik in haar gezicht. [slachtoffer 1] zegt dat ze moeten stoppen en draait haar hoofd weg. [medeverdachte 4] zegt dat zij hem moet pijpen. Ze zegt dat ze het niet wil. [slachtoffer 1] ziet en voelt vervolgens dat verdachte hard haar hoofd en haren vast houdt en naar de pik van [medeverdachte 4] duwt. Het doet zeer. Ze houdt haar mond dicht. [slachtoffer 1] hoort de jongens aan de Surinamer vragen of hij wil helpen. Hij moet [slachtoffer 1] vasthouden omdat zij tegenstribbelde. De Surinamer houdt haar bij haar schouders vast. Dan zit de pik van [medeverdachte 4] er heel even in, ongeveer twee seconden. Vervolgens gaat verdachte op [slachtoffer 1] zitten, terwijl zij nog op haar rug ligt. Verdachte zegt dat ze [medeverdachte 4] gewoon moet pijpen, maar dat wil ze niet. Vervolgens weet [slachtoffer 1] nog dat die Surinamer met zijn pik in haar kut is gegaan, maar zij kan zich niet echt niet meer herinneren hoe dat precies is gegaan. Verdachte drukt op haar keel, zodat zij niet weg zou gaan. Ze weet niet meer of zij zijn klaargekomen en of zij condooms hebben gebruikt. [slachtoffer 1] verlaat rond half 10, 10 uur ’s ochtends het huis.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank is van oordeel dat alle bestanddelen uit de delictsomschrijving en het tenlastegelegde in de aangifte zijn terug te vinden; de onvrijwilligheid, het geweld, de feitelijkheid, het binnendringen en het medeplegen.
Op de terechtzitting en bij de rechter-commissaris heeft aangeefster verteld, als antwoord op vragen daarnaar dan wel uit eigen beweging, op welke manier ze telkens heeft duidelijk gemaakt dat ze geen seks met een jongen wilde. Het komt erop neer dat ze steeds heeft gezegd geen seks te willen en dat ze heeft tegengestribbeld bij het uitdoen van kleding. Ze denkt wel dat ze meer had kunnen en moeten doen, zoals schreeuwen of slaan. Mede daarom voelde ze zich ook schuldig. Tijdens die verhoren heeft ze ook verteld dat er verschillende redenen waren waarom ze zich gedwongen voelde om tegen haar zin seks te hebben. Er was de angst om verdachte teleur te stellen zodat hij haar niet meer leuk zou vinden terwijl ze zo verliefd op hem was en zich goed voelde bij hem terwijl ze het thuis zo moeilijk had. Maar er was ook de angst voor hem omdat hij eerder had verteld dat hij een meisje had geslagen dat niet deed wat hij wilde. Tenslotte was er de angst voor de andere jongens van wie ze van een aantal had gehoord dat ze in de gevangenis hadden gezeten en gevaarlijk waren. Tevens noemt ze dat ze niet huis kon of wilde zijn wegens de problemen thuis en dat ze niet langs de jongens beneden durfde te gaan.
Betrouwbaarheid [slachtoffer 1]
De verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1]) vormen de kern in de bewijsconstructie van de officier van justitie. Anders gezegd, als die verklaringen wegvallen - bijvoorbeeld omdat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn – kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen. De verdediging heeft bepleit dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn en als gevolg hiervan van het bewijs moeten worden uitgesloten.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] echter betrouwbaar en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft, om zich een indruk van [slachtoffer 1] te vormen en de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaringen te toetsen, haar op de zitting gehoord. [slachtoffer 1] heeft ten overstaan van de rechtbank uitgebreid en emotioneel verklaard. De rechtbank heeft geconstateerd dat zij bepaalde vragen (te weten die naar de details van de seksuele handelingen die zij als onvrijwillig heeft betiteld) vaak niet wilde (of kon) beantwoorden maar dat zij heeft aangegeven waarom dat was en welk type vragen (open vragen) zij niet kon beantwoorden en dat zij bij ander type vragen (gesloten of deels gesloten vragen) wel antwoorden kon geven; dat zij weliswaar zei dat zij zich niet alles meer kan herinneren, maar in hoofdlijnen en sommige details steeds hetzelfde heeft verklaard; dat zij meermalen heeft uitgelegd waarom zij na 30 april - op welke datum zij naar haar zeggen door een aantal mannen is verkracht in de woning van medeverdachte [verdachte] - is teruggegaan naar de woning van medeverdachte [verdachte] en waarom zij (te) bang was om zich heftig te verzetten c.q. weg te gaan op 5 mei; dat zij gevraagd èn ongevraagd telkens opnieuw aangaf wat ze tegen verdachten heeft gezegd maar dat ze achteraf gezien misschien meer had moeten doen.
Hoewel het vreemd lijkt dat [slachtoffer 1] na de gebeurtenissen op 30 april zoals zij die duidt, is teruggegaan op 5 mei, heeft zij daarvoor een verklaring gegeven die in haar omstandigheden/vanuit haar perspectief niet ongeloofwaardig is te noemen. Onbegrijpelijk zoals de verdediging dit heeft genoemd, is niet hetzelfde als ongeloofwaardig, onbetrouwbaar of leugenachtig of niet bestaand. De vergelijking door de deskundige Wolters met de praktijken van loverboys of de situaties rondom huiselijk geweld (battered women syndrome) maken dit duidelijk. De volgende opmerkingen van [slachtoffer 1] ter zitting (weliswaar over een situatie op 5 mei) ondersteunen deze gedachtengang: “Mij verzetten lukte niet. Ik wilde weg van het bed, maar dan duwden ze mij terug. Een had je vast en de ander zat dan in je. (…) Maar op een gegeven moment ben je half bewusteloos. Je ziet het wel en je hoort het wel, maar toch.” En: “ dat ik als robot functioneerde en dat ik mijn gevoel uitschakelde. (…). U vraagt mij of bij dat uitschakelen van het gevoel de alcohol ook van belang is. Nee. Ik bedoel als zoiets gebeurt dan hoor je wel alles, maar op een gegeven moment komt het niet meer binnen”.
In de beoordeling van haar betrouwbaarheid heeft de rechtbank ook betrokken dat [slachtoffer 1] tegen meerdere mensen verteld (soms korter, soms uitgebreider) wat haar is overkomen.
Betoogd is dat de aangifte door [slachtoffer 1] is ingegeven door druk uit haar omgeving, en dat dit de betrouwbaarheid van haar verklaringen aantast. De rechtbank volgt dit niet. [slachtoffer 1] heeft meermalen verklaard dat aangifte doen en alles wat daarbij komt (verhoor politie, als getuige op zitting) haar zwaar valt. Ze heeft daardoor ook vriendinnen verloren.
Uiteindelijk worden veel van de details die [slachtoffer 1] in haar verklaringen noemt bevestigd in de verklaringen van de medeverdachten. Van belang is volgens de rechtbank met name de bevestiging van de aanwezigheid van verdachten in de woning van medeverdachte [verdachte] de betreffende nacht, wie haar ophaalde, het incident rondom de “homo” op 30 april, het incident met de vijl/briefopener op 5 mei, wie kwam en wie vertrok, het hebben van seks met haar en een gescheurd condoom. Wat de medeverdachten uiteindelijk ontkennen is de onvrijwilligheid of de dwang bij seks in een op een situaties.
Verder is er op gewezen dat [slachtoffer 1] zo gemakkelijk liegt, bijvoorbeeld tegen haar ouders over haar nachtelijke afwezigheid. Echter, uit de MSN-gesprekken van 3 en 4 mei valt af te leiden dat [slachtoffer 1] niet zelf de smoes heeft bedacht om tegen haar ouders te zeggen dat ze bij een vriendin zou overnachten.
