sector handel en kanton
kantonrechter
zaaknummer: 795574 AC EXPL 12-927 4215
vonnis van 3 oktober 2012
de naamloze vennootschap
De Goudse Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Gouda,
verder te noemen: De Goudse,
eiseres,
gemachtigde: Groenewegen en Partners,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: [gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Walet.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 2 mei 2012.
De Goudse heeft voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht. De comparitie is gehouden op 11 juli 2012, waarvan aantekening is gehouden.
Na de comparitie heeft [gedaagde] een akte uitlating producties genomen, waarop De Goudse bij antwoordakte heeft gereageerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
2.1. Door middel van een door hem op 2 december 2007 ondertekend aanvraagformulier heeft [gedaagde] een aanvraag gedaan voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) bij De Goudse. Bij dit formulier hoort een gezondheidsverklaring die [gedaagde] eveneens op 2 december 2007 heeft ondertekend. In de gezondheidsverklaring is vermeld:
“Invullen van de vragen
Het is zeer belangrijk dat u alle vragen juist en volledig beantwoordt. (…) Vermeld al uw klachten, ook als u denkt dat deze niet belangrijk zijn of als u geen arts heeft bezocht. Wanneer u deze gezondheidsverklaring niet juist of onvolledig invult, kan dit ertoe leiden dat het recht op premievrijstelling dan wel het recht op uitkering bij arbeidsongeschiktheid of overlijden wordt beperkt of zelfs vervalt. Als u met de bedoeling om ons te misleiden heeft gehandeld of De Goudse bij kennis van de werkelijke stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten, hebben wij ook het recht de verzekering op te zeggen.”
Vraag 2 van de gezondheidsverklaring luidt, voor zover van belang:
“2 PERSOONLIJKE GEZONDHEIDSGEGEVENS
(…)
Gebruikt u drugs?”
[gedaagde] heeft bij deze vraag de antwoordoptie “nee, nooit gebruikt” aangekruist. De andere antwoordopties waren “ja, nl (soort)” en “nee, niet meer sinds (d-m-j)”.
Vraag 6 luidt, voor zover van belang:
“6. AIDS EN HIV
Gebruikt(e) u de afgelopen vijf jaar intraveneus drugs?”
Bij deze vraag heeft [gedaagde] antwoordoptie “nee” aangekruist.
2.2. Op 14 januari 2008 is per 1 januari 2008 door tussenkomst van Westerzee Assurantiën BV tussen De Goudse en [gedaagde] een AOV tot stand gekomen. Het verzekerd beroep is timmerman. Op het bij de AOV behorende polisblad is vermeld dat de polisvoorwaarden Algemene Voorwaarden 2008 ZelfstandigVerzekerd van toepassing zijn.
2.3. Op 8 januari 2009 heeft [gedaagde] zich arbeidsongeschikt gemeld vanwege een carpaal tunnelsyndroom. In verband met deze arbeidsongeschiktheid heeft [gedaagde] een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen. Deze uitkering zou op 4 augustus 2009 eindigen, omdat [gedaagde] dan minder dan 25% arbeidsongeschikt zou zijn.
2.4. Op 7 augustus 2009 belt de toenmalige partner van [gedaagde] naar mevrouw [D] van De Goudse met de mededeling dat [gedaagde] twee weken daarvoor is opgenomen in een psychiatrische inrichting in verband met een zelfmoordpoging.
2.5. Vanaf 24 juli 2009 keert De Goudse een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan [gedaagde] uit vanwege psychische problemen.
2.6. Samen met haar begeleidende brief van 21 oktober 2009 aan De Goudse stuurt [A] (arts-assistent bij Symfora Groep, locatie [locatie]) de ontslagbrief van 19 augustus 2009 aan [B] (de huisarts van [gedaagde]). In de brief aan de huisarts is geschreven dat [gedaagde] op 24 juli 2009 op verwijzing van [C] van Meander Medisch Centrum in paviljoen [naam] (de opnameafdeling voor acute psychiatrie van [locatie]) is opgenomen vanwege een suïcidepoging door middel van uitlaatgas in een afgesloten auto. De ontslagbrief vermeldt verder:
“Reden van opname
Tentamen suïcide bij depressieve episode en drugs- en gokproblematiek.
