parketnummer: 16/655883-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 oktober 2012
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te ‘s-Gravenhage
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2012. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.M. van Dam, advocaat te ‘s-Gravenhage.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de agent die verdachte heeft aangehouden zich wellicht heeft vergist nu bij verdachte geen kledingstuk met een grijze capuchon is aangetroffen, terwijl zo’n capuchon wel op de prints van de camerabeelden is te zien bij de persoon met de lichtgekleurde kleding die voorop loopt met een tas over zijn schouder. Nu er verder geen technisch bewijs is dat wijst in de richting van verdachte dient deze te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Verdachte heeft nog verklaard dat hij voor zich uit in de [adres] een jongen met een witte jas met grijze capuchon heeft zien lopen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Door [aangever 1] is, verklaard, dat zij op 1 juni 2012 bij haar woning aan de [adres] te Woerden arriveerde en zag dat de woning helemaal was doorzocht en dat haar laptop, haar mini-laptop, haar paarse laptop en haar rugzak waren weggenomen.
Door de getuige [getuige 1] is verklaard dat zij op 1 juni 2012 om 20.45 uur in de [adres] te Woerden (een kantoor, gelegen onder appartementen) ging werken.
Toen ze daar binnen was zag ze drie jongen die in huizen en auto’s keken, ook in het kantoorpand waar zij werkte. De langste van de drie ging tegen de gevel staan en gaf de andere twee met zijn armen een opzetje. Die klommen een betonnen afdakje op en trokken de langste daarop. Even later hoorde zij een enorm kabaal uit de woning boven haar komen. Twee van de jongens beschrijft zij als “vermoedelijk Marokkaanse afkomst”, daarvan één 1,80 tot 1,85 meter, met een zwarte longsleeve of jas aan, de ander een stuk kleiner dan de langste, 1,70- 1,75 meter, met lichte bovenkleding. Zij belt de politie.
Door de getuige [getuige 2] is verklaard, dat hij op 1 juni 2012, omstreeks 20.45 uur, op de eerste verdieping van een woning aan de [adres] te Woerden twee of drie mensen uit het raam heeft zien rollen op de luifel boven de voordeur en dat hij drie personen heeft zien wegrennen. Eén van de personen was in het zwart gekleed en een ander in een witte jas.
Door verbalisant [verbalisant 1] is gerelateerd, dat er op 1 juni 2012, omstreeks 20.44 uur, melding werd gedaan van een inbraak in de woning aan de [adres] te Woerden, waarbij door een getuige was gezien dat drie verdachten de woning hadden verlaten; één van de verdachten was in het wit gekleed en één van de anderen in het zwart.
Voorts is door de politie gerelateerd, dat uit camerabeelden kan worden opgemaakt dat er op 1 juni 2012, tussen 20.41.51 uur en 20.41.54 uur drie personen door de [adres] [de rechtbank begrijpt: te Woerden] rennen, komende uit de richting van de [adres] (camera 1) en gaande in de richting van de [adres] (camera 2, 3)dat op de beelden is te zien dat de eerste persoon lichte tot witte kleding aanheeft en een tas over de schouder draagt, dat een tweede persoon met een lang en slank postuur donkere kleding draagt en de derde persoon geheel in het zwart is gekleed en een steviger postuur dan de andere personen heeft.
De rechtbank overweegt dat weliswaar de tijdstippen van de camerabeelden enkele minuten liggen voor de melding aan de politie, maar dat zij hierin geen tegenstelling ziet, nu de algemene ervaring leert dat de instelling van de klok die meeloopt met camerabeelden weleens afwijkt van de werkelijke tijd.
Door voornoemde verbalisant [verbalisant 1] is voorts gerelateerd, dat hij bij de kruising [adres]/[adres] een in het licht geklede jongen met een zwarte rugtas ziet aanlopen vanaf de [adres]. Voorts heeft hij gezien dat deze jongen, toen hij keerde en achter de jongen aanreed, een rugtas in de struiken zette en verder is gelopen. [verbalisant 1] heeft verder gerelateerd, dat de jongen door hem is aangehouden en dat deze [verdachte] bleek te zijn en dat in de rugtas twee laptops en een mini-laptop bleek te zitten.
Door verbalisant [verbalisant 2] is gerelateerd, dat hij op 1 juni 2012 om 20.52 uur ziet dat zijn collega [verbalisant 1] halverwege de [adres] een jongen aanhoudt.
Een omstander deelt mee dat hij de rugzak van deze jongen uit de struiken heeft gehaald en overhandigt deze aan [verbalisant 1]. De omstander deelt aan [verbalisant 2] mee dat twee andere jongens zijn weggerend in de richting van de [adres].
Ter hoogte van de kruising van die [adres] en de [adres] wenken omstanders naar [verbalisant 2] en een deelt mee dat twee jongen zich in de struiken hebben verstopt. Om 20.55 uur heeft [verbalisant 2] daar twee mannen uit de struiken heeft gehaald ; de mannen bleken te zijn genaamd: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Onder [medeverdachte 1] zijn – onder meer – een paar schoenen van het merk Nike, type Airmax in beslag genomen.