Gelet op de details in haar verklaringen en de consistentie hierin is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn. Het rapport van de deskundige Wolters geeft voor dit oordeel geen contra-indicatie
Eerder in dit proces heeft de verdediging verzocht om een tegenonderzoek, aanvullend onderzoek of een nieuw onderzoek naar de betrouwbaarheid van aangeefster [slachtoffer 1]. De verdediging heeft in het slotpleidooi hier niet opnieuw om verzocht. Omdat de rechtbank eerder - gelet op de stand van zaken van het onderzoek op dat moment - zo’n verzoek heeft afgewezen en de verweren van de verdediging zich richten tegen de betrouwbaarheid van aangeefster en/of de waarde van het rapport van de deskundige Wolters, zal de rechtbank – wellicht ten overvloede – stilstaan bij de vraag of de rechtbank (ambtshalve) een aanvullend onderzoek naar de betrouwbaarheid van aangeefster noodzakelijk acht. De rechtbank acht aanvullend onderzoek niet noodzakelijk om de volgende drie redenen.
a) De rechtbank acht zich inhoudelijk voldoende voorgelicht.
De rechtbank beschouwt het rapport van de deskundige Wolters niet als een zelfstandig bewijsmiddel maar als een van de weeginstrumenten om de betrouwbaarheid van aangeefster [slachtoffer 1] te toetsen. De rechtbank ziet in de rapportage van deskundige Wolters geen contra-indicatie voor de betrouwbaarheid van aangeefster.
De door de rechter-commissaris aan de deskundige Wolters gestelde vraag naar de betrouwbaarheid van aangeefster acht de rechtbank afdoende beantwoord. De verdediging heeft eerder aangegeven niet de deskundigheid van de deskundige Wolters inzake de vraagstelling noch de juistheid van de vraagstelling te betwisten. Er is wel betoogd dat de deskundige Wolters niet de door de verdediging gewenste vraag is voorgelegd en dat de deskundige Wolters ook niet deskundig zou zijn geweest om die vraag te beantwoorden. Hieronder (c) gaat de rechtbank hierop nader in. De rechtbank merkt nu al op dat de verdediging telkens weer de gewenste vraagstelling aan een deskundige anders formuleren.
b) De rechtbank ziet voorts geen noodzaak om aanvullend te laten rapporteren omdat de rapportage niet deugdelijk of onvolledig zou zijn gelet op de brief van de heer [betrokkene 1] d.d. 12 februari 2012 en het standpunt van de deskundige Wolters zelf zoals verwoord ter zitting op 14 februari 2012 en in zijn brief d.d. 16 februari 2012.
De rechtbank beschouwt de reactie door de deskundige Wolters ter zitting en zijn brief voornoemd als een voldoende weerlegging van het commentaar door de heer [betrokkene 1]. Hierbij overweegt de rechtbank ten eerste dat de deskundige Wolters geconfronteerd met het commentaar van de heer [betrokkene 1] nog steeds achter zijn handtekening onder het rapport stond. Ten tweede dat de heer [betrokkene 1] noch de beschikking heeft gehad over de tenlastelegging noch over het dossier en dus alleen heeft gelet op de uiterlijke – en dus niet inhoudelijke - aanwijzingspunten in het rapport van de deskundige Wolters. De rechtbank overweegt ten derde dat het weliswaar klopt dat de deskundige Wolters niet de beschikking over het hele dossier heeft gehad maar dat de meeste verdachten tot dan toe ofwel zich hadden beroepen op hun zwijgrecht of hebben ontkend dat ze aanwezig waren. Dat is alleen anders voor de verdachte [medeverdachte 2] die heeft ontkend seksueel contact met aangeefster te hebben gehad, en verdachte die toen deels heeft bevestigd wat aangeefster heeft gezegd en deels heeft ontkend, namelijk zijn eigen aandeel in onvrijwillige seksuele handelingen door hetzij de andere verdachten hetzij door hemzelf. De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat Wolters anders bij het schrijven van zijn rapport over de betrouwbaarheid van aangeefster zou hebben gedacht als hij wel de beschikking over de verklaringen van de verdachten zou hebben gehad. Overigens beschikte hij evenmin over andere onderdelen van het dossier, zoals het buurtonderzoek, de resultaten van het forensisch onderzoek (DNA), de resultaten van telecomonderzoek en de verklaringen van andere aangeefsters in deze zaak. De deskundige Wolters vond het zelf geen onoverkomelijk probleem dat hij de opnames van verhoren niet allemaal heeft kunnen beluisteren.
De rechtbank realiseert zich terdege dat de deskundige Wolters heef gerapporteerd voordat de meeste verdachten een verklaring hebben afgelegd over de gebeurtenissen op 30 april of 5 mei. In de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] na het uitbrengen van het rapport ter zitting en bij de rechter-commissaris ziet de rechtbank echter geen aanleiding om de deskundige (of een andere deskundige) aanvullend te laten rapporteren. Dit geldt eveneens voor de verklaringen van de verdachten afgelegd na het rapport in hun eigen zaak op zitting of als getuige in andere zaken bij de rechter-commissaris.
Ten slotte wijst de rechtbank op de vraagpunten die de deskundige Wolters zelf heeft genoemd, namelijk de vraag of aangeefster voldoende kenbaar heeft gemaakt dat zij geen seks met verdachte(n) wilde en de vraag of de door haar genoemde onvrijwilligheid in combinatie met iedere verdachte gold. Hij had hier, gelet op de stand van het dossier ten tijd van zijn rapportage, niet meer over kunnen zeggen. De rechtbank acht de beantwoording van genoemde vragen overigens voorbehouden aan de rechtbank en ziet daarom niet de noodzaak over deze vragen aanvullend te laten rapporteren.
c) Ten slotte heeft de rechtbank zich opnieuw de vraag gesteld of en waarom een eerlijke procesvoering in casu aan het niet laten uitvoeren van een aanvullend deskundigenonderzoek niet in de weg staat. De rechtbank komt hierbij niet tot een ander oordeel dan eerder op 14 februari 2012 gegeven.
1) De gronden waarop een oordeel van noodzaak zou kunnen steunen: de rechtbank overweegt dat er in de hele zaak voldoende gronden zijn aangevoerd, maar dat de rechtbank deze gronden niet overneemt, zoals uit bovenstaande is gebleken;
2) het tijdstip dat een dergelijk onderzoek nog mogelijk is: de rechtbank overweegt hierover het volgende. Omdat het onderzoeksmateriaal sinds 14 februari j.l. is gewijzigd – mede door de verklaringen van verdachte(n) -, is er nu sprake van een andere situatie. De rechtbank overweegt voorts dat het niet onmogelijk is om nog een aanvullend onderzoek te laten verrichten. De rechtbank is echter van oordeel dat – gelet op de aard van de bewijswaarde van een aanvullend rapport en de inhoudelijke overwegingen ten aanzien van het rapport van de deskundige Wolters – een voortvarende afhandeling van de zaak – i.c. vonnis wijzen - prevaleert.
3) De omstandigheid dat een aanvullend onderzoek of onderzoek met een andere, nadere vraagsteling redelijkerwijs eerder had kunnen worden gedaan: nu er geen verzoek is gedaan, heeft de rechtbank ambtshalve nagedacht over de mogelijkheid van aanvullend onderzoek. De rechtbank overwoog eerder op 14 februari j.l. dat uit het systeem van de wet volgt dat de verdediging over de benoeming van de deskundige, in casu de deskundige Wolters, en de vraagstelling aan hem door de rechter-commissaris redelijkerwijs de mogelijkheid heeft gehad om eerder daarop te reageren en daarop ook had moeten reageren als de benoeming en/of de vraagstelling tot vragen, onduidelijkheden of opmerkingen aanleiding had gegeven, te meer nu het door de rechter-commissaris opgedragen onderzoek op verzoek van de verdediging is bevolen en dit voor de verdediging zo essentieel lijkt te zijn. De rechtbank heeft geen nieuwe argumenten gehoord waardoor de rechtbank zich genoodzaakt ziet hier anders over te denken.
