ECLI:NL:RBUTR:2012:BX7313

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
785661 UC EXPL 11-19298 PK 442
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedenktijd bij overeenkomst op afstand voor opleiding en informatieplicht

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Utrecht op 12 september 2012, ging het om een geschil tussen de Leidse Onderwijsinstellingen B.V. (LOI) en een gedaagde die zich had ingeschreven voor de opleiding HBO Rechten. LOI vorderde betaling van € 1.775,-- aan cursusgeld, maar de gedaagde had het lespakket teruggestuurd en verklaarde van de opleiding af te willen zien. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tijdig gebruik had gemaakt van haar recht om de overeenkomst te ontbinden, omdat de bedenktijd van toepassing was. De bedenktijd was in dit geval drie maanden, omdat LOI niet had voldaan aan haar informatieplicht over de mogelijkheid van ontbinding. De rechter stelde vast dat de informatie over de bedenktijd in de inschrijvingsvoorwaarden van LOI niet correct was, aangezien deze een kortere termijn van zeven dagen vermeldde. Hierdoor was de gedaagde niet op de juiste wijze geïnformeerd over haar rechten. De kantonrechter wees de vordering van LOI af en compenseerde de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking door aanbieders van diensten bij overeenkomsten op afstand.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 785661 UC EXPL 11-19298 PK 442
vonnis d.d. 12 september 2012
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Leidse Onderwijsinstellingen B.V., h.o.d.n. LOI,
gevestigd te Leiderdorp,
verder ook te noemen LOI,
eisende partij,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders Roosendaal,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
procederende in persoon.
1. Het verdere verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
? het comparitievonnis van 11 april 2012;
? het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 18 juni 2012;
? de akte na comparitie van LOI.
Hierna is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Een door LOI overgelegd schriftelijk stuk vermeldt onder meer:
"BEWIJS VAN INTERNET-INSCHRIJVING
18-10-2010
Geachte mevrouw [gedaagde],
Hierbij bevestigen wij u de ontvangst van uw inschrijving voor de opleiding HBO Rechten.
Uw inschrijving hebben wij inmiddels in orde gemaakt, met als datum 19 oktober 2010. U kunt binnen enkele dagen het eerste lesmateriaal in huis verwachten".
2.2. De Inschrijfvoorwaarden LOI hij Hoger Onderwijs (Hogeschool en University) vermelden onder meer:
"Door je in te schrijven voor een opleiding van LOI Hogeschool of LOI University ga je met ons een overeenkomst aan voor de duur van de opleiding zoals vermeld in de opleidingsinformatie en verklaar je akkoord te zijn met de voorwaarden zoals hier vermeld.
(…)
Als je via internet hebt ingeschreven, ontvang je per omgaande een e-mail van de LOI waarin de overeenkomst met jou wordt bevestigd.
(…)
Je hebt een bedenktijd van zeven (7) dagen. Binnen zeven (7) dagen na de door ons in onze bevestiging aan jou genoemde datum, kun je de overeenkomst nog zonder opgave van redenen ontbinden. Als je de overeenkomst ontbindt binnen deze ontbindingsperiode, dien je het eventueel ontvangen studiemateriaal binnen zeven (7) dagen na de ontvangst daarvan retour te zenden aan de LOI. De kosten van retourzending komen voor jouw rekening. Bewaar altijd het verzendbewijs. Nadat de ontbindingsperiode van 7 dagen is verlopen kun je de overeenkomst uitsluitend voortijdig beëindigen als voldaan is aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 7 (Voortijdige beëindiging)".
2.3. LOI heeft een bedrag van € 1.775,-- aan [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten.
3. Het geschil en de beoordeling
3.1. LOI vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
a. een bedrag van € 1.775,-- aan cursusgeld;
b. een bedrag van € 31,36 aan verschenen rente;
c. een bedrag van € 357,-- aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. de proceskosten.
3.2. LOI legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zich bij haar via het internet heeft aangemeld voor de opleiding HBO Rechten, en dat zij in gebreke is gebleven het overeengekomen lesgeld van € 1.775,-- te betalen.
3.3. [gedaagde] voert onder meer het volgende tegen de vordering aan.
Meteen na ontvangst van een grote doos met lesboeken is zij begonnen met het doornemen van de syllabus. Dit bleek niet te lukken. De boeken heeft zij niet eens uitgepakt. Zij wijt dit aan het feit dat zij lijdt aan Q-koorts. Hierdoor heeft zij haar baan moet opzeggen omdat deze te zwaar voor haar was geworden, en verder leed zij aan concentratieverlies, ernstige vermoeidheid, gewrichtspijnen en misselijkheid.
Zij heeft de doos vervolgens direct aan LOI teruggestuurd met een begeleidende brief, waarin zij een en ander heeft uitgelegd.
3.4. Bij repliek heeft LOI betwist dat zij de aan [gedaagde] gezonden doos met boeken heeft terugontvangen. In haar akte na comparitie (LOI was niet ter comparitie verschenen, hoewel de oproep wel was ontvangen) erkent zij de ontvangst alsnog. In deze akte is zij echter niet ingegaan op hetgeen [gedaagde] ter comparitie aanvullend over die terugzending heeft gesteld, namelijk dat zij boven op de doos een grote envelop met Duct-tape heeft aangebracht, met daarin een brief met uitleg dat zij moest stoppen vanwege de Q-koorts. LOI is hierop in haar akte na comparitie ten onrechte niet ingegaan, maar heeft volstaan met de stelling dat zij niet met de Q-koorts van [gedaagde] bekend was. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat die brief wel degelijk door LOI is ontvangen, en dat het haar toen duidelijk was dat [gedaagde] van de overeenkomst afzag.
