ECLI:NL:RBUTR:2012:BY0689

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 11-3733
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij onterecht ontvangen partnertoeslag na nabetaling WW-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 11 oktober 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een nabetaling van haar WW-uitkering ontvangen, wat ertoe leidde dat haar partner in januari en februari 2008 ten onrechte een partnertoeslag ontving van € 1.070,22. Eiseres claimde deze schade bij de verweerder, maar haar verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres aannemelijk had gemaakt dat zij schade had geleden door het vervallen van de partnertoeslag, ondanks dat de schade formeel betrekking had op haar partner. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de verweerder en veroordeelde deze tot schadevergoeding aan eiseres. Tevens werden de proceskosten vergoed. De rechtbank benadrukte dat de partnertoeslag bedoeld is om het inkomen van de partner van een studerende aan te vullen, en dat eiseres hierdoor indirect schade had geleden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 11/3733
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2012 de zaak tussen
[eiseres], te Utrecht, eiseres,
(gemachtigde: mr. R. Veerkamp, advocaat te Utrecht),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. A.H. Rebel, werkzaam bij het Uwv).
Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd de door eiseres geclaimde schade aan haar te vergoeden.
Bij besluit van 4 oktober 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2012. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.K. Jap-a-Joe, kantoorgenoot van mr. Veerkamp, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, voornoemd.
Tijdens de behandeling ter zitting heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het onderzoek geschorst teneinde, overeenkomstig de tussen partijen ter zitting gemaakte afspraken, eiseres in de gelegenheid te stellen de definitieve beschikking over de terugvordering van de partnertoeslag over te leggen en verweerder in de gelegenheid te stellen, aan de hand daarvan, de inhoudelijke argumenten voor afwijzing van het verzoek om schadevergoeding kenbaar te maken en aan te geven of deze worden gehandhaafd.
Eiseres heeft hierop bij brief van 13 maart 2012 een brief van 28 februari 2012 van de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) aan de rechtbank overgelegd en deze bij brief van 10 april 2012 aan verweerder doen toekomen. Bij brief van 13 april 2012 heeft verweerder een reactie gegeven, waarop eiseres bij brief van 29 mei 2012 heeft gereageerd.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om het beroep zonder nadere behandeling ter zitting af te doen, heeft de rechtbank het onderzoek op 30 augustus 2012 gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Na een eerdere weigering is aan eiseres, bij een beslissing op bezwaar van 6 februari 2008, alsnog een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (hierna: WW-uitkering) toegekend per 10 mei 2007. Het bedrag van deze uitkering is in januari en februari 2008 aan eiseres betaald.
2. De partner van eiseres, [partner] (hierna: de partner), ontving in voornoemde periode studiefinanciering alsmede een partnertoeslag op grond van de Wet op de studiefinanciering (hierna: Wsf). Als gevolg van de hiervoor genoemde nabetaling van WW-uitkering aan eiseres heeft haar partner, blijkens voornoemde brief van DUO, in de maanden januari en februari 2008 ten onrechte partnertoeslag ontvangen tot een bedrag van € 1.070,22. Dit bedrag is verrekend met de studiefinanciering die de partner nadien heeft ontvangen.
3. Na eerdere schriftelijke verzoeken van 23 maart 2010 en 10 januari 2011 tot vergoeding van de als gevolg van de nabetaling geleden schade, heeft eiseres verweerder op 2 maart 2011 verzocht om afgifte van een schadebesluit. Volgens eiseres resteert, na vergoeding van de eveneens geclaimde huur- en zorgtoeslag, aan schade het totaalbedrag van de verrekende partnertoeslag.
4. Bij besluit van 28 april 2011 heeft verweerder geweigerd het geclaimde bedrag te vergoeden nu eiseres volgens hem enkel vergoeding kan vorderen van schade die zij zelf heeft geleden als gevolg van een besluit dat op haar betrekking heeft. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres zelf geen schade heeft geleden. De schade in de vorm van verrekening van de partnertoeslag, is schade van een derde, namelijk haar partner. Nu de partner echter niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de besluiten die betrekking hebben op eiseres kan volgens verweerder ook aan hem geen schadevergoeding worden toegekend.