Bij de insluiting is als kledingsignalement van verdachten vastgesteld:
[verdachte]: zeer licht blauwe spijkerbroek, wit tshirt. In zijn fouillering werd aangetroffen een witte jas met onder aan de mouwen blauwe strepen
[medeverdachte 1]: een donkere spijkerbroek droeg en een blauw T shirt. In zijn fouillering zijn aangetroffen een donkerkleurige jas met capuchon en een donkerblauwe trui/vest met capuchon, met witte opdruk op de borst.
[medeverdachte 2]: donkere spijkerbroek, trui met ruitmotief op de borst in zwart, grijs en wit. In de fouillering een shirt/vest met opdruk Hilfiger en jas in grijs en zwart.
Door de forensische opsporing is gerelateerd, dat het profiel van de schoen van [medeverdachte 1] mogelijke overeenkomsten vertoont met de schoenafdruk die is aangetroffen op de achterzijde van het matras in de woning aan de [adres] te Woerden. Van onregelmatigheden in dit onderzoek, zoals door de verdediging gesteld, is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank overweegt, dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onder verdachte omstandigheden in de bosjes zijn aangetroffen, kort nadat er in de woning aan de [adres] te Woerden is ingebroken. Kort daarvoor was de medeverdachte [verdachte] aangehouden, nadat was gezien dat hij een tas met daarin de gestolen laptops in de bosjes zette. [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] voldoen in belangrijke mate aan het signalement dat door getuigen van de daders is gegeven en aan het signalement van de drie personen die op de camerabeelden zichtbaar zijn. Voorts is van belang dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] op 5 januari 2012 samen door de politie zijn gesignaleerd in Zoetermeer.
Het geheel aan feiten en omstandigheden, zoals hiervoor geschetst, in onderling verband en samenhang bezien brengt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt dat verdachte, kort na de inbraak, is aangetroffen met een rugtas met daarin de weggenomen laptops. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de waarneming van verbalisant [verbalisant 1] dat de verdachte [verdachte] de weggenomen tas met daarin de weggenomen laptops in de struiken heeft gezet.
Het enkele feit dat op de prints van de camerabeelden in het dossier bij de in lichte kleding geklede jongen ook een grijze capuchon kan worden waargenomen terwijl dat niet wordt aangetroffen in het kledingsignalement van verdachte [verdachte] staat niet in de weg aan bewezenverklaring.
De rechtbank overweegt in dit verband het volgende:
Uit het dossier blijkt niet of een van de verdachten een grijs vest/shirt met capuchon droeg ten tijde van de aanhouding. Wel is een grijs vest/shirt met capuchon in de fouillering van een van de andere verdachten aangetroffen.
Er is enige tijd gelegen tussen het moment van de (melding van de) inbraak, de aankomst van de politie ter plaatse en de aanhouding van verdachte.
Uit de hiervoor gecursiveerde passages blijkt dat de verdachte komt aanlopen vanuit de richting waar zijn medeverdachten zich (later of reeds) hebben verstopt in struiken.
Het is dus goed mogelijk dat tussen het moment dat cameraopnames zijn gemaakt en het moment van aanhouding van [verdachte] (of zelfs tussen dat moment en het opstellen van het kledingsignalement) deze zich van een grijs vest met capuchon heeft ontdaan.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 juni 2012 te Woerden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres] D) heeft weggenomen drie laptops (merken Dell en HP en Acer) en een rugzak (merk Slazenger, met inhoud), toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van
inklimming (verdachten zijn vanaf een onderliggende luifel via een openstaand raam voornoemde woning binnengeklommen).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich door de reclassering laat begeleiden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en ook met de persoon van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 3 augustus 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Verdachten hebben daarbij kennelijk alleen aan hun eigen belang gedacht en geen oog gehad voor het leed dat zij daarmee bij anderen kunnen aanrichten. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat iemand in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daad genomen. Eerdere veroordelingen, waaronder een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw een criminele daad te begaan. De rechtbank acht dat een zorgelijke ontwikkeling.
De rechtbank acht het noodzakelijk verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen. Begeleiding door de reclassering, in het kader van een aan een voorwaardelijk strafdeel gekoppelde bijzondere voorwaarde, acht de rechtbank niet noodzakelijk, nu verdachte niet aan onderzoek door de reclassering heeft willen meewerken, maar wel zijn eigen voorwaarden met betrekking tot reclasseringsbegeleiding heeft gesteld.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 618,50.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 618,50, waarvan € 368,50 ter zake van materiële schade en € 250,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 618,50 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 12 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waar de duur van de opgelegde gevangenisstraf gelijk wordt aan die van het reeds ondergane voorarrest.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. P.L.C.M. Ficq en
mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 oktober 2012.