parketnummer: 16/655308-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 augustus 2012
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende aan de [adres], [woonplaats],
raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 9 januari 2012 al dan niet samen met een ander heeft ingebroken in een woning gelegen aan de [adres] te Zeist;
2. in de periode van 25 december 2011 tot en met 10 januari 2012 al dan niet samen met een ander twee zilveren tien gulden muntstukken heeft geheeld.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, het eerste ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Ook het tweede ten last gelegde feit acht zij wettig en overtuigend bewezen in die zin dat verdachte redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de in zijn auto aangetroffen munten van diefstal afkomstig waren.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot beide ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Met betrekking tot het eerste ten laste gelegde feit heeft de verdediging gesteld dat op basis van de in het dossier aanwezige stukken niet kan worden vastgesteld dat verdachte bij de ten laste gelegde inbraak betrokken is geweest. Zo is het aangetroffen schoenspoor op het aanrechtblad van de woning aan de [adres] te Zeist volgens de verdediging onvoldoende specifiek. Verder rechtvaardigt de omstandigheid dat verdachte in de buurt van de plaats waar de gestolen goederen zijn aangetroffen is aangehouden niet de conclusie dat hij dus wel bij de inbraak betrokken moet zijn geweest. Verdachte heeft immers een verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid ter plaatse. Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant], waarin is vermeld dat hij de indruk had dat verdachte doelbewust en regelrecht naar de goederen liep mag, aldus de verdediging, niet voor het bewijs worden gebruikt. Dit betreft immers een subjectieve waarneming van de verbalisant.
Met betrekking tot het tweede ten laste gelegde feit heeft de verdediging gesteld dat niet vaststaat dat de in de auto van verdachte aangetroffen zilveren tien gulden muntstukken van diefstal afkomstig waren. De in de auto van verdachte aangetroffen munten zijn in een grote oplage - van rond 1 miljoen stuks - op de markt gebracht. Op de munten bevinden zich geen specifieke kenmerken waaruit zou kunnen volgen dat verdachte had moeten weten dat deze van diefstal afkomstig waren, aldus de verdediging.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Op 9 januari 2012 heeft [aangever 1] mede namens [naam] aangifte gedaan van inbraak in de woning aan de [adres] te Zeist. Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard dat zij op 9 januari 2012 in de slaapkamer van haar woning was en dat er omstreeks 23.15 uur een man in haar slaapkamer stond. Toen ze begon te gillen rende de man weg. Ze zag dat het keukenraam van haar woning was opengebroken en dat een lichtblauwe laptop van het merk Dell en een rode laptop van het merk Samsung waren weggenomen.
Getuige [getuige] zag op 9 januari 2012 omstreeks 23.20 uur ter hoogte van de woning aan de [adres] Zeist twee jongens wegrennen de [adres] in.
Op 10 januari 2012 omstreeks 00.40 uur zijn in de tuin van het perceel [adres] te Zeist, op een afstand van 150 meter van het perceel [adres], een blauwe en een rode laptop aangetroffen. Naast deze laptops lagen een schroevendraaier en een breekijzer.
Op 10 januari 2012 omstreeks 01.16 uur werd gezien dat een auto stopte voor de oprit van het perceel [adres]. Een persoon stapte uit in de directe omgeving van de plaats waar de gestolen goederen lagen. Deze persoon is aangehouden en bleek te zijn genaamd [verdachte], verdachte. De schoenen -van het merk Dolce en Gabbana - die verdachte op het moment van aanhouding droeg zijn veiliggesteld en in beslag genomen.
In de woning aan [adres] is sporenonderzoek verricht. Hierbij zijn op het aanrechtblad onder het inklimraam twee schoenafdrukken veroorzaakt door een schoen van het merk Dolce en Gabbana, en een veroorzaakt door een schoen van het merk Cruyff, aangetroffen. Deze schoenafdrukken zijn voor nader onderzoek veiliggesteld. Daarnaast zijn sporen van een schroevendraaier en een sloopbeitel aangetroffen in de naad en in het kozijn van het keukenraam. Ook deze sporen zijn veiliggesteld.
Uit onderzoek door de forensische opsporing naar de veiliggestelde sporen van het keukenraam is gebleken dat deze laatstgenoemde sporen zijn (de rechtbank begrijpt: met hoge mate van waarschijnlijkheid) veroorzaakt door de bij de laptops aangetroffen schroevendraaier en breekijzer.
