ECLI:NL:RBUTR:2012:BX9934

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655405-12, 16/655550-12, 16/655875-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal, bedreiging en poging tot afpersing door verdachte in Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 22 augustus 2012, is de verdachte schuldig bevonden aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, bedreiging en poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 februari 2012 een router heeft gestolen bij de Media Markt in Utrecht. Tijdens de aanhouding heeft hij de beveiliger bedreigd met de dood. Op 14 maart 2012 heeft de verdachte een mobiele telefoon van een vrouw gestolen in een speeltuin. Daarnaast heeft hij op 30 mei 2012 geprobeerd een man af te persen door hem met geweld te dwingen zijn telefoon en portemonnee af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangiften van de slachtoffers in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €300,00 toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade, en de verdachte is verplicht om deze schade te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte, die als veelpleger is geclassificeerd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655405-12, 16/655550-12, 16/655875-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 augustus 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Wolvenplein
raadsvrouw mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/655405-12
Feit 1: een winkeldiefstal heeft gepleegd
Feit 2: een beveiliger heeft bedreigd met de dood
16/655550-12
een telefoon heeft gestolen
16/655875-12
door geweld heeft geprobeerd een ander te dwingen om zijn portemonnee en telefoon af te geven dan wel heeft geprobeerd door middel van geweld een portemonnee en telefoon te stelen
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot de diefstal en bedreiging bij de media markt (16/655405-12) baseert zij zich op de aangifte en de getuigenverklaring. Zij is van mening dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is en bovendien niet consistent.
Met betrekking tot de diefstal van de telefoon (16/655550-12) baseert zij zich op de aangifte en de getuigenverklaringen, waarbij één getuige daadwerkelijk ziet dat verdachte de telefoon weg neemt. De zus van aangeefster ziet vervolgens verdachte nog op de Amsterdamsestraatweg, waar hij de telefoon aanbiedt aan een persoon.
Met betrekking tot het laatste feit, de poging afpersing dan wel diefstal van een portemonnee en een telefoon (16/655875-12) baseert zij zich op de aangifte waarin een specifiek signalement wordt gegeven van de dader. Aangever gaat gelijk achter verdachte aan en ziet hem in de bus stappen. Verdachte wordt in de bus aangehouden en aangever wijst hem aan als de dader. Gelet op de bewoordingen die zijn gebruikt kan dit gekwalificeerd worden als een poging afpersing.
De officier van justitie merkt nog op dat verdachte om 22.28 uur uit de Albert Heijn op de Amsterdamsestraatweg loopt. Om 22.30 uur verdwijnt hij uit beeld. De buschauffeur van de bus op Oudenoord, waar verdachte is ingestapt, zegt dat hij om ongeveer 22.35 uur bij de bushalte was. Er is gereconstrueerd dat het van de Albert Heijn tot aan de bushalte 6.39 minuten lopen is. Dit zou qua tijd dan niet kloppen. Echter, in het dienstrooster van de betreffende bus staat dat de bus om 22.40 uur bij de halte op Oudenoord komt. Dit geeft verdachte dus 10 minuten de tijd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de diefstal en bedreiging bij de Media Markt (16/655405-12).
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor de diefstal van de telefoon van mevrouw [aangeefster] (16/655550-12) en wijst daarbij op het volgende. Deze zaak wordt louter gedragen door de verklaring van getuige [getuige] die zegt dat zij gezien heeft dat verdachte de telefoon heeft gestolen. De overige getuigen hebben slechts een vermoeden. De verklaring van de zus, die vanuit de bus op een drukke straat kennelijk aan de overkant ziet dat verdachte precies dezelfde telefoon aan een persoon aanbiedt, is onaannemelijk en kan geen bewijswaarde hebben.
De verdediging is van mening dat de rechtbank ook niet tot een bewezenverklaring kan komen voor de afpersing dan wel diefstal (16/655875-12). De tijdspanne klopt niet. Bij berekeningen van zowel het vertrek van aangever om 22.30 uur, als het vertrek tussen 22.20 en 22.25 uur van zijn huis naar de Amsterdamsestraatweg, zou verdachte eerder langs [adres], ter hoogte van welk adres het incident zich zou hebben voorgedaan, zijn gelopen dan het slachtoffer. Er zijn geen getuigen van het feit. Tot slot is het signalement van verdachte niet juist. Twee opvallende details, namelijk dat het een geblokte korte broek betrof en dat verdachte een grote pleister op zijn elleboog had, worden niet in het signalement omschreven.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
16/655405-12
De rechtbank acht zowel feit 1 als feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank komt tot haar oordeel op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 10 februari 2012 pakt een man een showmodel van een router bij de Media Markt op het Gildenkwartier te Utrecht en loopt met de router in zijn hand de kassa voorbij zonder deze ter betaling aan te bieden. Dit wordt door een beveiliger via de camera gezien. De man wordt vervolgens aangehouden door de beveiliger en een collega bewaker. Tijdens de aanhouding zegt de man tegen de beveiliger: “wacht maar tot ik je buiten tegen kom dan sla ik je dood”. De aangehouden man blijkt genaamd [verdachte].
