ECLI:NL:RBUTR:2012:BY0555

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
309618 / HA ZA 11-1425
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
  • C.E.M. Nootenboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overlegging van stukken in het kader van een koop-/aannemingsovereenkomst met betrekking tot een appartement

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Eagle One, op basis van een koop-/aannemingsovereenkomst, betaling van twee facturen ter waarde van € 289.171,27, die betrekking hadden op de laatste bouwtermijnen van een appartement. De gedaagde, die in reconventie schadevergoeding eiste wegens bouwtijdoverschrijding, stelde dat hij recht had op een bedrag van € 158.000,00 dat door de verzekeringsmaatschappij HDI-Gerling aan Eagle One was uitgekeerd. De rechtbank diende te beoordelen of de gedaagde rechtmatig belang had bij het opvragen van documenten die verband hielden met deze uitkering, op basis van artikel 843a Rv.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd om het bestaan van een vordering op Eagle One te onderbouwen. De enkele stelling dat hij meende recht te hebben op het bedrag van € 158.000,00 was niet voldoende. De rechtbank wees de incidentele vordering van de gedaagde af, omdat de aangevoerde gronden niet konden dragen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure.

De rechtbank bepaalde dat er een comparitie van partijen moest plaatsvinden om inlichtingen over de zaak te vragen en te onderzoeken of er mogelijkheden voor een schikking waren. De zitting zou plaatsvinden op 6 november 2012, waarbij partijen aanwezig moesten zijn om hun standpunten toe te lichten. De rechtbank hield verdere beslissingen aan, afhankelijk van de uitkomst van de comparitie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
Zaak-/rolnummer: 309618 / HA ZA 11-1425
Vonnis in incident van 12 september 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.H. van de Beeten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M. Verhoog.
Partijen zullen hierna Eagle One en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv subsidiair ex artikel 22 Rv;
- de conclusie van antwoord ex artikel 843a Rv, subs. ex artikel 22 Rv;
- de akte overlegging producties in het incident;
- de akte uitlating productie in het incident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
in het incident
2.1. In de hoofdzaak in conventie vordert Eagle One uit hoofde van de tussen partijen door middel van contractsoverneming geldende koop-/aannemingsovereenkomst met betrekking tot de realisatie van een appartement (onder meer) betaling van een tweetal facturen met betrekking tot de laatste bouwtermijnen, waarmee inclusief dagrente tot en met 7 juni 2011 een bedrag van € 289.171,27 is gemoeid.
In de hoofdzaak vordert [gedaagde] in reconventie onder meer vergoeding van zijn schade ten gevolge van de bouwoverschrijding op grond van de koop-/aannemingsovereenkomst van € 307.930,00, subsidiair van € 209.160,00 en meer subsidiair op vergoeding van het bedrag van € 158.000,00 dat (ten onrechte) aan Eagle One is uitgekeerd.
2.2. In het incident vordert [gedaagde] dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Eagle One op grond van artikel 843a Rv, subsidiair op grond van artikel 22 Rv beveelt over te gaan tot overlegging van stukken waaruit blijkt wat de inhoud is van de overeenkomsten die Eagle One met SWK, althans HDI-Gerling N.V. als gemachtigde van [gedaagde] is aangegaan en welk bedrag Eagle One van SWK, althans HDI-Gerling heeft ontvangen op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Eagle One in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen, met veroordeling van Eagle One in de kosten in het incident.
2.3. Aan deze vordering legt [gedaagde] het volgende ten grondslag. De koop-/aannemingsovereenkomst is gesloten onder GIW-garantie. Verzekeringsmaatschappij HDI-Gerling N.V. te Rotterdam heeft in dat kader voor [gedaagde] een aantal risico’s, waaronder de gevolgen van het eventueel failleren van de aannemer die het appartement bouwt, afgedekt. Tijdens een bespreking in februari 2009 te Soest met SWK, de GIW-garantie uitgevende instelling, en Eagle One heeft [gedaagde] begrepen dat er op enig moment ingevolge deze garantieregeling een bedrag is uitgekeerd aan Eagle One. Het zou gaan om € 158.000,00. Volgens [gedaagde] komt dit bedrag echter niet aan Eagle One toe, maar komt het hem toe op grond van artikel 11.6 van de garantieregeling. [gedaagde] is van mening dat hij de verkrijger is in de zin van de regeling en de begunstigde is van de bij HDI-Gerling afgesloten verzekering. Zowel Eagle One als SWK wensen [gedaagde] geen informatie te verstrekken met betrekking tot de uitkering van voormeld bedrag.