De veiliggestelde schoensporen zijn vergeleken met de onder verdachte in beslag genomen schoenen. Bij vergelijkend onderzoek tussen de linkerschoen van verdachte en het veiliggesteld schoenspoor, veroorzaakt met een schoen van het merk Dolce en Gabbana, is gebleken dat het profiel en de maatvoering overeenkomen. Daarnaast vertoont een zeer karakteristieke grote onregelmatigheid in het afgenomen schoenspoor qua plaats en in vorm overeenkomst met een van de grote beschadigingen in de zool van de linkerschoen van verdachte. Geconcludeerd wordt dat het onderzochte spoor is (de rechtbank begrijpt: met een hoge mate van waarschijnlijkheid) veroorzaakt met de linkerschoen van verdachte.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is korte tijd na de inbraak aangehouden in de directe omgeving van de plaats waar de gestolen goederen waren achtergelaten. Voorts is uit nader onderzoek gebleken dat het op het aanrechtblad van de woning [adres] aangetroffen schoenspoor met hoge mate van waarschijnlijkheid is veroorzaakt door de linkerschoen van verdachte. De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van medeplegen. Bij dit oordeel is in aanmerking genomen dat een getuige kort na de inbraak twee jongens zag wegrennen ter hoogte van de woning aan de [adres] en er op het aanrechtblad van deze woning schoenafdrukken van twee verschillende soorten schoenen zijn aangetroffen.
De verklaring van verdachte dat hij met zijn auto bij het perceel aan de [adres] was gestopt omdat hij moest plassen, acht de rechtbank in het licht van voornoemde bewijsmiddelen niet geloofwaardig. Het betoog van de verdediging dat het aangetroffen schoenspoor onvoldoende specifiek is wordt verworpen, nu uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat een in het afgenomen schoenspoor aangetroffen zeer karakteristieke grote onregelmatigheid overeenkomt met een grote beschadiging in de zool van de linkerschoen van verdachte. Het betoog van de verdediging tenslotte dat het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] niet voor het bewijs mag worden gebruikt, behoeft geen verdere bespreking nu dit proces-verbaal niet voor het bewijs is gebruikt.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van twee zilveren tien gulden muntstukken. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat deze muntstukken - die in een grote oplage op de markt zijn gebracht - van diefstal afkomstig waren. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 09 januari 2012 te Zeist tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen twee laptops (merk Dell en Samsung) geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en [naam], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een keukenraam van die woning en inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Voor het geval de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging verzocht om te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan woninginbraak. Hij heeft zich samen met een ander de toegang tot de woning verschaft door vernieling van een keukenraam en een tweetal laptops weggenomen. De rechtbank acht het bewezenverklaarde feit ernstig. Niet alleen is financiële schade aan het pand veroorzaakt, ook zijn er voor behoorlijke bedragen goederen ontvreemd. Ook is er een grove inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners. Een van de bewoners was ten tijde van de inbraak thuis en heeft in haar slaapkamer oog in oog gestaan met één van de inbrekers. Dit alles moet een grote impact hebben gehad op de eigenaren van de getroffen woning. Meer in het algemeen veroorzaken dergelijke brutale misdrijven in de samenleving gevoelens van grote onrust en onveiligheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 maart 2012, waaruit blijkt dat verdachte ondanks zijn jeugdige leeftijd reeds eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Gelet op de ernst en de aard van het door de verdachte gepleegde misdrijf is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen met aftrek van voorarrest passend en geboden is.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een materiële schadevergoeding van € 479,57 en een immateriële schadevergoeding van € 250,-- voor feit 1.
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen. De verdediging is van mening dat gevorderde immateriële schadevergoeding dient te worden afgewezen, nu niet vaststaat dat verdachte degene is geweest die in de slaapkamer van [aangever 1] oog in oog met haar heeft gestaan.
De rechtbank is van oordeel dat zowel de gestelde materiële als de gestelde immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank merkt hierbij nog op dat niet van belang is of verdachte dan wel zijn mededader in de slaapkamer van [aangever 1] is geweest, nu sprake is van het plegen in vereniging.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaf door middel van braak en inklimming.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf 105 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 729,54, waarvan € 479,57 ter zake van materiële schade en € 250,-- ter zake van immateriële schade, en het totale bedrag vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] te betalen € 729,54 te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 14 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Voorlopige hechtenis
Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 augustus 2012.
mr. P. Bender is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.