ECLI:NL:RBUTR:2012:BY0176

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
329419 / JE RK 12-2303
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 oktober 2012 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De ouders van de kinderen, [vader] en [moeder], hebben zich open gesteld voor ondersteuning van een diëtist, maar de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJZ) kon geen verdere hulp bieden. De kinderrechter heeft op 2 oktober 2012 de mondelinge behandeling voortgezet, waarbij de ouders en hun advocaat aanwezig waren. BJZ heeft aangegeven dat er sprake is van een complexe problematiek, maar dat er onvoldoende grond is om de kinderen voor nader onderzoek in een kliniek op te nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders voldoende inzicht hebben in de problematiek van obesitas en actief betrokken zijn bij de zorg voor hun kinderen. De ouders hebben aangegeven dat zij zich zullen blijven inzetten voor het afnemen van het gewicht van de kinderen, ook zonder de gezinsvoogd. Gezien deze omstandigheden heeft de kinderrechter besloten het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de ouders hun verantwoordelijkheid blijven nemen voor de zorg en begeleiding van hun kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector Familie & Toezicht
Verlenging ondertoezichtstelling
Zaak-/rolnummer: 329419 / JE RK 12-2303
Beschikking van de kinderrechter van 11 oktober 2012 met betrekking tot de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [1998] te [geboorteplaats],
nader te noemen: [minderjarige 1].
[minderjarige 2], geboren op [2000] te [geboorteplaats],
nader te noemen: [minderjarige 2].
[minderjarige 3], geboren op [2005] te [geboorteplaats],
nader te noemen: [minderjarige 3].
De kinderrechter merkt naast de verzoeker als belanghebbenden aan:
- [vader],
wonende te [woonplaats],
- [moeder],
wonende te [woonplaats].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders [moeder] en [vader].
1. Verloop van de procedure
1.1. [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht. De ondertoezichtstelling loopt tot 10 oktober 2012.
1.2. De Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht heeft op 30 augustus 2012 een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de periode van één jaar.
1.3. Het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling is bij het verzoekschrift overgelegd.
1.4. Ter terechtzitting van 2 oktober 2012 heeft de kinderrechter de zaak aangehouden, omdat er geen tolk aanwezig was. Bij beschikking van 4 oktober 2012 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd met ingang van 6 oktober 2012 tot
10 oktober 2012, omdat het niet mogelijk was het verzoek te behandelen voor de afloop van de termijn van de ondertoezichtstelling.
1.5. Op 2 oktober 2012 is de mondelinge behandeling voortgezet. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden. Bij de behandeling zijn verschenen:
- de heer [vader], de vader;
- -mevrouw [moeder], de moeder;
- mr. G. Öntas, de advocaat van de ouders;
- de heer W. Woning, de tolk van de ouders;
- mevrouw A. Bastinck, vertegenwoordiger namens de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, nader te noemen BJZ;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn eerder op 2 oktober jl. buiten de aanwezigheid van de overige belanghebbenden gehoord.
2. Vaststellingen en overwegingen
2.1. De ouders verweren zich tegen het verzoek. In hun visie had de ondertoezichtstelling het afgelopen jaar geen meerwaarde, omdat de benodigde hulpverlening al aanwezig was in het gezin.
2.2. BJZ geeft ter zitting aan dat het een complexe problematiek betreft, maar er is
weinig wat BJZ verder kan bieden, behalve de voortzetting van de contacten met de diëtist te monitoren. Zij ziet onder meer in de meewerkende houding van ouders onvoldoende grond om de kinderen voor nader onderzoek te laten opnemen in een kliniek.
2.3. De kinderrechter overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting nog naar voren is gebracht, blijkt dat het gewicht van alle drie de kinderen het afgelopen jaar slechts zeer beperkt is afgenomen. Volgens de ouders is dit niet te wijten aan het eetpatroon en hebben ze actief opgelet wat de kinderen eten en drinken.
Hulpverlening vanuit Zandbergen is ingezet om het gezin te observeren. Zandbergen is van mening dat de hulp die Zandbergen aanbiedt, niet aansluit bij het gezin vanwege het karakter van die hulp. De ouders vragen namelijk om concrete oplossingen. Om voornoemde reden is deze hulpverlening gestopt. Verder zijn er geen bijzonderheden gesignaleerd door de gezinsbegeleidster.
Naar het oordeel van de kinderrechter tonen de ouders voldoende inzicht in de problematiek en de gezondheidsrisico’s die obesitas met zich meebrengt. Verder werken de ouders aan alles mee, aldus BJZ. De vader gaat mee met sporten en de ouders zijn in overleg met de diëtiste gegaan om een dagmenu op te stellen. De diëtiste zal ook persoonlijk met de kinderen gaan praten over hun overgewicht en de risico’s die dat met zich meebrengt.
De ouders zeggen dat zij zich zullen blijven inzetten om ervoor te zorgen dat het gewicht van de kinderen afneemt, ook als de gezinsvoogd er niet meer zal zijn.
Omdat de ouders zich openstellen voor de ondersteuning van de diëtist en BJZ niet meer kan bieden, ziet de kinderrechter aanleiding om de verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen.
3. Beslissing
De kinderrechter
3.1. wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2012 uitgesproken in tegenwoordigheid van W.S. Weng, griffier.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te Arnhem, door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.