4) a. Het belang van een nieuw onderzoek in het licht van de overtuigende bewijskracht die pleegt te worden toegekend aan het onderzoeksresultaat: de rechtbank overweegt dat het rapport van de deskundige Wolters slechts één weginginstrument is voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van de betreffende getuige in het hele dossier. Het is aan de rechtbank om in de loop van de behandeling van de strafzaak/zaken invulling te geven aan dit wegingproces. In casu beschouwt de rechtbank het resultaat als niet meer dan het niet bestaan van een contra-indicatie van de betrouwbaarheid van de aangeefster.
b. Het belang van een nieuw onderzoek in het licht van ander bewijsmateriaal: de rechtbank overweegt hierover dat er zich andere, wel zelfstandige bewijsmiddelen in het dossier bevinden die de verklaringen van aangeefster ondersteunen en een bevestiging vormen van de betrouwbaarheid van aangeefster.
De rechtbank oordeelt de verklaringen van [slachtoffer 1] als betrouwbaar en hanteert deze als uitgangspunt voor de beoordeling van zowel feit 1 als feit 2. Deze verklaringen zijn op zich echter niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal derhalve ingaan op het bewijsminimum.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt: "Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is volverdachte, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De rechter dient vervolgens zijn oordeel begrijpelijk te motiveren. In de arresten van 6 maart 2012 nuanceert de Hoge Raad de maatstaf dat het steunbewijs de kern van het tenlastegelegde zou moeten ondersteunen en overweegt dat het daderschap kan worden aangenomen op basis van één bewijsmiddel indien de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden niet op zichzelf staan en steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank overweegt dat in dit geval het dossier voldoende ander bewijsmateriaal bevat dat steunbewijs vormt voor de verklaringen van [slachtoffer 1].
Steunbewijs
A) Als steunbewijs beschouwt de rechtbank de eigen verklaringen van verdachte. Hij
verklaart dat hij op 30 april of 1 mei afspreekt met [slachtoffer 1] in Driebergen op de [adres]. Hij dwingt [slachtoffer 1] niet om te komen, zij komt vrijwillig. De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en hijzelf halen haar op en rijden naar zijn huis in Utrecht. [slachtoffer 1] en hij gaan dan naar boven en hebben seksuele handelingen. Vervolgens dringen meerdere vrienden zich aan haar op. In het begin vindt [slachtoffer 1] het niet erg omdat ze complimentjes krijgt. [slachtoffer 1] vindt het wel erg dat ze aan haar zitten. Verdachte hoort haar niet horen schreeuwen, maar hij hoort haar wel “hou op” zeggen. Verdachte denkt dat ze met drie jongens seks heeft die avond en nog met twee jongens seksuele handelingen verricht. Verdachte denkt dat [slachtoffer 1] rond 05.00 uur is weggegaan. Daarna heeft hij nog MSN-contact met haar. Het was geen ruzie, maar het is natuurlijk niet leuk voor zo’n meisje als ze dat meemaakt, aldus [verdachte] .
Verdachte verklaart dat hij haar nooit heeft bedreigd om seks met hem te hebben, maar die jongens wel. [slachtoffer 1] heeft wel gehuild op 30 april, maar niet zoveel als op 5 mei, verklaart hij. Soms hoort verdachte namelijk een beetje gejammer als hij naar de wc gaat op de eerste verdieping. Hij vindt het erg dat ze door die jongens zowat is belaagd. Hij kon er niets aan doen. Zij waren in overmacht; hij had weinig inbreng en geen grip meer op die jongens
Verdachte bevestigt op veel punten de verklaringen van [slachtoffer 1]. Zo heeft hij bevestigd dat zij met meerdere jongens seks heeft gehad, dat hij haar heeft horen zeggen dat het moest ophouden en dat ze heeft gejammerd en heeft hij bevestigd dat ze aan het einde van de nacht haar hebben belaagd en dat ze met drieën op haar lagen .
Verdachte heeft in zijn verklaringen duidelijk gemaakt met welke dilemma’s hij worstelt. Eerst ontkent hij alles, maar vervolgens verklaart hij op 22 juni 2011 schoon schip te willen maken. Hij geeft tegelijk aan geen namen te willen noemen uit “veiligheidsoverwegingen” en hij ontkent zijn eigen aandeel. Als getuige beroept hij zich veelal op zijn verschoningsrecht en liegt hij over een ander feitencomplex, namelijk het ophalen en de aanwezigheid van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in de woning op 5 mei. Als getuige verwoordt hij zijn dilemma: “Als ik bang was geweest, had ik helemaal niets verklaard. Het is gewoon heel dubbel allemaal en het is lastig. Aan de ene kant wil ik graag vertellen wat er is gebeurd, maar ik wil ook geen namen van andere mensen noemen. Dat dwarsboomt elkaar, zeg maar. Ik word nu gehoord als getuige en niet als verdachte. Als verdachte zou ik iets anders doen dan als getuige. Misschien zou ik dan andere dingen vertellen.”
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte wisselt in zijn proceshouding en na juni 2011 steeds meer oog lijkt te krijgen voor zijn eigen belangen als verdachte. Hij neemt overigens bij de politie op 23 juni en 15 augustus 2011 en ter zitting op 14 februari 2012 als getuige niets terug van wat hij over 30 april en 5 mei heeft gezegd.
De rechtbank verwijst over het verhoor op 22 juni 2011 naar hetgeen hiervoor reeds onder het kopje de politieverhoren is overwogen.
Ter zitting op 3 april 2012 heeft verdachte heel anders verklaard over de gebeurtenissen op 30 april en 5 mei 2011. Deze verklaring wijkt zover af van eerder gegeven verklaringen en van verklaringen van medeverdachten over wat er op 30 april en 5 mei 2011 is gebeurd, dat de rechtbank deze verklaring niet zal betrekken in de beoordeling van zijn eigen aandeel bij de feiten 1 en 2.
B) Als volgend steunbewijs ziet de rechtbank het aangetroffen DNA-materiaal op de borsten van [slachtoffer 1]. Uit onderzoek blijkt dat het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 3] matcht met dit aangetroffen DNA-profiel . Het aangetroffen DNA-materiaal in/bij de vagina van [slachtoffer 1] matcht met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 6]. Dit bevestigt wederom de verklaring van aangeefster over 30 april.
Het forensisch materiaal van 5 mei, te weten Y-chromosomaal DNA waarvan medeverdachte [medeverdachte 7] niet als donor is uit te sluiten, beschouwt de rechtbank eveneens als steunbewijs. De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer 1] op 5 mei 2011 met tenmiste één iemand anders dan verdachte seksueel contact heeft gehad.
C) Er is sprake van nog ander steunbewijs, namelijk de waarnemingen van twee vriendinnen van [slachtoffer 1] van de inhoud van een telefonisch contact van haar met verdachte. Beiden bevestigen dat hij haar heeft proberen over te halen om met anderen seks te hebben en dat zij aangaf dat niet te willen.
