ECLI:NL:RBUTR:2012:BX8064

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710977-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en gevangenisstraf

Op 5 september 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een woningoverval. De officier van justitie stelde dat de aanhouding van de verdachte op een rechtmatige wijze had plaatsgevonden, maar de rechtbank was het niet eens met de verdediging die stelde dat de aanhouding excessief was. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting werd een fotoconfrontatie uitgevoerd waarbij de aangever de verdachte herkende als een van de overvallers. De rechtbank constateerde dat de fotoconfrontatie correct was uitgevoerd en verwierp het verweer van de verdediging dat deze niet als bewijs mocht worden gebruikt. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de woningoverval, waarbij drie horloges en een iPhone 4 waren weggenomen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de voorgeschiedenis van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die het slachtoffer was van de overval. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor een deel niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de schade door de verzekering was vergoed. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 september 2012.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710977-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 september 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
gedetineerd te HvB Zwaag te Zwaag,
raadsman mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd en daarbij drie horloges en een iPhone 4 heeft weggenomen.
3. De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, omdat de aanhouding van verdachte op een zeer gevaarlijke wijze is verlopen. Dusdanig excessief optreden mag niet onopgemerkt en niet onbestraft blijven, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ontvankelijk is in de vervolging, omdat de aanhouding op een gerechtvaardigde manier is verlopen.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de raadsman ten aanzien van de aanhouding van verdachte niet. Uit het proces-verbaal van de betreffende verbalisanten blijkt weliswaar dat zij met hun voertuig de scooter van verdachte met lage snelheid aan de achterzijde hebben aangetikt en dat verdachte hierdoor ten val kwam, doch dit kan niet aangemerkt worden als ‘bijna doodgereden’ zoals de raadsman heeft betoogd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hier geen sprake is van een zodanig excessief optreden van de politie dat dit gevolgen moet hebben voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er voor het overige geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. Het signalement, dat door de aangever is gegeven, komt niet overeen met verdachte. De fotoconfrontatie is gebrekkig tot stand gekomen en niet in overeenstemming met het besluit toepassingen maatregelen in belang van het onderzoek. De bevindingen uit deze fotoconfrontatie dienen derhalve te worden uitgesloten van het bewijs. Zonder de bevindingen uit de fotoconfrontatie is er geen wettig en overtuigend bewijs en dient er vrijspraak te volgen, aldus de raadsman.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat hij op marktplaats adverteerde met horloges. Aangever had op 29 april 2011 een afspraak bij hem thuis met ene [naam] (hierna te noemen: [naam]) om de horloges te verkopen . [naam] verscheen omstreeks 22.15 uur en aangever liet hem binnen. Op een gegeven moment vroeg [naam] aan aangever of zijn vriend naar binnen mocht komen om het geld te brengen voor de horloges en aangever stemde daarin toe. Aangever heeft verklaard dat hij vervolgens door beide mannen is vastgebonden en op de bank is geduwd. De mannen zeggen tegen aangever dat hij rustig moet blijven. De donkere man ging toen op aangever liggen. Vervolgens ligt aangever op de grond en [naam] zegt tegen aangever dat hij zijn handen op zijn rug moet doen. Op de mond van aangever wordt tape geplakt en ook om zijn polsen en enkels wordt tape gebonden door beide mannen. Vervolgens worden de broekzakken van aangever doorzocht. Er zijn drie horloges, twee van het merk Rolex en één van het merk Audemars-Piquet, en een iPhone 4 weggenomen. De twee mannen verlaten het huis van aangever op 30 april 2011, omstreeks 00.33 uur.
Aangever geeft een signalement van de man die hij kent als [naam]. Het signalement houdt in:
- man;
- ongeveer 28 jaar;
- getinte huidskleur;
- stevig postuur;
- ongeveer 1.80 meter lang;
- een verzorgd kroesbaardje;
- een tatoeage in zijn nek;
- een tribal-achtige tatoeage hand/pols aan de pinkzijde;
- droeg een grote ring en in beide oren oorbellen;
- mist een linkertand, ter hoogte van zijn hoektand, boven in zijn gebit;
- droeg een horloge, Nike schoenen, spijkerbroek en vest;
- sprak met een buitenlands, Zuid-Amerikaans accent.
