ECLI:NL:RBUTR:2012:BX8542

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
31 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/712016-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van kinderporno met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 31 augustus 2012, is de verdachte veroordeeld voor het bezit van kinderporno. De zaak kwam aan het licht na een forensisch onderzoek in de woning van de verdachte op 22 september 2010, waar medewerkers van de Politie Utrecht een computer in beslag namen. Tijdens een doorzoeking op 23 september 2010 werden meerdere gegevensdragers, waaronder twee computers en een laptop, in beslag genomen. De daarop aangetroffen bestanden bevatten tachtig kinderpornografische afbeeldingen en 36 kinderpornografische filmfragmenten, die door gecertificeerde zedenrechercheurs zijn bekeken. De rechtbank concludeert dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van dit materiaal, aangezien hij tijdens zijn verhoor verklaarde dat hij de bestanden opende en bekeek.

De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno strafbaar is op basis van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, waarbij opzet vereist is. De verklaring van de verdachte dat de bestanden mogelijk automatisch zijn binnengekomen via Windows Live Messenger werd door de rechtbank als onwaarschijnlijk beoordeeld. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de afbeeldingen en films opzettelijk in zijn bezit had. De verdachte werd vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op het verspreiden of produceren van kinderpornografisch materiaal.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met het relatief geringe aantal afbeeldingen en films, evenals het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen voor dergelijke feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van kinderporno op de slachtoffers, en dat het noodzakelijk is om ook degenen die kinderporno downloaden en verzamelen aan te pakken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/712016-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 augustus 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1949] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats].
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 augustus 2012. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte kinderporno heeft verspreid en/of aangeboden en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of in zijn bezit heeft gehad.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderporno in zijn bezit heeft gehad. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd om verdachte vrij te spreken van de eerste verfeitelijking voor zover deze betreft het gedeelte “vaginaal penetreren”, de tweede verfeitelijking voor zover deze betreft “betasten van de vagina en/of borsten en/of billen” en afbeelding nummer 15.
De officier van justitie baseert zich ten aanzien van hetgeen zij bewezen acht op het proces-verbaal van doorzoeking van de woning van verdachte, het daarbij aantreffen van de computer en het onderzoek naar de inhoud van de bestanden op de computer, waarbij kinderporno werd aangetroffen.
4.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 24 januari 2008 tot en met 22 september 2010 kinderpornografische afbeeldingen en films in zijn bezit heeft gehad, zoals in de bewezenverklaring vermeld op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 22 september 2010 is forensisch onderzoek verricht in de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats]. Medewerkers van het team Digitale Expertise van Politie Utrecht hebben een aangetroffen computer onderzocht en in beslag genomen. Op 23 september 2010 vond onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaats in de woning van verdachte. Tijdens de doorzoeking werden diverse gegevensdragers in beslag genomen, waaronder twee computers en een laptop. De aangetroffen bestanden op deze gegevensdragers zijn door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden gecertificeerde zedenrechercheurs, bekeken. Nadat alle grafische bestanden waren bekeken, werd geconstateerd dat op de twee computers en de laptop van verdachte tachtig kinderpornografische afbeeldingen en 36 kinderpornografische filmfragmenten stonden . Verbalisanten hebben beschreven wat op deze aangetroffen afbeeldingen en films te zien was. Dit geeft een algemeen beeld van de aangetroffen collectie. Aan de datum van de laatste bewerking was te zien dat deze kinderpornografische afbeeldingen en filmfragmenten vermoedelijk tussen 24 januari 2008 en 15 september 2010 op de gegevensdrager zijn geplaatst dan wel voor het laatst zijn bewerkt.
De rechtbank stelt op basis van de beschrijvingen en de bevindingen van de verbalisanten vast dat de genoemde afbeeldingen en filmfragmenten, zoals deze ook zijn tenlastegelegd, een kinderpornografisch karakter hebben.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat de twee computers en de laptop die in zijn woning aanwezig waren zijn eigendom waren en alleen hij hiervan gebruik heeft gemaakt. Verdachte heeft over het bezit van kinderpornografische afbeeldingen en films bij de politie verklaard dat deze mogelijk op zijn computer en laptop stonden, maar dat hij deze nooit heeft gedownload, maar dat deze meekwamen met Windows Live Messenger toen hij met mensen in gesprek was. Verdachte verklaarde tijdens zijn verhoor bij de politie dat hij de files opende en hiernaar keek.