Getuige [getuige 2] verklaart dat zij op vrijdag 30 april 2011 bij [slachtoffer 1] is als zij een sms leest die verdachte aan [slachtoffer 1] stuurt. Hierin staat “wil je een trio?”. [slachtoffer 1] verstuurt dan een sms met de tekst “nee”. Getuige [getuige 1] verklaart dat zij een collega is van [slachtoffer 1]. Zij gaat op Koninginnedag naar [horecagelegenheid] in Driebergen, waar [slachtoffer 1] op dat moment is. Als [getuige 1] daar aankomt, zegt [slachtoffer 1] dat [collega slachtoffer 1] heel erg boos is geworden op haar omdat zij met een jongen had afgesproken en hij was het daar niet mee eens is. [collega slachtoffer 1] zegt dan tegen [getuige 1] dat zij [slachtoffer 1] mee naar huis moet nemen omdat ze anders met die jongen wil afspreken. [getuige 1] zegt toe dat te regelen. Vervolgens wordt [slachtoffer 1] gebeld. [getuige 1] hoort haar zeggen dat zij het niet met zijn vrienden gaat doen en daar maakt [getuige 1] uit op dat de jongen vroeg of zij het met zijn vrienden wilde doen. “Wij waren toen nog bij [horecagelegenheid] in Driebergen. Toen gingen wij naar huis fietsen. Ik heb haar onderweg een preek gegeven. Zij werd gebeld en het kwam er op neer dat die jongen aan het rondrijden was vlakbij Driebergen. Hij zat met vrienden in de auto. Vervolgens sprak zij met hem af op station Driebergen. Ze zei dat zij helemaal niet kon omdat zij ongesteld was. Ze ging hem toen sms’en. Maar ze kreeg een sms terug dat het niet uitmaakte. Ik zei nog dat ze niet moest gaan, dat het foute jongens waren”.
D) Uit het proces-verbaal van bevindingen van wijkagent [wijkagent] volgt dat verdachte vaak op het [plein] komt en daar veel contact heeft met de [plein]groep, die bestaat uit [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5]. Dit proces-verbaal geeft steun aan de identificatie van door [slachtoffer 1] genoemde verdachten.
E) Uit het buurtonderzoek blijkt dat er vanaf het moment van vertrek van de ouders van verdachte, het een af en aankomen van scooters was met voornamelijk Marokkaanse jongens erop. Deze jongens zijn daar de gehele afwezigheid van de buren gebleven en ook blijven slapen. Hierbij hadden ze ook gezien dat er verschillende meisjes naar binnen gingen. Ze hadden ook gehoord dat het bezoek met veel lawaai en muziek gepaard ging. Verschillende buren hebben de moeder van verdachte gebeld omdat het volgens hen uit de hand liep.
F) Het hele dossier overziend beschouwt de rechtbank de verklaringen van andere meisjes die in de week dat de ouders van medeverdachte [verdachte] weg waren (ongeveer 30 april – 5 mei 2011) eveneens als steunbewijs. In de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en van de getuige [getuige 3] valt op dat ook zij zich overvallen voelden door het aantal aanwezige jongens en dat zij zich daar niet prettig bij voelden. [slachtoffer 2] verklaart dat zij bij het huis van [verdachte] aankwamen en dat daar veel jongens binnen waren. “Ik voelde me niet op mijn gemak omdat er zoveel jongens waren. Ik hou daar niet van. Ik had van tevoren niet verwacht dat er zoveel jongens waren. Ik had verwacht dat alleen die jongens erbij zouden zijn waarmee wij in de auto hadden gezeten.” [slachtoffer 3] verklaart dat zij het huis van [verdachte] binnenkwam en een jongen in de keuken zag. “Ik dacht nog: gelukkig is het maar één jongen. Als ik ergens ben en ik voel me niet op mijn gemak, dan heb ik zo’n gevoel. En toen ik hier binnenkwam had ik gelijk dat gevoel”. [getuige 3] verklaart dat ze zag dat er wel 6 of 7 jongens voor het raam stonden: “Ik zei in het algemeen tegen de jongens dat we toch met z’n 6-en zouden blijven. Ik keek [verdachte] daarbij aan. [verdachte] zei dat het vrienden waren en dat hij ze niet buiten kon laten staan. Die andere jongens deden ook gewoon de deur open en [verdachte] zat gewoon op de bank. [verdachte] zegt dan dat we veilig waren. [verdachte] zag aan ons dat we schrokken dat er zoveel jongens binnenkwamen.” Ze was bang dat [medeverdachte 3] zou komen want die mocht niet weten dat ze daar was. Ze zat te pingen met [medeverdachte 3]. [medeverdachte 4] pakte haar telefoon af en zei dat ze de waarheid tegen [medeverdachte 3] moest zeggen. Ze verklaart verder dat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 3] heeft laten weten waar ze was en dat die vervolgens kwam. Ook valt op dat zij allen min of meer ernstig zijn lastig gevallen door een of meer jongens die daar waren. [getuige 3] verklaart dat ze door [medeverdachte 3] in het gezicht is gespuwd, dat ze drie keer vrijwillig seks met [medeverdachte 3] heeft gehad maar de laatste keer zonder condoom. Dat wilde ze eigenlijk niet maar ze was verliefd. Ze bleef slapen en [verdachte] is naast haar gaan liggen (“ik zei dat het gewoon maar moest”). Over een andere jongen, [medeverdachte 4], verklaart ze dat ze later [medeverdachte 3] heeft gepingd omdat [medeverdachte 4] steeds tegen haar wil in aan haar lichaam zat. [medeverdachte 4] probeerde haar te zoenen, raakte haar kont en borst aan. Verder verklaart ze dat ze haar haren geverfd heeft omdat ze niet meer herkend wilde worden en bang was.
Ten slotte valt op dat meisjes wel worden opgehaald, maar niet worden thuisgebracht. Zelfs een van de buren noemt dit fenomeen .Er lijkt sprake van een patroon.
G) Het volgende bewijsmiddel levert eveneens steun op voor de verklaringen van [slachtoffer 1]. Er zijn diverse MSN-contact tussen haar en verdachtes account.
Op 3 mei 2011 vanaf 23:20:22 uur:
[slachtoffer 1]: ik wil niet lulig zijn hoor maar wou het niet he
[verdachte]: pff jaaah man wel erg
[slachtoffer 1]: en die ene jongen zag dat he
[slachtoffer 1]: die zei je wilt niet he ik zo neee
[verdachte]: okee ik zal het goed maken met jou
[verdachte]: sgat
[verdachte]: okee?
[slachtoffer 1]: dat valt niet goed te maken
[verdachte]: wrm niet kom op geef het en kans
[slachtoffer 1]: neee
[slachtoffer 1]: wat een kans?
[verdachte]: mij en kans geven
[slachtoffer 1]: waarvoor?
[verdachte]: voor alles
[slachtoffer 1]: kanikniet
(……)
[verdachte]: wil het goed mnaken
[verdachte]: met jou
[slachtoffer 1]: ik kan dat niet
[slachtoffer 1]: weet je hoe pijn me dat heeft gedaan;)
[verdachte]: sgatje kom op
[verdachte]: ik snap het
[verdachte]: tuurlijk
[verdachte]: ma ik kon er ook moeilijk wat aan doen
[slachtoffer 1]: nooouu hoe vaak heb ik tegen jou NEEEEEEEEEEEE gezged
[verdachte]: was dronken sgat
[verdachte]: sorry sgat
[verdachte]: zou ik je nummer mogens
[slachtoffer 1]: weet je hoe eng ik het vond
[slachtoffer 1]: en laatst gingen ze op me ligge met ze 3eee
[slachtoffer 1]: ik kon niets
(……)
[slachtoffer 1]: dat valt niet goed te maken [verdachte], ik d88t ik kan je vertrouwen ik voelde me fijn
[slachtoffer 1]: bij jee… en je weet heb kk ervaringen met jongens en dan dit
[verdachte]: jaah sgta
[verdachte]: was niet de bedoelinhg
[verdachte]: dat weet je
[verdachte]: sorry man
[slachtoffer 1]: nouikweetnietmeerwatikmoetdenken
[verdachte]: jaah ik snap je
[verdachte]: sorry sgatjee
[verdachte]: geef me ngo 1 kans
[slachtoffer 1]: ik kan het niet sorry
[verdachte]: luister [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1]: ik wil het wel maar ik kan het nie
[verdachte]: ik ben nu helemaal alleen thuis
[verdachte]: plz
[verdachte]: ik maak he goed
[verdachte]: ben helemaal ALLEEN
[slachtoffer 1]: ja en?