Er vindt een fotoconfrontatie plaats. Aangever herkent verdachte als zijnde één van de overvallers.
Ter zitting heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte een kroesbaard , een tatoeage van een stierenkop aan de rechterkant van zijn nek, een tribal-achtige tatoeage op zijn rechterhand aan de pinkzijde heeft en dat verdachte een tand mist naast zijn linkerhoektand, boven in zijn gebit.
Ter zitting heeft aangever, gehoord als getuige, verklaard dat hij verdachte zonder enige twijfel herkent als zijnde één van de overvallers.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt ten aanzien van het signalement van verdachte het volgende. Aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat de overvaller aan de linkerkant van zijn nek een tatoeage in zijn nek heeft en tevens een tatoeage op zijn linkerhand/pols aan de pinkzijde. Ter zitting heeft aangever erop gewezen dat de tatoeage zich aan de rechterkant van de nek van de overvaller bevond. Dit heeft de rechtbank ter gelegenheid van de terechtzitting kunnen waarnemen, nadat verdachte desgevraagd de betreffende tatoeages aan de rechtbank heeft getoond, Naar het oordeel van de rechtbank is de bij aangever ontstane verwarring met betrekking tot de locaties (linker of rechter zijde) van de bij verdachte zichtbare tatoeages verklaarbaar, nu aangever op de bewuste avond gedurende langere tijd tegenover verdachte heeft gezeten en vanuit het gezichtspunt van aangever de linkerkant van verdachte voor hem rechts was en andersom. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het gegeven signalement voor het overige zo specifiek is, dat het in samenhang met de twee herkenningen door aangever, niet anders kan dan dat verdachte degene is die aangever heeft omschreven in zijn aangifte.
Ten aanzien van de fotoconfrontatie overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier blijkt dat de fotoconfrontatie geheel volgens de regels is uitgevoerd. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dat de bevindingen uit de fotoconfrontatie niet kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op of omstreeks 30 april 2011 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie horloges van het merk Rolex en Audemars-Piguet en een iPhone 4, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
-die [benadeelde] heeft/hebben vastgepakt en op een bank geduwd en op die [benadeelde] is gaan liggen en
- vervolgens die [benadeelde] naar de grond heeft/hebben gebracht en
-tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd -zakelijk weergegeven- dat hij rustig moest blijven en zijn handen op zijn rug moest doen en
-de polsen/armen en de enkels/voeten van die [benadeelde] met tape heeft/hebben vastgebonden en tape over zijn mond heeft/hebben geplakt en de broekzakken van die [benadeelde] heeft/hebben doorzocht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval. Verdachte heeft zich bij zijn handelen uitsluitend laten leiden door zijn eigen financiële gewin en heeft geen oog gehad voor het gegeven dat dergelijke feiten bijdragen aan gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Het is een feit van algemene bekendheid dat woningovervallen ernstige en langdurige psychische schade aan kunnen richten bij de slachtoffers. Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 juli 2012, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 11 juli 2012, waarin de reclassering zich onthoudt van een strafadvies en spreekt over een hoog recidiverisico en risico op letselschade voor willekeurige personen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf geheel recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte en niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf.
7. De benadeelde partij
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] toe te wijzen tot een bedrag van € 23.850,50, waarvan € 21.850,50 ter zake van materiële schade, betrekking hebbende op de horloges Rolex Submariner, Rolex Day-Date, Audemars-Piquet, de porto- telefoon- en reiskosten, en € 2.000,-- ter zake van immateriële schade met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat verdachte het feit niet heeft gepleegd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 26.179,--. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 23.850,50 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 21.850,50 ter zake van materiële schade, betrekking hebbende op de horloges Rolex Submariner, Rolex Day-Date, Audemars-Piquet, de porto- telefoon- en reiskosten, en € 2.000,-- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. De rechtbank zal dit bedrag hoofdelijk toewijzen, nu verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag een onevenredige belasting voor het strafproces, dan wel blijkt uit de bijlagen dat deze schade is vergoed door de verzekering, en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 23.850,50, waarvan € 21.850,50 ter zake van materiële schade en € 2.000,-- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde], € 23.850,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 154 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. I.M. Vanwersch en mr. G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 september 2012.
Mr. Kleijne is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.