parketnummer: 16/601102-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 september 2012
[verdachte]
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
verblijvende te [adres], [woonplaats].
Raadsman mr. O.E. de Jong, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 14 november 2011 in Bunnik, al dan niet met voorbedachte rade, heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) te doden.
Subsidiair: op 14 november 2011 in Bunnik, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Meer subsidiair: op 14 november 2011 in Bunnik, al dan niet met voorbedacht rade, heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair aan hem ten laste gelegde poging doodslag heeft begaan. Verdachte is bewust met zijn auto op [slachtoffer] ingereden en heeft daarmee de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] aanvaard, aldus de officier van justitie. De officier van justitie acht ‘voorbedacht rade’ niet wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe bevinden zich diverse contra-indicaties in het dossier, waaronder de verklaring van verdachte dat er in zijn hoofd een knop om ging.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
Er is geen sprake van voorbedachte rade. Verdachte kreeg een black-out en heeft kennelijk in een opwelling/impuls gas gegeven en is tegen [slachtoffer] aangereden. Hij heeft geen gelegenheid gehad tot nadenken en als die gelegenheid er al was, dan is deze niet benut. Verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging moord, alsmede van de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling met voorbedachte rade.
De poging doodslag kan evenmin wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Er is geen sprake van (voorwaardelijk opzet). Gelet op de snelheid waarmee verdachte [slachtoffer] heeft aangereden, kan niet bewezen worden dat hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou overlijden.
De verdediging is van mening dat zware mishandeling, zoals subsidiair ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven.
4.3.1. De feiten blijkend uit de bewijsmiddelen betreffende feit 1 primair
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 14 november 2011 met zijn auto achter [slachtoffer] is aangereden, vlak achter haar is gaan rijden, gas heeft gegeven en vervolgens tegen haar aan is gereden. Hij zag dat [slachtoffer] tegen de voorruit van zijn auto aan klapte. Getuige [getuige] (hierna: [getuige]) heeft gezien dat op 14 november 2011 op de parallelweg van de N229, ter hoogte van Odijk, een auto over iets heen reed. [getuige] zag dat de auto twee keer omhoog kwam; de auto reed met de voorbanden en daarna met de achterbanden over iets heen. Ter hoogte van waar getuige [getuige] de auto omhoog had zien komen, zag getuige [getuige] een fiets liggen. [getuige] ging ter plaatse kijken. Hij zag een vrouw ernstig gewond op de grond liggen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij fietste in de richting van Bunnik toen zij ineens iets hard tegen haar rug aan voelde en door de lucht heen vloog. Ook merkte zij dat er een auto over haar heen reed. Dit was de auto van verdachte. Naast forse schaafwonden op de rechterflank en billen, liep [slachtoffer] een bekkenfractuur op, waaraan zij geopereerd werd. Ook verloor zij een voortand.
Onderzoek aan de auto wees uit dat de motorkap en de voorruit van de auto beschadigd waren.
4.3.2. Aanvullende bewijsoverwegingen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met zijn auto achter [slachtoffer] is aangereden omdat hij nog iets tegen haar wilde zeggen. Hiertoe had hij zijn snelheid aan haar aangepast. Hij voelde zich machteloos en verdrietig. Op een gegeven moment heeft hij zijn gas ingetrapt en een beweging naar rechts gemaakt. Hij is met de voorkant van zijn auto recht tegen het achterspatbord en achterwiel van de fiets aangereden. [slachtoffer] klapte tegen de voorruit van de auto aan. Verdachte heeft, naar eigen zeggen, niet gemerkt dat hij ergens overheen reed.
Door getuige [getuige] is gezien dat de auto van verdachte tweemaal omhoog kwam. Gelet op deze observatie, de verklaring van [slachtoffer] dat de auto van verdachte over haar heen is gereden, het feit dat [slachtoffer] tegen de voorruit van de auto is aangeklapt en de aard van het letsel dat zij heeft opgelopen, concludeert de rechtbank dat verdachte, nadat [slachtoffer] van de motorkap was afgevallen over [slachtoffer] heen is gereden. Voorts heeft [getuige] verklaard dat de auto ongeveer 40 kilometer per uur reed. Door de Verkeerspolitie is gerapporteerd dat gezien de (relatief geringe) schade aan de fiets en de auto de snelheid van de auto op het moment van de aanrijding niet hoog was. Niet aannemelijk is dat de auto sneller heeft gereden dan 60 kilometer per uur.