[verdachte]: kan je even langs komen?
[verdachte]: of ik haal je op
[verdachte]: sgat
[slachtoffer 1]: neeee durf niet meer
[verdachte]: ben helemaal alleen
[verdachte]: vertrouw me sgat
[slachtoffer 1]: kan ik niet
MSN contact tussen [slachtoffer 1] en de gebruiker van verdachte zijn account op 4 mei 2011 vanaf 21:12:56 uur.
[slachtoffer 1]: omdat ik niet wat ik moet zegge tegen me ouders
[verdachte]: dat je naa je vriendin gaat ofzo
[verdachte]: plzzz…
[slachtoffer 1]: hoeso wil je zo graag? Ik ga tog niet neukeee kan ik niet meer! Je bent tog met vrienden
(……)
[slachtoffer 1]: jaaa tuurrlijk wel! Maaaar ik heb ook nu kk gezeik thuis:(! Anders was ik wel
gekomen ik wil ook bij jou zijn
[verdachte]: probeer het voor me dan!
[verdachte]: doe het voor mij
[slachtoffer 1]: ja maar wat kan ik zeggee
[verdachte]: je kan van alles zeggen als je dit voor me wilt doen
[slachtoffer 1]: ik was al bijna uit huis geplaatst he
[verdachte]: Wrm?
[slachtoffer 1]: omdat overal heen ging
[slachtoffer 1]: niet thuis kwam
[verdachte]: oow wooow
[verdachte]: ma jah
[verdachte]: probeerhet voor me
[verdachte]: als je zegt dat je me ook leuk vind
(…..)
[slachtoffer 1]: maar ik egt geen seks
[verdachte]: met mij
[verdachte]: ?
[slachtoffer 1]: nieet met die vrienden van jou
[slachtoffer 1]: daar ben ik zo bang voor
[slachtoffer 1]: en als je me dan ophaalt dat het weer moetz
[verdachte]: nee nee echt nietschatej
Bovenstaande MSN-gesprekken van 3 en 4 mei 2011 tussen [slachtoffer 1] en verdachtes account vormen dezelfde bron als de verklaringen van [slachtoffer 1]. Niettemin ziet de rechtbank deze wel als een bevestiging van haar verklaringen. Hoewel het de account van verdachte betreft en niet vaststaat wie [voornaam verdachte] op MSN is, neemt [slachtoffer 1] tijdens het gesprek wel aan dat het verdachte is, zo blijkt bijvoorbeeld uit haar verklaringen bij de rechter-commissaris. Zij lijkt ervan uit te gaan dat [voornaam verdachte] weet waar zij het over heeft en zij lijkt de reacties van [voornaam verdachte] (die zijn te typeren als meepraten om haar vervolgens te kunnen overhalen opnieuw te komen) niet vreemd te vinden. De rechtbank beschouwt deze MSN-gesprekken daarom als van een andere orde dan haar gesprekken met vriendinnen die haar immers niet op leugens of verdraaiingen zouden kunnen betrappen. Ten aanzien van 5 mei overweegt de rechtbank dat uit de gesprekken duidelijk volgt dat [slachtoffer 1] wordt overgehaald om toch te komen op 5 mei. De vermeende ”[voornaam verdachte]” haalt haar niet alleen over maar doet haar ook een suggestie hoe ze het voor elkaar kan krijgen 5 mei te komen (door aan haar aan ouders te zeggen dat ze bij een vriendin gaat logeren).
H) Verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] ondersteunen op onderdelen de verklaringen van [slachtoffer 1].
Medeverdachte [medeverdachte 2] bevestigt bij de rechter-commissaris dat [slachtoffer 1] bij verdachte in de klas zit. Verdachte is een vriend uit de buurt. Zijn ouders waren op vakantie. De auto van zijn ouders was ook thuis. Er zijn een aantal meisjes geregeld. Omdat verdachte geen rijbewijs heeft, heeft medeverdachte [medeverdachte 2] gereden in de auto van verdachte zijn vader. [slachtoffer 1] hebben zij opgehaald in Driebergen. Het zou best kunnen dat verdachte met [medeverdachte 1] en hem [slachtoffer 1] kwamen ophalen in Driebergen.
Medeverdachte [medeverdachte 6] verklaart als getuige bij de rechter-commissaris dat hij op 30 april 2011 in de middag en ’s nachts bij verdachte was. Hij denkt dat verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] er ook waren. Hij kan zich nog herinneren dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] met een meisje aankwamen die [slachtoffer 1] heet. Dit was rond 18.00 uur. Het tijdstip weet hij niet meer goed. Hij denkt dat hij de volgende ochtend rond 08.00 uur bij verdachte is weggegaan. [slachtoffer 1] was er uiteindelijk niet meer. Verdachte en [slachtoffer 1] gingen samen naar boven. Hij weet niet meer of verdachte of [slachtoffer 1] als eerste naar beneden kwam. Uiteindelijk is [slachtoffer 1] wel een keer of twee beneden gekomen om water te drinken. Zij was het enige meisje in het huis. Hij heeft seks gehad met [slachtoffer 1].
Medeverdachte [medeverdachte 3] bevestigt als getuige bij de rechter-commissaris dat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] de bewuste nacht in de woning van verdachte waren. Hij verklaart dat [slachtoffer 1] hem op 30 april 2011 oraal heeft bevredigd. Hij was beneden in de woning, er waren toen allemaal jongens binnen. Die week waren de ouders van verdachte op vakantie. Iedereen liep daar binnen, het was een in- en uitloop van jongens. Het leek wel een buurthuis. [slachtoffer 1] was daar ook, hij herkende haar want zij zat bij hem in de klas.
Medeplegen
De verklaringen van [slachtoffer 1] bij de politie in combinatie met die op zitting en bij de rechter-commissaris afgelegd en de verklaringen van verdachte bij de politie en ter zitting, houden in dat [slachtoffer 1] op 30 april door vijf verdachten is gedwongen tot seksuele handelingen waarbij de verdachten zijn binnengedrongen tegen haar wil. Tegen hen is het medeplegen van verkrachting ten laste gelegd. De rechtbank overweegt dat uit de uitvoeringshandelingen op 30 april, zoals door [slachtoffer 1] omschreven, blijkt dat deze precies na elkaar door steeds een ander zijn uitgevoerd. Bijna steeds was het zo dat zodra een jongen naar beneden ging, de volgende jongen alweer de trap op c.q. de kamer in kwam. Verdachte typeert dit als: “… ze stormden steeds als kleine kinderen naar boven” .Verdachte was steeds in de buurt om te zorgen dat alles ‘rustig’ verliep en dat [slachtoffer 1] meewerkte. Uit de contacten tussen verdachte en [slachtoffer 1] leidt de rechtbank af dat verdachte de ‘trio’ of het seks hebben door haar met anderen had besproken met een of meer anderen. Ook wist medeverdachte [medeverdachte 2] al dat [slachtoffer 1] ongesteld was. Het was met andere woorden bekend wat er ging gebeuren en wat er gebeurde die nacht en wat de toestand van [slachtoffer 1] was. De door haar gehoorde opmerking: “We zijn haar niet voor niets gaan halen” en het incident waarbij de jongen die geen seks met [slachtoffer 1] wilde de bijnaam “homo” is gegeven bevestigen dit. Deze feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de conclusie dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
De rechtbank acht om deze redenen het medeplegen op 30 april bewezen.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de uitvoeringshandelingen op 5 mei, zoals door [slachtoffer 1] omschreven, blijkt dat die nooit door iemand alleen zijn uitgevoerd. Er was steeds iemand bij die in de meeste gevallen ook zelf uitvoeringshandelingen heeft gepleegd. Bovendien blijkt uit de MSN-gesprekken van 3 en 4 mei 2011 dat [slachtoffer 1] is overgehaald om te komen. Er was met andere woorden bekend wat er ging gebeuren en wat er gebeurde. Verdachte wist bovendien wat er op 30 april was gebeurd en heeft zelf aan [slachtoffer 1] de garantie gegeven dat ze niet seks met anderen hoefde te hebben. Hij heeft niet ingegrepen. Hij heeft deze nacht zelfs meegedaan.