5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte de teruggevorderde studiefinanciering niet als door haar geleden schade heeft aangemerkt. Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat de verrekening van de partnertoeslag tot een verlaging van het gezinsinkomen heeft geleid, waardoor ook zij schade heeft geleden.
6. Tussen partijen is niet in geschil en ook de rechtbank gaat er van uit dat tegen een besluit tot weigering van vergoeding van schade enkel rechtsmiddelen kunnen worden aangewend door degene die bevoegd was rechtsmiddelen aan te wenden tegen het schadeveroorzakende besluit. Verwezen zij naar onder meer een uitspraak van de CRvB van 16 september 2003, LJN: AM2447. Verder is evenmin in geschil dat het vervallen van de partnertoeslag over de maanden januari en februari 2008 het gevolg is van de nabetaling in die periode aan eiseres.
7. Partijen worden uitsluitend verdeeld gehouden over het antwoord op de vraag of de gestelde schade ook door eiseres is geleden.
8. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling. De partnertoeslag is aan de partner van eiseres toegekend op grond van artikel 3.4 van de Wsf. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat aan een studerende met een partner die financieel van hem afhankelijk is en die niet in aanmerking komt voor studiefinanciering een toeslag voor een partner wordt toegekend.
Op grond van het tweede lid van dit artikel, voor zover deze bepaling luidde ten tijde hier in geding, wordt uitsluitend als financieel afhankelijk aangemerkt de partner die een toetsingsinkomen heeft dat naar de maatstaf van 1 januari 2008 minder bedraagt dan € 8.129,26 en die de verzorging heeft van een of meer minderjarige kinderen die jonger zijn dan 12 jaar en waarvoor op grond van de Algemene Kinderbijslagwet aanspraak op kinderbijslag bestaat.
9. Met deze bepaling is beoogd, hoewel de toeslag wordt toegekend aan de partner, dat het inkomen van de partner van een studerende, in dit geval eiseres, wordt aangevuld waarbij haar inkomen als toetsingsmaatstaf geldt. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het doel van deze toeslag, eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij als gevolg van het vervallen van deze toeslag in januari en februari 2008 schade heeft geleden. De rechtbank ziet zich in dit oordeel gesteund door een uitspraak van de CRvB van 11 november 2011, LJN:BU4266. Daar betrof het een WAO-gerechtigde die door een nabetaling van WAO-uitkering stelde onder meer financiële schade te zullen leiden met betrekking tot de studiefinanciering van zijn kinderen. In rechtsoverweging 7.8.3 oordeelt de Raad dat ook deze nadelige gevolgen van de nabetaling voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking kunnen komen.
10. De uitspraken waarnaar verweerder heeft verwezen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende vergelijkbaar met de onderhavige kwestie en kunnen daarom niet tot een ander oordeel leiden. In de uitspraak van de CRvB van 8 juli 2010, LJN: BN0966, waarin vergoeding van immateriële schade van de zoon van appellant werd geweigerd, is door de Raad geoordeeld dat dit schade van een derde betrof. In de uitspraak van 28 mei 2009, LJN: BI7117, waar belastingschade van de echtgenote van appellant in de vorm van omzetderving werd geweigerd, is door de Raad geoordeeld dat niet gesteld, noch onderbouwd was dat deze schade ook voor de appellant een schadepost vormde.
11. De conclusie is dat het beroep van eiseres slaagt. Het bestreden besluit zal worden vernietigd.
12. Het beroep is dan ook gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet, nu de hoogte van de schade tussen partijen niet in geschil is, aanleiding zelf in de zaak te voorzien in die zin dat zij, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onder a, van de Awb, verweerder zal veroordelen tot vergoeding aan eiseres van de schade van € 1.070,22.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 437,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten betalen aan de griffier van de rechtbank.
14. Tot slot bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een
bedrag van € 1.070,22;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 41,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan de
griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. E.T. Timmerman-Roosjen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.