Intoxicaties
(…)
Drugs: vroeger cannabis. Gebruikt wel regelmatig speed (amfetamine). Gebruikt dit wisselend, soms zoveel dat hij nachten overslaat, dan weer hele weken niet.
Anamnese
Dhr vertelt dat hij het allemaal niet meer zag zitten. Sinds hij moest stoppen met werken, door een Carpaal Tunnel Syndroom aan beide handen, een hoop problemen met de verzekering en dergelijke waardoor hij nu financiële problemen heeft. Hij heeft tevens een gokverslaving en daardoor forse schulden.
(…)
De problemen stapelden zich op en vanmorgen had hij het gevoel dat het toch allemaal geen zin meer had. Hij is toen met busje naar begraafplaats gereden en heeft slang om uitlaat gebonden en die door autoraam naar binnen gedaan. Hij heeft terwijl de motor liep een afscheidsbrief geschreven. (…)
Decursus
(…) Het is met name de verslavingsproblematiek waar dhr mee zit. (…)
Nazorg
Vervolgbehandeling op het CAD (Consultatiebureau voor Alcohol & Drugs; toevoeging kantonrechter) van Centrum Maliebaan, dhr gaat bij hen ook in deeltijdbehandeling.”
2.7. Vervolgens heeft De Goudse na een daartoe strekkende machtiging van [gedaagde] medische informatie opgevraagd. Op 15 november 2009 heeft [gedaagde] een aanvullende gezondheidsverklaring ingevuld en wel als volgt:
1. Hoelang gebruikt u al drugs? Vanaf maart 2009 ongeveer
2. Was dit al voor 01-01-2008? nee
3. Welke drugs gebruikt u? amfetamine
4. In welke mate gebruikt u? 100 gram in de maand
Als toelichting heeft [gedaagde] geschreven:
“Vanaf maart 2009 zwaar depresief geworden, en ben toen de drugs amfetamine in grote hoeveelheden gaan gebruiken en ook gaan gokken en toen verslaafd geworden aan beiden.”
2.8. In de brief van 25 januari 2010 van Centrum Maliebaan (cluster Utrecht-Oost) aan De Goudse is vermeld:
“(…) Op basis van de informatie van het intakegesprek en de daaropvolgende behandeling is de volgende diagnose gesteld:
Patiënt is vanaf zijn 12e jaar in aanraking gekomen met middelen. Het ging in eerste instantie blowen, waar hij vijf jaar geleden mee stopte vanwege geheugenproblemen. Vanaf zijn 16e jaar ging hij ook amfetamine gebruiken, waar hij sinds een jaar mee stopte, vanwege paranoïde gedachten. Als vervanging voor de cocaïne is hij amfetamine gaan gebruiken, het laatste jaar dagelijks. (…)”
2.9. Bij brief van 2 februari 2010 beëindigt De Goudse de AOV, omdat [gedaagde] heeft verzuimd op de gezondheidsverklaring melding te maken van zijn drugsgebruik in het verleden. In de brief is, voor zover van belang, vermeld:
“Uitkering
U heeft geen recht op een uitkering voor uw arbeidsongeschiktheid. Uw arbeidsongeschiktheid valt namelijk niet onder de dekking van uw verzekering. U ontving dus onterecht uitkering van De Goudse.
Wilt u € 21.814,53 aan ons terugbetalen? (…)
Reden
Ik leg u uit waarom u geen recht op een uitkering heeft.
• Vóór de ingangsdatum van uw verzekering was er sprake van druggebruik. Dit blijkt uit de gegevens die onze medisch adviseur ontving. In deze gegevens staat dat het niet ging om eenmalig of incidenteel gebruik, maar om meer structureel gebruik waarbij u ook klachten van het geheugen heeft gehad. U gaf het druggebruik en de daaruit voortvloeiende klachten niet aan in de gezondheidsverklaring die u bij de aanvraag van uw verzekering invulde en ondertekende. (…)
• U had bij de aanvraag van uw verzekering in ieder geval moeten laten weten dat er sprake is geweest van drugge(mis)bruik en de klachten die daaruit zijn ontstaan. Dat bent u namelijk verplicht op grond van artikel 7:928 van het Burgerlijk Wetboek. (…) Als wij bij de aanvraag van uw verzekering van deze klachten hadden geweten, dan hadden wij deze verzekering niet afgesloten.