De rechtbank acht om deze redenen eveneens het medeplegen op 5 mei bewezen.
Gelet op het voorgaande –in onderling verband en samenhang bezien- acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] op 30 april/1 mei en op 5/6 mei 2011 samen met anderen heeft verkracht.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. Dit blijkt uit:
- de aangifte ;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting waar hij kort en zakelijk weergegeven het feit bevestigt maar dacht dat het om een plagerijtje ging.
4.4 De bewezenverklaring
hij op 30 april 2011 en/of 1 mei 2011 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het door verdachte en/of zijn
mededader(s) :
- één of meermalen betasten en/of kussen en/of likken van een/de borst(en) van
die [slachtoffer 1], en/of
- één of meermalen brengen en/of houden van de penis in de mond van die
[slachtoffer 1], en/of
- één of meermalen brengen en/of houden van de penis in de vagina van die
[slachtoffer 1],
en het geweld en andere feitelijkhe(i)d(en) en de bedreiging met geweld en de
bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) hebben bestaan uit het meermalen,
althans eenmaal,
ondanks dat die [slachtoffer 1] aan hem / hen kenbaar maakte dat zij niet (verder)
wilde, doorgaan met één of meer (van de voorgenoemde) seksuele handeling(en)
en/of het creëren van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 1], onder meer
door [terwijl die [slachtoffer 1] meermalen had gezegd / aangegeven dat zij geen seks
wilde hebben met (een) (andere) jongen(s)/man(nen)] :
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij een arm en/of een schouder en/of haar
(vervolgens) (over enige afstand) te sleuren/trekken richting een bed en/of
een mededader en/of vervolgens een hand van die mededader vast te pakken en
op een been en/of de vagina van die [slachtoffer 1] te leggen, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen : "je moet niet kletsen maar ketsen" en/of "nou
eventjes, dan mag je wat drinken" en/of "je moet niet zo zeuren", althans
(telkens) woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- één of meermalen met een/de hand(en) het hoofd van die [slachtoffer 1] vast te
houden en/of (steeds) (met kracht) tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 1]
te duwen en aldus die [slachtoffer 1] te dwingen om te pijpen, en/of
- die [slachtoffer 1] te bespringen (terwijl zij op een bed zat/lag) en/of
(vervolgens) haar broek uit te treken, en/of die [slachtoffer 1] (terug) op bed te
duwen, en/of
- die [slachtoffer 1] tegen te houden toen ze de slaapkamer wilde verlaten, en/of
- (aldus) misbruik te maken van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht (veroorzaakt door onder andere de lichamelijke verschillen tussen
hem en/of zijn mededader(s) en/of het getalsmatige overwicht van verdachte
en/of zijn mededader(s) tegenover die [slachtoffer 1]);
hij op één of meer tijdstippen op 5 en/of 6 mei 2011 te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld
en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een
andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan
van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, namelijk het door verdachte en/of zijn
mededader(s) :
- één of meermalen betasten / wrijven over de/een (boven)be(e)n(en) en/of
heupen, in elk geval van / over diverse plaatsen van het lichaam van die
[slachtoffer 1], en/of
- één of meermalen brengen en/of houden van de penis in de mond van die
[slachtoffer 1], en/of
- één of meermalen slaan met de penis in het gezicht, in elk geval tegen het
hoofd van die [slachtoffer 1], en/of
- één of meermalen brengen en/of houden van de penis in de vagina van die
[slachtoffer 1],
en het geweld en andere feitelijkhe(i)d(en) en de bedreiging met geweld en de
bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) hebben bestaan uit het meermalen,
althans eenmaal,
ondanks dat die [slachtoffer 1] aan hem / hen kenbaar maakte dat zij niet (verder)
wilde, doorgaan met één of meer (van de voorgenoemde) seksuele handeling(en)
en/of het creëren van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 1], onder meer
door:
- die [slachtoffer 1] een klap te geven, en/of
- achter die [slachtoffer 1] te staan en/of daarbij een mes/vijl/briefopener, in elk
geval een scherp voorwerp, te houden/halen tegen/langs de nek/hals van die
[slachtoffer 1] en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen : "geef me een kusje",
althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- één of meermalen (terwijl die [slachtoffer 1] op bed lag) (gedurende enige tijd) die
[slachtoffer 1] vast te pakken en/of vast te houden bij de schouders en/of arm(en),
en/of (terwijl die [slachtoffer 1] aldus werd vastgehouden) haar broek en/of
onderbroek uit te trekken, en/of daarbij te zeggen tegen zijn mededader(s) :
"steek 'm er in dan" en/of tegen die [slachtoffer 1]: "ik ben toch bij je schatje,
het komt goed" en/of "doe maar rustig, ik ben bij je", en/of "werk gewoon
mee" in elk geval (telkens) woorden van gelijke aard of strekking, en/of
(vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] tegenstribbelde) één of meermalen met de
penis de vagina van die [slachtoffer 1] te penetreren, en/of
- één of meermalen met een/de hand(en) het hoofd van die [slachtoffer 1] vast te
houden en/of (daarbij de haren van die [slachtoffer 1] vast te houden en/of aan die
haren te trekken) en/of (telkens) (met kracht) tegen het (achter)hoofd van
die [slachtoffer 1] te duwen en/of (aldus) die [slachtoffer 1] te dwingen om hem en/of zijn
mededader(s) te pijpen, en/of
- op die [slachtoffer 1] te gaan zitten en/of daarbij te zeggen dat die [slachtoffer 1] niet
wegkon (omdat verdachte en/of zijn mededader 90 kilo woog), en/of
- de keel/hals van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of in die keel/hals te
knijpen en/of
- (aldus) misbruik te maken van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht (veroorzaakt door onder andere de lichamelijke verschillen tussen
hem en/of zijn mededader(s) en/of het getalsmatige overwicht van verdachte
en/of zijn mededader(s) tegenover die [slachtoffer 1]);
hij op 5 mei 2011 te Utrecht, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, namelijk het door verdachte:
- één of meermalen aanraken/betasten van de kont en/of de vagina en/of
- (met kracht) knijpen in, in elk geval betasten van, een borst en/of de
vagina,
en het geweld en andere feitelijkhe(i)d(en) en de bedreiging met geweld en de
bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) hebben bestaan uit het meermalen,
althans eenmaal,
- terwijl hij, verdachte, op/in een overloop/gang, in elk geval in een
kleine ruimte, stond en/of die [slachtoffer 2] hem wilde passeren en/of terwijl die
[slachtoffer 2] hem, verdachte, had aangegeven dat hij haar niet moest aanraken,
- onverhoeds aanraken/betasten van de kont en/of vagina en/of (met kracht)
knijpen in een borst van die [slachtoffer 2], en/of
- (vervolgens, terwijl die [slachtoffer 2] hem, verdachte, een klap gaf en/of schreeuwde
en/of hem, verdachte, wegduwde, in elk geval probeerde weg te duwen)
doorgaan met voornoemde handeling(en) en/of (met kracht) knijpen in, in elk
geval betasten van, de vagina;
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1, primair en feit 2:
telkens medeplegen van verkrachting;
feit 3:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van de verdachte, zoals eerder aangegeven, nog eens laten voorlichten, nu door dr. I.E. Troost, kinder- en jeugdpsychiater, die op 15 juli 2012 een rapport heeft uitgebracht. Zij heeft alle eerdere rapportages over verdachte gelezen en kort samengevat. Verder heeft zij veel rapporteurs en behandelaars (kort) gesproken en heeft zij met verdachte en zijn ouders gesproken.
