parketnummer: 16-700845-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 augustus 2012
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem, te Haarlem.
Raadsman: mr. Y. Taghi, advocaat te Rotterdam.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 30 april 2012 tot en met 1 mei 2012 te Maarssen een woninginbraak heeft gepleegd.
3. De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de vingerafdrukken van verdachte op een afdrukblad met opnamedatum 4 mei 2006 hadden moeten worden vernietigd nadat de zaak waarin deze vingerafdrukken waren afgenomen op 16 januari 2007 is geseponeerd. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd nadat hij in de onderhavige zaak met een match van zijn vingerafdrukken is geconfronteerd.
Deze bekennende verklaring die door verdachte is afgelegd moet worden aangemerkt als ‘fruit of the poisonous tree’ en moet volgens de raadsman dus net als de vingerafdrukmatch van het bewijs worden uitgesloten. Indien geen match met de vingerafdrukken van verdachte was gevonden, was verdachte immers niet in beeld gekomen tijdens het opsporingsonderzoek, aldus de raadsman.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. De bespreking van het verweer
Het verweer van de raadsman steunt op de opvatting dat de afname van vingerafdrukken van verdachte en het naar aanleiding daarvan vervaardigde en opgeslagen afdrukblad in een andere strafzaak tegen verdachte een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) betreft dat bij het voorbereidend onderzoek is begaan.
De rechtbank is echter van oordeel dat, voor zover het niet vernietigen van dit afdrukblad al een vormverzuim oplevert, een dergelijk vormverzuim niet kan worden begrepen als een verzuim dat is begaan bij het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv, aangezien onder het voorbereidend onderzoek wordt verstaan het onderzoek dat voorafgaat aan de behandeling ter terechtzitting van de onderhavige ten laste gelegde feiten (Vgl: Hoge Raad 31 mei 2011, LJN: BP1179).
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het belang van verdachte, dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang van verdachte zodat een eventuele schending van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer door de afname en opslag van de vingerafdrukken van verdachte niet zonder meer een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, Sv (Vgl: Hoge Raad 3 juli 2012, LJN: BV1800).
Het verweer wordt, gelet op het bovenstaande, verworpen.
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [adres] te Maarssen in de periode van 30 april 2012 tot en met 1 mei 2012. Een slaapkamerraam boven de erker van zijn woning was opengebroken. Bij de inbraak zijn de volgende spullen weggenomen:
- 2 spelcomputers van het merk Sony, type Playstation 3;
- 2 spelcomputers van het merk Sony, type PSP;
- 25 spelletjes voor Playstation 3;
- 2 rugzakken;
- sieraden;
- sleutels.
Deze goederen zijn eigendom van [aangever 1] .
Op 2 mei 2012 heeft de politie sporenonderzoek verricht in de woning aan de [adres] te Maarssen. Hierbij werd geconstateerd dat een draairaam van een slaapkamer was open gewrikt waardoor schade was ontstaan aan het hout van het raam en het kozijn. In de woning werd een witte opengescheurde enveloppe aangetroffen en veiliggesteld. Op 2 mei 2012 werd bij nader onderzoek van deze enveloppe een dactyloscopisch spoor aangetroffen dat werd gewaarmerkt met nummer AAEH0895NL . Het dactyloscopisch spoor met voornoemd nummer is geïdentificeerd op [verdachte], geboren op [1990] .
Verdachte heeft bij een verhoor in raadkamer verklaard dat hij de inbraak in Maarssen heeft gepleegd. Verdachte is via een afdak bij een slaapkamerraam gekomen en is door dit raam de woning binnen geklommen. Hij heeft het raam opengemaakt met een schroevendraaier. Verdachte heeft het huis doorzocht en spullen meegenomen . Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting bevestigd .
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 30 april 2012 tot en met 1 mei 2012 te Maarssen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres], aldaar heeft weggenomen vier spelcomputers van het merk Sony, type Playstation 3 en van het merk PSP en 25 spelletjes voor de Playstations 3 en sieraden en twee rugzakken en sleutels, toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak van een slaapkamerraam.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 100 dagen waarvan 22 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft tevens oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden gevorderd: een meldingsgebod, andere voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende en deelname aan een gedragsinterventie. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen aan verdachte worden geretourneerd.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd en heeft ervoor gepleit dat de in beslag genomen voorwerpen aan verdachte worden teruggegeven.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Hij heeft daarmee materiële schade en tevens overlast veroorzaakt voor de bewoners van deze woning. Daarnaast heeft verdachte de bewoners in de privacy van hun woning aangetast.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 juni 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld doch niet wegens het plegen van inbraken.
Tevens heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies, de verdachte betreffende, van de Reclassering Nederland van 9 augustus 2012, opgemaakt door A. Goossens, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldingsgebod, andere voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende en deelname aan een gedragsinterventie. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij begeleiding van de reclassering wenselijk vindt bij het vinden van werk zodat hij zijn schulden kan afbetalen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 100 dagen waarvan 22 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Daarbij acht zij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in voormeld reclasseringsadvies passend en geboden.
7. Het beslag
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de voorwerpen die bij de volgende nummers in de aan dit vonnis gehechte beslaglijst worden genoemd: 1, 3 tot en met 8.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 22 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd en stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich binnen twee dagen na dit vonnis moet melden bij Reclassering Nederland op telefoonnummer 030-2305454. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte deelneemt aan begeleiding door Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT) Utrecht of een soortgelijke instantie, zo lang de betreffende instantie en/of reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte deelneemt aan de gedragsinterventies: cognitieve vaardigheidstraining+ (CoVa+) en arbeidsvaardigheden training (ARVA);
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 3 tot en met 8.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 augustus 2012.