De rechtbank is, gelet op alle omstandigheden van oordeel dat er sprake is van een poging tot doodslag. Verdachte heeft gas gegeven en is met zijn auto recht achter op de fiets van [slachtoffer] ingereden. Hierdoor heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een bekkenfractuur. Het op een dergelijke wijze met een auto inrijden op een fietser kan bezwaarlijk anders worden aangemerkt dan gericht op de dood van [slachtoffer]. Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer een auto recht achter een fietser rijdend gas geeft en daardoor achterop een kwetsbare verkeersdeelnemer als een fietser inrijdt de aanmerkelijke kans bestaat dat de fietser komt te overlijden. In de uiterlijke verschijningsvorm van het met een auto achter op een fietser inrijden, ligt het opzet op doodslag dan ook besloten. Dat verdachte met een (relatief) lage snelheid op [slachtoffer] is ingereden kan aan dit oordeel niet af doen.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 14 november 2011 heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 november 2011 te Odijk, gemeente Bunnik, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
terwijl die [slachtoffer] op een fiets over de parallelweg van de N229 fietste
- met zijn, verdachtes, auto achter die [slachtoffer] is aangereden en
- vervolgens met die auto vanachter tegen die fietsende [slachtoffer] is gereden waardoor die [slachtoffer] op de motorkap en tegen de voorruit van die auto is gebotst/gevallen en
- vervolgens, nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen met die auto over die [slachtoffer] heen is gereden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Primair: poging doodslag.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 8 februari 2012 van deskundige mr. drs. R.A. Sterk. In dit rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd:
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO en van een depressieve stoornis.
Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO.
Betrokkene ervaart met name problemen met zijn emotieregulatie en op sociaal gebied. Hij heeft weinig zicht op zijn gevoelsleven en hij vindt het moeilijk om zijn emoties te reguleren. Op sociaal gebied kan hij zich moeilijk verplaatsen in anderen en kan hij moeilijk emoties van anderen invoelen.
Er lijkt ten tijde van het tenlastegelegde sprake van een niet goed ingeschatte sociale situatie waarin hij weinig zicht had op zijn eigen gedrag. Hij was overgeleverd aan zijn emoties, die hij niet goed kon hanteren. In het normale verkeer ontwijkt hij sociale situaties, met name wanneer er spanningen ontstaan trekt hij zich terug. Dit is de wijze waarop hij zijn emoties reguleert. Echter tijdens het tenlastegelegde zocht hij ten aanzien van het slachtoffer het contact juist op terwijl hij niet goed is in het hanteren van emoties rond (spanningsvol)contact. Deze problematiek hangt samen met zijn autisme spectrum stoornis.
Betrokkene moet in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde te kunnen inzien. Hij is echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat om zijn wil (…) geheel in vrijheid te kunnen bepalen.
De rechtbank wordt geadviseerd om betrokkene ten aanzien van het tenlastegelegde –indien bewezen– verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het gepleegde strafbare feit over en maakt deze tot de hare. Overeenkomstig deze conclusie kan echter niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er zijn voorts ook geen andere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, waarvan 91 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren. Alsmede een werkstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de volgende bijzonder voorwaarden aan verdachte op te leggen:
* dat verdachte moet meewerken met een Reclasseringstoezicht. Verdachte dient mee te werken zo frequent en zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht. Reclasseringscontacten in het kader van toezicht kunnen plaatsvinden op het adres van de begeleide woonvorm waar verdachte woonachtig is.
* dat verdachte wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek bij De Waag in Utrecht of soortgelijke ambulante forensisch zorg, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven.
* dat verdachte wordt verboden contact te leggen met [slachtoffer] (aangeefster), zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht.