Uit het proces-verbaal van digitaal specialist bij het Team Digitale Expertise, [digitaal specialist], volgt dat het niet mogelijk is dat de kinderporno automatisch is meegekomen toen verdachte in gesprek was met anderen op Windows Live Messenger. Bij de op de computer van verdachte aangetroffen versie van Windows Live Messenger moet door de gebruiker een actieve handeling worden verricht om de bestanden te ontvangen. De gebruiker moet op accepteren drukken. Pas daarna wordt het bestand toegezonden en op de computer gezet.
De rechtbank overweegt dat het in bezit hebben van kinderporno in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht strafbaar is indien sprake is van opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm. Daarbij moet vast komen te staan dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van kinderporno op zijn gegevensdragers en dat dit materiaal ook daadwerkelijk voor hem toegankelijk was.
De rechtbank acht het op grond van de bevindingen van digitaal specialist [digitaal specialist] - te weten dat door verdachte een actieve handeling moet worden verricht om de bestanden te kunnen ontvangen - niet aannemelijk dat verdachte de betreffende afbeeldingen en films per ongeluk, als bijvangst, heeft ontvangen tijdens gesprekken met anderen via Windows Live Messenger. De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt dan ook niet aannemelijk. Dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van kinderporno op zijn computers en laptop wordt bovendien bevestigd door het feit dat verdachte, naar eigen zeggen, de files opende en hiernaar keek.
De rechtbank acht gelet op het voornoemde wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tachtig kinderpornografische en zesendertig kinderpornografische films in zijn bezit heeft gehad.
Nu uit het onderzoek niet is gebleken dat verdachte zich heeft bezig gehouden met het verspreiden en/of produceren van kinderpornografisch materiaal, zal de rechtbank verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 24 januari 2008 tot en met 22 september 2010 te Maarssen meermalen een aantal afbeeldingen en filmbestanden, te weten 80 foto's en 36 films, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen en filmbestanden seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het anaal penetreren met de penis en vinger door zichzelf en door een volwassen man/een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt van het lichaam van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet hebben bereikt (de afbeeldingen met nummers 4 en 9 en 11 en 13 en 14 en 17 van het proces-verbaal beschrijving multimediafiles en film 3 van het aanvullend proces-verbaal beschrijving multimediafiles)
en
het (laten) betasten van de (stijve) penis van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren
nog niet hebben bereikt door een volwassen man/een persoon die eveneens kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (de afbeeldingen met nummers 1 en 8 en 18 van het proces-verbaal beschrijving multimediafiles en films 1 en 4 van het aanvullend proces-verbaal beschrijving multimediafiles)
en
het (laten) vasthouden en in de mond (laten) nemen van de stijve penis van een volwassen man door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (de afbeelding met nummer 12 van het proces-verbaal beschrijving multimediafiles)
en
het in de mond (laten) nemen van de penis van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt door een volwassen man/een persoon die eveneens kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (de afbeeldingen met nummers 3 en 6 en 19 van het proces-verbaal beschrijving multimediafiles en film 2 van het aanvullend
proces-verbaal beschrijving multimediafiles)
en
het houden van een (stijve) penis naast het gezicht/lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (afbeelding met nummer 16 van het proces-verbaal beschrijving multimediafiles)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij deze personen in erotisch getinte houdingen poseren die niet bij hun leeftijd passen en door het camerastandpunt en de (onnatuurlijke) pose en de uitsnede van de afbeeldingen nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden en waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling (de afbeeldingen met nummers 2 en 5 en 7 en 20 van het proces-verbaal beschrijving multimediafiles).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno door kinderpornografische afbeeldingen en films te downloaden. Het bezit van kinderporno is buitengewoon verwerpelijk, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen en films kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In de meeste gevallen lopen de kinderen die hieraan bloot worden gesteld, grote psychische schade op die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor voornoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk niet alleen diegenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar ook degenen die kinderporno downloaden en/of verzamelen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het relatief geringe aantal afbeeldingen en films die verdachte in zijn bezit had. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het feit dat verdachte op 23 september 2010 voor het eerst is gehoord over het bezit van kinderporno, maar dat het vervolgens lange tijd heeft geduurd alvorens de zaak op zitting is aangebracht. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juli 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor het plegen van dit soort feiten.
De rechtbank maakt uit een brief van Reclassering Nederland van 20 maart 2012 op dat het de reclassering niet is gelukt om in contact te komen met verdachte. Nu verdachte ook op de zitting niet is verschenen is de rechtbank niets bekend over zijn huidige persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden en ziet anders dan de officier van justitie geen meerwaarde in een langere gevangenisstraf.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 augustus 2012.