Uw verzekering
Wij beëindigen uw verzekering met onmiddellijke ingang. (…)”
In deze brief meldt De Goudse verder dat zij [gedaagde] heeft aangemeld in het Incidentenregister.
2.10. In zijn brief van 11 maart 2010 aan De Goudse maakt [gedaagde] bezwaar tegen de beëindiging van de AOV. Hij schrijft:
“(…) Dus uit onze bevindingen klopt het royeren van de verzekering niet, want u royeerd de verzekering na ruim 3 maanden en volgens het Burgerlijk Wetboek moet dat binnen 2 maanden.”
2.11. In haar brief van 14 april 2010 aan [gedaagde] reageert De Goudse:
“Uit de door u aangehaalde brief van 21 oktober 2009 van mw. [A] blijkt niet dat er voor het aangaan van de verzekering sprake was van verslaving en drugs. Dit blijkt pas uit de medische informatie die door onze medisch adviseur is ontvangen op 28 januari 2010 van de behandelend psycholoog.
Met onze brief van 2 februari 2010 waren wij dus ruim op tijd en hebben wij gewezen op de mogelijke gevolgen.”
3. Het geschil en de beoordeling daarvan
3.1. De Goudse vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 24.136,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding (2 februari 2012) en de kosten van de procedure.
Het bedrag van € 24.136,04 is als volgt opgebouwd:
- € 21.501,37 aan verstrekte arbeidsongeschiktheidsuitkeringen;
- € 318,19 voor het opvragen van medische informatie;
- € 1.126,48 aan wettelijke rente tot en met 23 januari 2012; en
- € 1.190,- (inclusief BTW) aan buitengerechtelijke (incasso)kosten.
3.2. De Goudse vordert de door haar verstrekte arbeidsongeschiktheidsuitkeringen als zijnde onverschuldigd betaald terug. Zij voert daartoe aan dat [gedaagde] zijn mededelingsplicht bij het aangaan van de AOV heeft geschonden door geen melding te maken van zijn drugsverleden. Volgens De Goudse heeft [gedaagde] haar opzettelijk misleid als bedoeld in artikel 7:930 lid 5 in samenhang met artikel 7:928 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Tijdens de comparitie is namens De Goudse toegelicht dat zij de AOV in het geheel niet was aangegaan als zij op de hoogte was geweest van [gedaagde]s drugsproblematiek. De kantonrechter begrijpt dit aldus dat De Goudse subsidiair een beroep doet op het bepaalde in artikel 7:930 lid 4 BW.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat hij de polisvoorwaarden niet heeft ontvangen.
Ook voert hij aan dat De Goudse de gevolgen van de schending van de mededelingsplicht niet binnen twee maanden na ontdekking, dus te laat, heeft ingeroepen.
Verder voert [gedaagde] aan dat hij nooit de bedoeling heeft gehad De Goudse te misleiden. In dit licht betrekt hij het standpunt dat er geen causaal verband is tussen de niet meegedeelde feiten en de beoordeling van het risico, zodat hij ingevolge artikel 7:930 lid 2 BW recht heeft op onverkorte uitkering.
In elk geval heeft hij op grond van artikel 7:930 lid 3 BW recht op een gedeeltelijke uitkering, aldus [gedaagde], omdat De Goudse bij kennis van de ware stand van zaken een hogere premie zou hebben bedongen althans een verzekering tot een lager bedrag hebben afgesloten. Dit leidt er volgens [gedaagde] toe dat de vorderingen van De Goudse moeten worden afgewezen dan wel gematigd.
3.4. De kantonrechter oordeelt als volgt. Het verweer van [gedaagde] dat hij de polisvoorwaarden niet heeft ontvangen, behoeft – wat daar ook van zij – geen bespreking, omdat De Goudse haar vorderingen niet heeft gebaseerd op schending van deze voorwaarden, maar op artikel 7:930 in samenhang met artikel 7:928 BW.
3.5. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] vraag 2 onjuist heeft ingevuld. Volgens De Goudse heeft hij zodoende haar opzettelijk misleid. In de kern komen de stellingen van De Goudse op het volgende neer. Uit de medische informatie blijkt dat [gedaagde] vanaf zijn twaalfde jaar structureel cannabis gebruikt en dat hij vanaf zijn zestiende jaar afwisselend amfetamine en cocaïne gebruikt. Onder deze omstandigheden kan het volgens haar niet anders dan dat [gedaagde] haar door het onjuist invullen van vraag 2, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat, opzettelijk heeft proberen te misleiden, aldus De Goudse.