16655550-12
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank komt tot haar oordeel op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 14 maart 2012 is verdachte aanwezig in de kantine van de speeltuin in Utrecht. De mobiele telefoon, een zilverkleurige Nokia C2-01, van [aangeefster] (verder te noemen aangeefster) lag op tafel. Nadat aangeefster klaar was met telefoneren op de vaste lijn, is haar mobiele telefoon verdwenen. Verdachte heeft de telefoon gepakt en is weggelopen.
16/655875-12
De rechtbank acht de poging afpersing wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank komt tot haar oordeel op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 30 mei 2012 is [aangever] (verder te noemen aangever) tussen 22.20 uur en 22.25 uur van zijn woning op de Schepenmakerssteeg naar de Albert Heijn gelopen op de Amsterdamsestraatweg in Utrecht. Op de Herenweg pakte een man hem bovenaan zijn T-shirt en overhemd vast en drukte met zijn knokkels hem in de keel. De man zei: “geef me je telefoon, geef me je telefoon” en “en geef me je portemonnee”. Aangever omschrijft de man als volgt: man van ongeveer 175 centimeter lang, ongeveer tussen de 30 en de 40 jaar oud, getinte huidskleur, zwart krullend haar, normaal postuur, sprak Nederlands met een soort accent, droeg een donkerroze T-shirt, lichte korte broek, lage schoenen. De man droeg een blauwe Albert Heijn tas. Er kwam een bestelbusje aan en aangever is ingestapt, waarna de bestuurder de kant is opgereden waar de dader naar toe is gelopen. Op Oudenoord zag aangever de dader staan en in de bus stappen. Intussen had aangever ook de politie gebeld. De politie heeft de bus tot stilstand gedwongen. Vervolgens heeft aangever de dader aangewezen. De dader werd aangehouden en bleek te zijn genaamd: [verdachte] (verder te noemen verdachte). Op de camerabeelden van de Albert Heijn is te zien dat verdachte om 22:28:38 uur de Albert Heijn uitloopt en om 22:30:44 uur uit beeld verdwijnt. Verdachte heeft verklaard dat hij naar de Albert Heijn is geweest en vanuit daar via de Herenweg naar Oudenoord is gelopen. Daar is hij op de bus gestapt. Hij had een roze polo en een lichte korte broek aan. Verbalisanten hebben de tijd opgenomen van de route die verdachte die avond heeft gelopen en komen daarbij op ongeveer 6 minuten en 39 seconden.
Bewijsoverwegingen
Poging afpersing dan wel poging diefstal
De rechtbank is van oordeel dat het feit een poging tot afpersing betreft en geen poging diefstal. Door de bewoordingen “geef me je telefoon” en “geef me je portemonnee” en aangever daarbij bij zijn keel te pakken, heeft verdachte geprobeerd aangever te dwingen tot afgifte van zijn portemonnee en telefoon.
Tijdspanne
De rechtbank is verder van oordeel dat het delict past binnen het geschetste tijdskader. Aangever heeft zakelijk gezegd rond half elf te zijn vertrokken en niet precies meer te weten hoe laat het was. Verdachte is om 22:30:44 uur uit beeld gelopen bij de Albert Heijn op de Amsterdamsestraatweg. De bus op Oudenoord vertrekt volgens de dienstregeling om 22.40 uur. Dit betekent dat als de tijdsaanduiding van de camera betrouwbaar zou zijn, verdachte 10 minuten de tijd had, terwijl het ongeveer 6,5 minuten lopen is. In hoeverre de tijdsaanduiding van de camera precies klopt, is echter niet duidelijk. De tijdsspanne is naar de mening van de rechtbank niet zo nauwkeurig vast te stellen als de verdediging heeft betoogd. De rechtbank volgt derhalve niet het verweer van de verdediging op dit punt.
Signalement
Verdachte voldoet aan het door de aangever gegeven signalement. Het feit dat verdachte kennelijk een pleister op zijn elleboog had, terwijl dit in het door aangever opgegeven signalement niet terug te vinden is doet daar niet aan af. Tevens is ter zitting aangegeven dat verdachte een geblokte lichte korte broek aan had in plaats van een gewone lichte korte broek. De rechtbank is van oordeel dat deze omschrijving van de broek niet zodanig afwijkt van het door aangever opgegeven signalement dat dit zou moeten leiden tot de conclusie dat het een ander persoon betreft. Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat hij een lichte korte broek droeg. De rechtbank volgt ook op dit punt niet het verweer van de verdediging.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16/655405-12
Feit 1: op 10 februari 2012 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een router merk Sitecom toebehorende aan de Media Markt locatie Gildenkwartier;
Feit 2: op 10 februari 2012 te Utrecht [bedreigde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [bedreigde] dreigend de woorden toegevoegd :"wacht maar tot ik je buiten tegen kom, dan sla ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
16/655550-12
op 14 maart 2012 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon merk Nokia, type C2-01, zilverkleurig, toebehorende aan [aangeefster];
16/655875-12
op 30 mei 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van een telefoon en een portemonnee of geld toebehorende aan die [aangever],
- die [aangever] bij de kleding heeft vastgepakt en in de keel heeft gedrukt en
- daarbij meermalen heeft gezegd "Geef me je telefoon, geef me je telefoon" en "Geef me ook je portemonnee",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
16/655405-12:
Feit 1: diefstal
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
16/655550-12:
Diefstal
16/655875-12:
Poging afpersing
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen:
- De ISD-maatregel voor de duur van maximaal 2 jaar, met een tussentijdse toetsing na 9 maanden
Subsidiair vordert de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte voor de feiten op 14 maart 2012 en op 30 mei 2012 dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot het feit van 10 februari 2012 verzoekt de verdediging om een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en verdachte in vrijheid te stellen.