Nu LOI in haar akte na comparitie stelt dat zij het lespakket 1 maand na de bedenktijd heeft ontvangen, heeft zij die retourzending – ook zonder begeleidend schrijven – overigens kennelijk wel opgevat als ontbinding van de overeenkomst door [gedaagde].
LOI stelt dat zij geen kopieën meer kan reproduceren van toegezonden facturen, maar de kantonrechter gaat ervan uit dat deze kort na de bevestiging van de inschrijving aan [gedaagde] zijn gezonden. De betalingstermijn van 30 dagen zal dus ten tijde van de ontvangst van het lespakket door LOI verstreken zijn geweest. Ook dat had voor LOI een aanwijzing behoren te zijn dat [gedaagde] van de bedenktijd gebruik wilde maken en van de overeenkomst afzag.
Ten slotte neemt de kantonrechter in aanmerking dat gebruikmaking van de bedenktijd teneinde alsnog af te zien van de overeenkomst vormvrij kan geschieden.
3.5. LOI heeft een e-mailbericht van haar aan [gedaagde] overgelegd, waarin zij de ontvangst van het lespakket bevestigt. Volgens LOI is dit e-mailbericht op 4 januari 2011 verzonden. Dit blijkt overigens niet uit de door LOI overgelegde uitdraai, de datum 4 januari 2011 is met de hand op die uitdraai bijgeschreven.
Hieruit kan in ieder geval worden geconcludeerd dat het lespakket vóór 4 januari 2011 door LOI is ontvangen.
3.6. Met betrekking tot de duur van de geldende bedenktijd overweegt de kantonrechter het volgende.
Nu het gaat om een overeenkomst tot het verrichten van diensten is op grond art. 7:46i lid 1 BW mede van toepassing art. 7:46c lid 2 BW. Dit artikel schrijft onder andere voor dat aan de koper tijdig bij de nakoming van de koop op afstand en uiterlijk bij de aflevering op duidelijke en begrijpelijke wijze schriftelijk de vereisten voor de gebruikmaking van het recht tot ontbinding van de overeenkomst als vermeld in art. 7:46d lid 1 BW dienen te worden meegedeeld. Conform art. 7:46d lid 1 BW is de termijn voor ontbinding, zonder opgaaf van redenen, 7 werkdagen na ontvangst van de zaak. Indien echter niet voldaan is aan de in artikel 7:46c lid 2 BW gestelde vereisen, bedraagt deze termijn 3 maanden.
3.7. LOI beroept zich erop dat retourzending na het verstrijken van de bedenktijd heeft plaatsgevonden. Naar de kantonrechter uit de overlegging door LOI van de Inschrijvingsvoorwaarden begrijpt bedroeg deze bedenktijd volgens LOI 7 dagen na de in de bevestiging genoemde datum (19 oktober 2010), dus 26 oktober 2010.
Nu LOI dit standpunt eerst in een zeer laat stadium van de procedure heeft ingenomen (namelijk nadat [gedaagde] had gedupliceerd, en nadat LOI - ten onrechte niet ter comparitie was verschenen), had LOI, op wie de bewijslast rust, aanstonds tevens feiten behoren te stellen waaruit volgt dat de bedenktijd inderdaad 7 dagen bedroeg. Zij had daarom tevens behoren te stellen dat en op welke wijze zij voldaan heeft aan haar informatieplicht van art. 46c lid 2 BW. Dit heeft zij niet gedaan. Uit het hierboven geciteerde "BEWIJS VAN INTERNET-INSCHRIJVING" van 18 oktober 2010 blijkt dit niet. LOI heeft volstaan met het overleggen van haar Inschrijfvoorwaarden, maar zij geeft niet aan hoe en wanneer deze aan [gedaagde] kenbaar zijn gemaakt. Aldus heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij [gedaagde] uiterlijk bij de aflevering van het lespakket op de mogelijkheid van ontbinding heeft gewezen. De bedenktijd bedraagt dus 3 maanden.
3.8. Ook in het geval de Inschrijfvoorwaarden wel tijdig aan [gedaagde] kenbaar zouden zijn gemaakt, heeft LOI niet aan haar informatieverplichtingen voldaan. Deze voorwaarden vermelden immers een kortere termijn dan in de wet is bepaald, namelijk 7 dagen na de in de bevestiging genoemde datum in plaats van 7 werkdagen na de ontvangst van het lespakket. In de bevestiging van de inschrijving is vermeld: “U kunt het lespakket binnen enkele dagen in huis verwachten”. LOI heeft niet gesteld wanneer zij het lespakket aan [gedaagde] heeft gezonden, maar dat zal dus op zijn vroegst enkele dagen later zijn geweest.
Aldus is niet voldaan aan alle in art. 46c lid 2 BW gestelde eisen, zodat ook om die reden de bedenktijd 3 maanden bedraagt.
3.9. De bedenktijd eindigde derhalve op zijn vroegst op 18 januari 2011. Nu vaststaat dat terugzending heeft plaatsgevonden vóór 4 januari 2011 heeft [gedaagde] de overeenkomst tijdig ontbonden.
3.10. Bij dupliek toont [gedaagde] het nodige begrip voor LOI, en vraagt zij niet om kwijtschelding van het gehele bedrag, maar om een regeling in der minne. In haar akte na comparitie stelt LOI echter dat zij "geen coulance (kan) verlenen". De kantonrechter rest daarom niets anders dan de vordering af te wijzen.
3.11. De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt LOI tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 september 2012.