[gedaagde] heeft tijdens de zitting toegelicht dat de verzekeringstussenpersoon bij hem thuis is langsgekomen met het aanvraagformulier en de gezondheidsverklaring. Bij het invullen ervan heeft de tussenpersoon geen uitleg gegeven. In eerste instantie heeft hij over de vraag 2 heen gelezen, aldus [gedaagde]. Pas nadat hij de rest van het formulier (waaronder vraag 6) had ingevuld, heeft hij vraag 2 beantwoord. Uit hetgeen [gedaagde] heeft toegelicht, leidt de kantonrechter af dat hij vraag 6, omdat hij niet wist niet wat intraveneus betekent, zo begrepen heeft dat hem werd gevraagd of hij de afgelopen vijf jaar drugs heeft gebruikt. Omdat hij vraag 2 en 6 door elkaar heeft gehaald, heeft hij vraag 2 onjuist beantwoord. Na het invullen heeft [gedaagde] het formulier slechts vluchtig doorgelezen. [gedaagde] betwist dan ook dat hij De Goudse opzettelijk heeft misleid. In dit licht voert hij ook aan dat hij geen machtiging aan De Goudse zou hebben gegeven voor het opvragen van zijn medische gegevens, als hij haar opzettelijk zou hebben misleid zoals wordt gesteld.
3.6. Hoewel de kantonrechter zonder meer aanneemt dat [gedaagde] de betekenis van het woord intraveneus (in de ader) in vraag 6 niet kende, brengt juist de afwezigheid van dit woord in vraag 2 mee dat het niet aannemelijk is dat hij de betreffende vragen door elkaar heeft gehaald. Daar komt bij dat vraag 6 zich uitstrekt tot een met name genoemde periode van vijf jaar terug, terwijl vraag 2 deze beperking niet kent.
Uit de brief van Centrum Maliebaan van 25 januari 2010 (zie r.o. 2.8) blijkt dat [gedaagde], anders dan De Goudse gelet op haar tijdens de zitting gegeven toelichting lijkt te veronderstellen, geen cannabis meer gebruikte ten tijde van het invullen van de gezondheidsverklaring. Uit deze brief blijkt echter wel dat hij op dat moment op frequente basis harddrugs gebruikte (of het cocaïne of amfetamine betrof, wordt niet helemaal duidelijk). Gelet op het feit dat vraag 2 helder is en niet waarschijnlijk is dat hij de vragen 2 en 6 met elkaar heeft verwisseld, moet worden aangenomen dat [gedaagde] vraag 2 opzettelijk onjuist heeft beantwoord. Zelfs als het zo zou zijn dat hij op 2 december 2007 geen drugs meer gebruikte, dan nog had hij – gelet op de aard en de frequentie van de drugs die hij dan tot voor kort gebruikte – moeten begrijpen dat hij antwoordoptie “nee, niet meer sinds (d-m-j)” behoorde in te vullen.
3.7. Verder moet het belang van juiste en volledige beantwoording [gedaagde] duidelijk zijn geweest. Immers, het betrof een gezondheidsverklaring in het kader van het al dan niet aangaan van een AOV waarop is meegedeeld het van groot belang is dat alle vragen juist en volledig worden beantwoord. Ook is op de verklaring meegedeeld welke sancties verbonden kunnen zijn aan onjuiste of onvolledige beantwoording. Onder deze omstandigheden is de conclusie gerechtvaardigd dat [gedaagde] vraag 2 onjuist heeft beantwoord met de bedoeling De Goudse te misleiden. Dit oordeel leidt ertoe dat De Goudse een terecht beroep doet op het bepaalde in artikel 7:930 lid 5 in samenhang met artikel 7:928 BW. Dit betekent dat ieder recht op uitkering komt te vervallen en dat de reeds betaalde uitkeringen onverschuldigd zijn betaald. De vorderingen van De Goudse zullen dan ook in beginsel worden toegewezen.