Subsidiair is de onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet aan de orde. Er is niet nagegaan of verdachte behandelbaar is, hetgeen zou betekenen dat de ISD-maatregel slechts wordt opgelegd om verdachte van de straat te houden. Bovendien moet voor het opleggen van een ISD-maatregel meer vooraf zijn gegaan dan louter contacten met hulpverlening. Er is geen sprake geweest van een eerdere intramurale opname. Verdachte heeft ook nog een eigen woning. Dagbesteding en alcohol is een probleem, maar verdachte staat open voor begeleiding. Een voorwaardelijke ISD-maatregel is een mogelijkheid, waarbij als bijzondere voorwaarde het contact met Centrum Maliebaan Gavo als wettelijke verplichting kan worden voortgezet.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en een bedreiging, een diefstal van een telefoon en een poging afpersing. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Bovendien heeft verdachte zich ook nog bedreigend uitgelaten toen hij werd aangehouden door de beveiliger. Tevens heeft verdachte een telefoon gestolen bij een buurtspeeltuin, waar bovendien al meerdere keren tegen verdachte was gezegd dat hij daar niet meer welkom was. Tot slot heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing op straat door achter een struik vandaan te komen en een willekeurig persoon bij zijn keel te pakken. Dit heeft grote invloed op de veiligheidsgevoelens in de maatschappij en specifiek op het slachtoffer. Uit de verklaring van het slachtoffer ter zitting blijkt dat hij zich niet meer veilig voelt en het niet meer prettig vindt om in het donker over straat te gaan.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de justitiële documentatie van 26 juni 2012 die bestaat uit 16 pagina’s. Verdachte is gelabeld als veelpleger.
Verder heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- Het reclasseringsadvies van 14 mei 2012 van B.H.V. Dölle. Uit dit rapport blijkt dat betrokkene begeleid wordt door de heer Hendriksen van het Forensisch casemanagement van Centrum Maliebaan. De heer Hendriksen heeft goed contact met betrokkene en betrokkene zegt zelf een goede verstandhouding met de heer Hendriksen te hebben.
- Het reclasseringsadvies van 13 juli 2012 opgemaakt door L. Scheffers. Betrokkene wenste geen gesprek met de reclassering. Voor de totstandkoming van dit rapport is gebruik gemaakt van het in mei 2012 uitgebrachte reclasseringsadvies. Betrokkene wil niet in gesprek met betrekking tot de vordering van de ISD-maatregel. Gezien het blijven recidiveren van betrokkene in delictgedrag adviseert de reclassering om aan betrokkene de ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank is, ondanks de bevindingen van de reclassering, van oordeel dat het opleggen van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders op dit moment niet wenselijk en noodzakelijk is. Het is een maatregel die als ultimum remedium dient te worden ingezet. De heer Scheffers heeft niet gesproken met verdachte omdat deze niet in gesprek wilde met de reclassering. De heer Scheffers heeft echter ook geen contact opgenomen met de heer Hendriksen van het Forensisch casemanagement, door wie betrokkene wordt begeleid. Ook is niet gebleken van eerdere behandelingen.
De rechtbank is op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat nu een gevangenisstraf passend is. De rechtbank legt op een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Als bijzondere voorwaarde legt zij op dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt begeleiding door het Forensisch Casemanagement van Centrum Maliebaan.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever] vordert ter zitting een schadevergoeding van
€ 500,00 voor het feit gepleegd op 30 mei 2012 (16/655875-12) en een voorwaardelijke schadevergoeding voor de inbeslaggenomen kleding van € 105,00 (overhemd € 90,00 en shirt € 10,00) mocht deze niet meer draagbaar zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 300,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij desgewenst haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
Met betrekking tot de voorwaardelijke vordering voor de kleding, heeft de officier van justitie meegedeeld dat deze kleding onbeschadigd is en aan de benadeelde partij kan worden teruggegeven. De rechtbank zal derhalve geen beslissing nemen op de voorwaardelijke vordering.
8 Het beslag
8.1 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [aangever], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 285, 310, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
16/655405-12:
Feit 1: diefstal
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
16/655550-12:
Diefstal
16/655875-12:
Poging afpersing
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt begeleiding door het Forensisch Casemanagement van Centrum Maliebaan;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [aangever] van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een meerkleurige blouse en een blauw shirt;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van € 300,00, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Schademaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever], € 300,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 augustus 2012