2.4. Eagle One voert het volgende aan. In verband met de omstandigheid dat de (uitvoerende) aannemer insolvent is geworden en derhalve de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de koop-/aannemingsovereenkomst jegens [gedaagde] in gevaar kwamen, heeft SWK – ingevolge de bij het aangaan van de koop-/aannemingsovereenkomst door [gedaagde] verstrekte volmacht – de zogenaamde afbouwregeling geactiveerd en in dat kader een overeenkomst met een andere aannemer tot stand gebracht. Dit is gepaard gegaan met een overheveling van de onderliggende verplichtingen uit de koop-/aannemingsovereenkomst voor de GIW-garantie naar Woningborg. Hierdoor zijn de rechten van [gedaagde] uit hoofde van de oorspronkelijke garantie niet gewijzigd. Daarnaast hebben Eagle One en SWK een overeenkomst gesloten met betrekking tot een vergoeding voor overneming van het risico. Bij dit contract is [gedaagde] echter geen partij, zodat het bedrag ook niet aan [gedaagde] kan toekomen.
2.5. Artikel 843a Rv voorziet erin dat degene die daarbij een rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is kan vorderen, hetgeen ook wel wordt aangeduid als de exhibitieplicht. Deze exhibitieplicht is niet onbeperkt. Uit het eerste lid van artikel 843a Rv volgt dat degene die exhibitie verlangt daarbij een ‘rechtmatig belang’ moet hebben, dat sprake is van ‘een rechtsbetrekking waarin hij partij is’ en dat het moet gaan om ‘bepaalde bescheiden’ (die de wederpartij te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft). Deze laatste beperking is opgenomen om zogenaamde ‘fishing expeditions’ te voorkomen. Voorts is de partij die de gegevens ter beschikking heeft ingevolge lid 4 van genoemd artikel niet tot exhibitie verplicht ‘indien daarvoor gewichtige redenen zijn’ of ‘indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd’.
2.6. Een rechtmatig belang wordt aanwezig geacht, indien de gevraagde bescheiden relevant zijn voor het bepalen door de verzoekende partij van haar rechtspositie.
Indien het verzoek ex artikel 843a Rv in een gerechtelijke procedure wordt gedaan is onder meer aan deze eis voldaan indien de gevraagde bescheiden van belang zijn voor het onderbouwen van een niet op voorhand kansloze vordering (Rechtbank Utrecht
12 september 2007, LJN BB3722). In het verlengde daarvan ligt het in deze procedure op de weg van [gedaagde] om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit naar normale ervaringsregels het mogelijke bestaan van een vordering op Eagle One kan worden afgeleid (Hof Arnhem 2 december 2008, LJN BH2816).
2.7. De rechtbank constateert dat de schriftelijke bescheiden die thans in het incident onderwerp van geschil zijn verband houden met de reconventionele vordering van [gedaagde], meer in het bijzonder de als meer subsidiair geformuleerde vordering inzake de door hem gevorderde schadevergoeding wegens bouwtijdoverschrijding. [gedaagde] heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit het bestaan van een vordering ten opzichte van Eagle One kan worden afgeleid. De enkele stelling dat [gedaagde] meent dat een bedrag, waarbij hij stelt dat het zou gaan om € 158.000,00, op enig moment door SWK aan Eagle One is uitgekeerd terwijl dat op grond van artikel 11.6 van de garantieregeling aan hem toekomt, is daartoe onvoldoende.
2.8. [gedaagde] heeft zijn vordering tevens gegrond op artikel 22 Rv. Dit is naar zijn aard geen bepaling waarop een partij bij een procedure een rechtstreeks beroep kan doen.
2.9. De rechtbank is aldus van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
2.10. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van de procedure in het incident worden veroordeeld.
in de hoofdzaak
2.11. De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
2.12. Elk van partijen wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum aan de rechter (t.a.v. Zittingsplanning Civiel, kamer H2.39 van het gebouw van de rechtbank aan het Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht) en aan de wederpartij toe te zenden (kopieën van) de bescheiden (voor zover nog niet in het geding gebracht) waarop zij ter comparitie een beroep wenst te doen.
2.13. Eagle One heeft de gelegenheid de conclusie van antwoord in reconventie ter comparitie te nemen. Eagle One moet een schriftelijke conclusie uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie toezenden. Na de comparitie kan deze conclusie niet meer genomen worden.
2.14. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
2.15. De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
2.16. In beginsel zal ter comparitie niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie.
2.17. Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. Partijen moeten er op voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst de vordering af;
3.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Eagle One tot op heden begroot op € 452,00.
in de hoofdzaak
in conventie en in reconventie
3.3. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. C.E.M. Nootenboom in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op dinsdag 6 november 2012 van 15.00 tot 17.00 uur,
3.4. bepaalt dat [gedaagde] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat [bedrijf 1] dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
3.5. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank – ter attentie van de roladministratie van de sector handel en kanton – om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
3.6. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2012.?