Tijdig inroepen gevolgen schending mededelingsplicht
3.8. [gedaagde] stelt verder als verweer dat De Goudse niet tijdig, dat wil zeggen niet binnen twee maanden na de ontdekking van schending van de mededelingsplicht, een beroep heeft gedaan op de mogelijke gevolgen ervan. Volgens hem blijkt al uit de ontslagbrief van 19 augustus 2009 (zie r.o. 2.6) dat sprake is van drugsgebruik ten tijde van het invullen van de gezondheidsverklaring. Dit verweer wordt verworpen.
3.9. De kantonrechter stelt voorop dat voor ontdekking in de zin van artikel 7:929 BW meer nodig is dan het enkele vermoeden van schending van de mededelingsplicht. Gelet op de betrokken belangen is het nodig dat een verzekeraar een voldoende mate van zekerheid heeft. Hiervoor kan onderzoek nodig zijn.
3.10. Met De Goudse is de kantonrechter van oordeel dat uit de ontslagbrief niet blijkt dat [gedaagde] voor of ten tijde van het invullen van de gezondheidsverklaring amfetamine gebruikte. In de brief wordt slechts vermeld dat [gedaagde] regelmatig speed gebruikt. Deze formulering laat de mogelijkheid open dat [gedaagde] pas na 2 december 2007 met amfetamine is begonnen. Evenmin kon De Goudse uit de aanvullende gezondheidsverklaring van 15 november 2009 afleiden dat [gedaagde] voor of ten tijde van het invullen van de gezondheidsverklaring harddrugs gebruikte. Immers schrijft [gedaagde] – overigens evenzeer in strijd met de waarheid – hierin dat hij ongeveer vanaf maart 2009 speed gebruikt (zie r.o. 2.7).
Een voldoende mate van zekerheid had De Goudse wel toen zij de brief van Centrum Maliebaan van 25 januari 2010 ontving. Deze brief is door haar medisch adviseur blijkens diens stempel op de brief op 28 januari 2010 gezien. Vervolgens heeft De Goudse de gevolgen van de schending van de mededelingsplicht per brief van 2 februari 2010 – dus tijdig – ingeroepen (zie r.o. 2.9).
3.11. Het voorgaande brengt mee dat de vordering ter zake van terugbetaling van € 21.501,37 zal worden toegewezen. De overige verweren van [gedaagde] hebben betrekking op de situatie waarin geoordeeld zou worden dat geen sprake is van opzettelijke misleiding en hoeven, gelet op het voorgaande, niet te worden besproken.
3.12. Tegen de vordering tot betaling van een bedrag van € 318,19 in verband met het opvragen van medische informatie is geen verweer gevoerd, zodat deze eveneens zal worden toegewezen.
3.13. De Goudse vordert wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 21.819,56 (zijnde € 21.501,37 + € 318,19). Hoewel [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd, overweegt de kantonrechter als volgt. Niet duidelijk is geworden per wanneer De Goudse wettelijke rente vordert. De eerste brief in het procesdossier waarin [gedaagde] wordt gesommeerd tot betaling, is de brief van Groenewegen en Partners van 16 mei 2011. In deze brief wordt [gedaagde] gesommeerd binnen vijf dagen (dus uiterlijk 21 mei 2011) te betalen. Dit heeft hij nagelaten, zodat hij per die datum in verzuim is komen te verkeren. De gevorderde wettelijke rente zal dan ook per 21 mei 2011 worden toegewezen.
Buitengerechtelijke (incasso)kosten
3.14. Tot slot vordert De Goudse vergoeding van de buitengerechtelijke (incasso)kosten. Bij de beoordeling van deze vordering hanteert de kantonrechter conform het rapport Voorwerk II het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
De Goudse heeft ter onderbouwing van de gestelde buitengerechtelijke incassokosten enkele (standaard) sommatiebrieven overgelegd. Daarmee is niet althans onvoldoende gesteld en onderbouwd dat daadwerkelijk verdergaande buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt voor verrichtingen als hiervoor omschreven. De kosten waarvan De Goudse vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten, zodat de kantonrechter dit onderdeel van de vordering zal afwijzen.
3.15. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Goudse worden begroot op:
- dagvaarding € 90,64
- griffierecht € 873,00
- salaris gemachtigde € 1.000,00 (2,5 punt x tarief € 400,00)
Totaal € 1.963,64
4.1. veroordeelt [gedaagde] aan De Goudse te betalen een bedrag van € 21.819,56, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 21 mei 2011 tot de algehele voldoening,
4.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van De Goudse, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.963,64, waarin begrepen € 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
4.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2012.