Uit het rapport van Troost blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een gedragsstoornis ontstaan in de adolescentie. Er is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel, waarbij de verbale intelligentie sterker is dan de performale intelligentie. Er was sprake van een cannabisverslaving, die op dat moment in remissie was. Verdachte is een identiteitszwakke jongen die zich aanpast aan zijn omgeving en daarin sterk beïnvloedbaar is. In sociaal emotioneel opzicht ontwikkelt hij zich trager dan gemiddeld. Hij is sterk gericht op eigen welbevinden en zijn frustratietolerantie is beperkt. In zijn relatievorming is hij egocentrisch gericht en houdt te weinig rekening met de ander. Zijn gevoelsleven is sterk afhankelijk van de ander, er is te weinig vermogen om dat zelf op peil te houden. Al met al is er sprake van een zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling, waarin de emotionele onevenwichtigheid en de gerichtheid op zichzelf centraal staan in de vorm van borderline-problematiek met narcistische en antisociale trekken.
Verdachte kan op grond van het voorgaande ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd, aldus Troost. Voor de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten acht Troost verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar, aangezien zij vindt dat verdachte, meer dan tijdens het eerste delict, had kunnen weten wat er zou gebeuren ondanks de op dat moment nog steeds aanwezige stoornis en gebrekkige ontwikkeling.
De officier van justitie en de raadsman kunnen zich vinden in de conclusies over de toerekenbaarheid.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige met betrekking tot de toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportage niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit, is verdachte strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in haar requisitoir het dilemma waarvoor zij zich geplaatst acht, duidelijk uiteen gezet. Enerzijds ziet zij het belang van verdachte en anderzijds ziet zij de ernst van de feiten die om een forse reactie vraagt, en het risico dat verdachte mogelijk tot nieuwe (soortgelijke) feiten zou kunnen komen, dus de beveiliging van de samenleving. Zij laat het risico op recidive en de ernst van de feiten mede in samenhang met de eis en het vonnis jegens medeverdachten het zwaarst wegen.
Zij heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook: PIJ) en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat in geval van bewezenverklaring volstaan kan worden met jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast oplegging van een PIJ met voorwaarden. Dit sluit het beste aan bij de ontwikkeling van zijn cliënt van het afgelopen halve jaar en bij het advies van mevrouw Troost. Subsidiair is de raadsman van mening dat indien de rechtbank nog een onvoorwaardelijk deel wil opleggen, dit in de vorm van een werkstraf passend zou zijn.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte had een seksuele relatie met het slachtoffer. Verdachte heeft met zijn mededaders het slachtoffer op 30 april naar de woning van de ouders van verdachte gelokt die op vakantie waren. Toen het slachtoffer binnen was werd zij door meerdere jongens na elkaar verkracht. Dit gebeurde veelal in het bijzijn van andere jongens die hielpen om te zorgen dat het kon doorgaan. Omdat het slachtoffer verliefd was op verdachte, er veel jongens in het huis aanwezig waren en omdat het slachtoffer bang was voor de jongens waar zij langs moest om het huis te verlaten, was het slachtoffer niet in staat weg te komen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het met een groep verkrachten van een zeventienjarig meisje. Hiermee heeft verdachte het meisje niet beschermd, terwijl zij in de veronderstelling was dat zij bij verdachte op bezoek kwam. Hij heeft zich daarbij volstrekt niet bekommerd om haar gevoelens. Met dit handelen heeft verdachte samen met zijn vrienden op buitengewoon brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het meisje. Enkele dagen later heeft een soortgelijk incident plaatsgevonden. Het moet voor het slachtoffer niet alleen een vernederende, maar ook zeer kwetsende en beangstigende ervaring zijn geweest. Dit komt ook naar voren in haar slachtofferverklaring. De ervaring leert dat slachtoffers, zeker zeer jeugdige, van dit soort feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan de aanranding van een veertienjarig meisje door haar te betasten. Verdachte was naar zijn eigen zeggen haar wat aan het ‘plagen’, maar het maakte hem daarbij niet uit of het meisje daar wel van gediend was; daar heeft hij niet op gelet, laat staan dat hij dit duidelijk aan het meisje heeft gevraagd. Sterker nog, verdachte heeft gemerkt dat zij tegenstribbelde en heeft desondanks de betastingen doorgezet. Verdachte heeft zich om de gevolgen voor dit jonge meisje niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigen belang.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 augustus 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en derhalve first offender is. Daarnaast zijn over verdachte verschillende rapporten opgesteld, waaronder de dubbel rapportage d.d. 26 augustus 2011 van kinder- en jeugdpsychiater dr. N. Duits en psycholoog drs. A. Laurijssen-Timmers en het rapport van FORCA d.d. 3 januari 2012, opgesteld door dhr. R. Haveman, GZ-psycholoog en dhr. D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater.
Uit de rapportage van I.E. Troost d.d. 15 juli 2012 en de toelichting ter terechtzitting d.d.
8 oktober 2012 is onder meer ten aanzien van de op te leggen straf/maatregel het navolgende naar voren gekomen - zakelijk weergegeven - :
Verdachte behoeft dringend behandeling/begeleiding in verband met zijn zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling, waarin de emotionele onevenwichtigheid en de gerichtheid op zichzelf centraal staat in de vorm van borderline-problematiek met narcistische en antisociale trekken. Troost stelt dat omdat verdachte nu gemotiveerd is voor behandeling en zich aangepast opstelt, een aantal risicofactoren op het terrein van individuele en contextuele factoren verdwenen of duidelijk verbeterd zijn in de afgelopen periode. Overplaatsing naar een JJI met een maatregel PIJ of een langdurige jeugddetentie zal de ontwikkeling van verdachte negatief beïnvloeden, waardoor er een risico van terugval is. Dat risico van negatieve beïnvloeding door onder andere leeftijdgenoten, bestaat ook als verdachte bij zijn ouders woont, maar is groter in een JJI doordat de populatie van een JJI weinig verdunning kent.
Troost adviseert om aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met als bijzondere voorwaarden behandeling bij de Bascule (ten minste nog een half jaar), begeleiding door de jeugdreclassering met verlenging van de ITB-plus en een behandeling bij De Waag.
Naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting van 4 april 2012 en de opdracht van de rechtbank aan dr. Troost tot het doen van een nieuw (psychiatrisch) persoonlijkheidsonderzoek, hebben de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg aanvullende rapporten uitgebracht op respectievelijk 23 augustus 2012 en
4 oktober 2012 en deze zijn ter terechtzitting van 8 oktober 2012 door de heer Lindenhof en mevrouw El Addouti toegelicht.