Daarnaast heeft de officier verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto van verdachte gevorderd. Zij heeft ter zitting aangegeven dat de dagwaarde € 6.850,00 is.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven de eis van de officier van justitie passend te vinden, met uitzondering van de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto. De raadsman verzoekt om teruggave, zodat verdachte de auto kan verkopen en enig geld heeft dat hij kan aanwenden voor verhuizingen en/of begeleiding.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is met zijn auto ingereden op het slachtoffer die op haar fiets zat. Het slachtoffer is hierdoor tegen de voorruit van de auto van verdachte geknald, vervolgens op de weg terecht gekomen, waarna verdachte met zijn auto over het slachtoffer heen reed. Hierdoor is het slachtoffer ernstig verwond geraakt. De botsing met en het vervolgens overrijden van het slachtoffer had fatale gevolgen voor haar kunnen hebben.
Doodslag wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. In onderhavige zaak is het bij een poging gebleven. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd hiervan de nadelige gevolgen, zowel lichamelijk als psychisch, ondervinden. Dit volgt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer].
Naast de ernst van het feit zijn er ook factoren waarmee de rechtbank ten voordele van verdachte rekening zal houden.
Zo houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
In het psychologisch onderzoek pro justitia van 8 februari 2012 van deskundige mr. drs. R.A. Sterk wordt, zoals reeds onder 5.2 weergegeven, de rechtbank geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten ten aanzien van het tenlastegelegde. Om de kans op herhaling in de toekomst te verkleinen, wordt in het rapport geadviseerd om aan verdachte een behandeling aan te bieden gericht op het beter leren hanteren van emoties in het kader van de aanwezige autisme spectrum problematiek. Meer specifiek wordt geadviseerd een behandeling bij De Waag te Utrecht op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Ook wordt de rechtbank in overweging gegeven de Reclassering toezicht te laten houden op deze voorwaarde.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van het Reclasseringsadvies, opgemaakt door V, Evelijn Veere d.d. 18 juli 2012. Hierin wordt, evenals in het advies van deskundige mr. drs. R.A. Sterk, geadviseerd aan verdachte een behandelverplichting op te leggen voor zijn psychische problematiek bij De Waag in Utrecht of soortgelijke ambulante forensische zorg. Daarnaast wordt in het Reclasseringsadvies geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, met daarbij ook als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een contactverbod betreffende het slachtoffer.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de proceshouding van verdachte waarin hij ruimhartig openheid van zaken heeft gegeven en waarbij hij zichzelf niet heeft gespaard. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een kaart, een brief en een bos bloemen naar het slachtoffer heeft gestuurd om zijn excuses te maken. De rechtbank heeft de indruk dat er bij verdachte sprake is van oprecht berouw.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf en verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto noodzakelijk is, waarbij de rechtbank zich zal aansluiten bij de door de officier van justitie geformuleerde eis. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie, gelet op de ernst van het feit en de persoon van verdachte. Een deel van de op te leggen straf zal voorwaardelijk opgelegd worden. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering en behandeling mogelijk. Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en dat het bewezenverklaarde strafbare feit is begaan met behulp van dit voorwerp. De rechtbank overweegt bij de verbeurdverklaring dat aangenomen kan worden dat de waarde van de auto niet de door de officier gestelde bedraagt, aangezien de officier uitgaat van de dagwaarde van een onbeschadigde auto. Uit het dossier komt naar voren dat de auto ernstig beschadigd is geraakt ten tijde van het strafbare feit, waardoor de waarde van de auto aanzienlijk minder zal zijn. De rechtbank acht het niet gewenst dat verdachte nog enig financieel voordeel heeft van de auto waarmee hij het slachtoffer zoveel schade heeft berokkend.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24, 33, 33a 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de primair tenlastegelegde poging moord;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: Poging doodslag.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 100 (honderd) dagen, waarvan 91 (éénennegentig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich verplicht laat behandelen voor zijn psychische problematiek bij De Waag in Utrecht of soortgelijke ambulante forensisch zorg, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven.
* dat verdachte gedurende de proeftijd wordt verboden contact te leggen met [slachtoffer] (aangeefster), in elk geval zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 200 (tweehonderd) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 (honderd) dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto Daihatsu Cuore, met kenteken [kenteken] en ibg. nr. [nummer];
Voorlopige hechtenis
- heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang vanaf het moment waarop het vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. E.A.A. van Kalveen en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 september 2012.