De Raad concludeert dat er bij de ouders van verdachte sprake is van onmacht en pedagogisch onvermogen. Hierdoor kon de ontwikkeling van verdachte niet worden bijgestuurd. Er is een conflictmijdende attitude in het gezin. Ouders erkennen op dit moment deze dynamiek steeds beter, maar nog onvoldoende. De Raad vindt dat zorgelijk. Verdachte maakt een gunstige ontwikkeling door in de Bascule. De behandeling daar is echter onvoldoende ingericht op seksueel-agressieve delicten. De Raad is van mening dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met daarbij bijzondere voorwaarden, tegemoet komt aan de behandelingsnoodzaak van verdachte. De Raad adviseert de volgende bijzondere voorwaarden: (dag)behandeling bij de Bascule, zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van ITB-plus, behandeling bij De Waag, FFT vanuit de Bascule en een contactverbod met het slachtoffer en zijn mededaders.
Bureau Jeugdzorg concludeert dat verdachte zich open en gemotiveerd heeft opgesteld en dat hij sterk reageert op interventies. Het gezin van verdachte is therapietrouw, maar is geneigd om elkaar te beschermen. Verdachte heeft de dagbehandeling bij de Bascule met goed gevolg doorlopen. Verdachte is zelfstandiger geworden, stelt zich meer verantwoordelijk op en neemt meer de regie in handen. Er heeft een intake bij De Waag plaatsgevonden in verband met begeleiding/behandeling bij de seksuele ontwikkeling van verdachte (dan wel andere behandelingen volgens inzicht van De Waag). Bureau Jeugdzorg is van mening dat verdachte door een jeugddetentie of een PIJ negatief beïnvloed zal worden en adviseert de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden: de maatregel Hulp & Steun, waarvan de eerste zes maanden ITB-plus, behandeling bij De Waag, FFT vanuit de Bascule en een contactverbod met het slachtoffer en zijn mededaders.
De rechtbank overweegt dat eenduidig wordt geadviseerd dat verdachte een intensieve behandeling dient te ondergaan. Er bestaat wel verdeeldheid over de vraag in welk kader de behandeling zou moeten plaatsvinden, ofwel in het kader van een PIJ of in het kader van een voorwaardelijke PIJ.
Bij de beoordeling van die vraag stelt de rechtbank voorop dat er sprake is van zeer ernstige feiten. Verdachte heeft hiervoor sinds zijn aanhouding ook reeds 9 maanden in detentie doorgebracht. Hij heeft zijn medewerking verleend aan alle (persoonlijkheids)onderzoeken en zijn observatie in FORCA. Hierdoor hebben de verschillende rapporteurs en rechtbank zich een goed beeld kunnen vormen bij de persoon van verdachte en zijn de risico’s op herhaling in kaart gebracht. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte een strak regime van begeleiding en behandeling moeten ondergaan en is er sprake van een positieve ontwikkeling. Verdachte en zijn ouders werken aan alle behandelingen mee.
De rechtbank houdt bij de op te leggen straf rekening met de straffen die zijn opgelegd bij de medeverdachten en merkt daarover op dat het in die zaken ging om volwassen strafrecht en daarnaast dat in de andere zaken geen advies na deskundigenonderzoek is uitgebracht.
In een jeugdzaak staat een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte centraal. Gelet op het bovenstaande, de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de door de deskundigen vastgestelde gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, het gevaar voor herhaling en het belang van intensieve gedwongen behandeling, zal de rechtbank aan verdachte geen onvoorwaardelijke PIJ maatregel opleggen. Hierbij is van belang dat de hiermee gepaard gaande plaatsing in een JJI volgens de adviezen de positieve ontwikkeling van verdachte zal verbreken. Wel acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke PIJ passend.
De bewezenverklaarde misdrijven zijn feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de PIJ-maatregel vereisen aangezien recidivegevaar aanwezig is, en deze maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Tevens heeft de rechtbank de beschikking over voornoemde rapportages van een psycholoog en een psychiater. Hiermee is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een PIJ-maatregel. Nu de maatregel wordt opgelegd ter zake een delict dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon is sprake van een ongemaximeerde duur van de PIJ-maatregel.
De rechtbank zal de volgende bijzondere voorwaarden stellen aan de voorwaardelijke
PIJ-maatregel:
- dat verdachte (dag)behandeling volgt bij de Bascule;
- dat verdachte meewerkt aan behandeling/begeleiding gericht op zijn seksuele ontwikkeling door De Waag;
- dat verdachte meewerkt aan systeemtherapie in de vorm van FFT;
- dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun zal gedragen naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan 6 maanden ITB-Plus (waaronder het weekschema);
- dat verdachte geen contact zal hebben met zijn mededaders.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met het enkel opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank zal daarnaast aan verdachte een vrijheidsstraf opleggen, te weten een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Hierbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het zeer intensieve traject dat verdachte nog te wachten staat en de (licht) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
7 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 724,18 wegens materiële schade en een bedrag van € 5.000,00 wegens immateriële schade. Deze vordering ziet op de gebeurtenissen op zowel 30 april als 5 mei 2011.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot een bedrag van
€ 5.704,83. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen nu verdachte moet worden vrijgesproken. Indien de rechtbank het feit wel bewezen acht, refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
De materiële schade wordt begroot op € 253,68 (reiskosten, niet vergoede zorgkosten en telefoonkosten) en de immateriële schade zal als voorschot worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00. De vordering zal derhalve (als voorschot) worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 5.253,68. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Voor het overige is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk (zijnde onder andere een bedrag van € 156,90 ter zake van vervangende kleding en € 313,60 ter zake van toekomstige reiskosten), als zijnde van niet-eenvoudige aard waarbij het een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren om dit nader te laten uitzoeken of onderbouwen, zodat zij deze vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 66,95 wegens materiële schade en een bedrag van € 2.500,00 wegens immateriële schade.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de voornoemde vordering.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering vooral ziet op de verkrachting van haar en niet op het door zijn cliënt gepleegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 3 bewezenverklaarde feit. De materiële schade wordt begroot op € 66,95 (reiskosten, niet vergoede zorgkosten en telefoonkosten) zal als voorschot worden toegewezen tot dat bedrag. Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank het eens met de raadsman dat die vordering vooral ziet op het haar door een andere verdachte aangedane leed en zal dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren omdat het vaststellen van verdachtes aandeel en de causaliteit inzake het toegebrachte leed van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafproces met zich zal meebrengen.
De vordering zal derhalve (als voorschot) worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 66,95. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 242, 246 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair en feit 2:
telkens medeplegen van verkrachting;
feit 3:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- beveelt de voorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen, met een proeftijd van twee jaren;
- Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
* de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
* de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft.
- Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
* dat verdachte (dag)behandeling volgt bij de Bascule gedurende de proeftijd
zolang de jeugdreclassering dit in overleg met de Bascule nodig acht;
* dat verdachte meewerkt aan behandeling/begeleiding gericht op zijn
(seksuele) ontwikkeling door De Waag gedurende de proeftijd
zolang de jeugdreclassering dit in overleg met De Waag nodig acht;
* dat verdachte meewerkt aan systeemtherapie in de vorm van FFT;
* dat de verdachte zich tijdens de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften
en aanwijzingen die worden gegeven door of namens het Bureau Jeugdzorg
Utrecht, afdeling jeugdreclassering (maatregel Hulp en Steun);
* dat verdachte gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd ITB Plus zal
volgen;
* dat verdachte gedurende de gehele proeftijd geen contact zal hebben met de
zowel de slachtoffers als zijn mededaders;
- draagt de genoemde reclasseringinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de nalveing van deze voorwaarden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] als voorschot een bedrag van € 5.253,68 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], € 5.253,68 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 62 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] als voorschot een bedrag van € 66,95 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], € 66,95 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.P. Killian en mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 oktober 2012.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.